Naar de content

Eerlijke handel in een ongelijk speelveld

Millenniumdoel 8: Meer ontwikkelingsgeld, maar de markt moet het doen

www.columbia.edu

Het budget voor ontwikkelingsgeld is gegroeid en de online en mobiele bereikbaarheid – belangrijk voor het versterken van de economie – zijn fors toegenomen. Maar millenniumdoel 8 beoogt ook eerlijke handel in een niet zo eerlijke wereld, waar belastingontwijking gemeengoed is.

Millenniumdoel 8 zou “vaag en te veelomvattend” zijn volgens de internationale pers. Dit doel gaat over eerlijke handel en ontwikkelingshulp, maar ook over de bereikbaarheid van nieuwe technologie, zoals ICT. Millenniumdoel 8 is zo breed gedefinieerd omdat zonder dit doel de overige zeven doelen moeilijk gerealiseerd kunnen worden. Armoedebestrijding en het verbeteren van de economische situatie zijn bijvoorbeeld onmogelijk met alleen ontwikkelingsgeld maar zonder een goede infrastructuur voor communicatie.

Tegenwoordig worden marktpartijen daarom ook nadrukkelijk betrokken bij het verbeteren van de levensstandaard in ontwikkelingslanden, waar volgens schattingen van de VN één miljard mensen nog moeten rondkomen van minder dan 1,25 dollar per dag. De activiteiten van bedrijven komen bovenop de officiële ontwikkelingshulp, ODA genoemd (van het Engelse Official Development Assistance): leningen en giften die door overheden aan ontwikkelingslanden beschikbaar worden gesteld. Het is de internationale organisatie OESO die de afzonderlijke bijdragen van de landen bijhoudt.

Eerlijke handel in een vrije markt

Inmiddels gaat er 135 miljard dollar aan ODA naar ontwikkelingslanden, een toename van 66 procent vergeleken met vijftien jaar gelden; voor de VN is dit een ‘geslaagd’ millenniumdoel. De Scandinavische landen, Groot-Brittannië en Luxemburg dragen meer bij dan de door de VN gewenste 0,7 procent van het Bruto Binnenlands Product of BBP (in de nieuwe doelen, na 2015 ligt het percentage ook op 0,7).

Nederland ligt daar 0,1% onder: een reden voor Jasper van Dijk, Tweede Kamerlid voor de SP, om over deze kwestie regelmatig Kamervragen te stellen aan minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Liliane Ploumen. Zij is van mening dat privaat geld steeds belangrijker wordt en ODA moet worden gebruikt “als hefboom voor het aantrekken van nieuwe geldstromen”.

In de deze maand verschenen visie van de SP Handel in de kleur van je hart: de ontwikkelingsagenda van de SP gaat de partij nog iets verder dan de VN en pleit voor 0,75% van het BBP, wat voor Nederland neerkomt op vijf miljard euro. Maar ook Van Dijk vindt alleen ontwikkelingshulp te eenzijdig en is een voorstander van meer betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het versterken van de economische positie van arme landen.

Het bedrijf East-West Seed voorziet achttien miljoen boeren in Azië van zaden, met onder meer in Nederland veredeld tomatenzaad. Goede kwaliteit zaaigoed is belangrijk voor de economische ontwikkeling van een land. Dit is een voorbeeld van bedrijfsactiviteiten die meer zoden aan de dijk zetten dan het verstrekken van ontwikkelingsgelden.

Wikimedia Commons

De valkuil is echter dat internationale bedrijven opereren in een vrije markt. Van Dijk, inmiddels woordvoerder onderwijs en internationale handel, zet vraagtekens bij het functioneren van een vrije markt die tegelijkertijd ook eerlijk moet zijn, dat wil zeggen met gelijke kansen voor alle betrokken landen. “Eerlijke handel kán vrijhandel zijn als alle landen gelijk zijn, maar in die situatie leven we niet. Er is geen gelijk speelveld. Het westerse bedrijfsleven is veel sterker dan bijvoorbeeld het Afrikaanse. Om een gezonde Afrikaanse economie op te bouwen, ontkom je niet aan een bepaalde mate van protectionisme. Daarmee zijn Aziatische tijgers als Zuid-Korea en Singapore ook groot geworden.”

TTIP-verdrag

Is het met het beperkte instrumentarium van de millenniumdoelen dan eigenlijk wel mogelijk om eerlijke handel te realiseren, terwijl het internationale speelveld zijn eigen wetten en spelregels kent? Strijdig met de millenniumdoelen van eerlijke handel zijn namelijk allerlei nieuwe plannen die eraan zitten te komen, zoals het zeer omstreden Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag (TTIP-verdrag) dat beoogt om van Europa en de VS één groot handelsblok te maken. Volgens Van Dijk hebben ontwikkelingslanden helemaal geen kans tegen zo’n superblok en is het ook qua milieu- en veiligheidsregels een race to the bottom. “Voor ontwikkelingslanden wordt het nog moeilijker te concurreren tegen zo’n enorm handelsblok.”

Starbucks is één van de bedrijven waarvan bekend is dat zij nauwelijks belasting betalen door gebruik te maken van legale belastingconstructies.

Wikimedia Commons

Toch is een millenniumdoel voor eerlijke handel een nobel streven, vindt Van Dijk. Maar de praktijk is weerbarstig. Onderdeel van het internationale economische systeem is de belastingontwijking, die eerlijke handel in de weg staat.

Van Dijk: “Alleen al via Europa wordt met allerlei belastingconstructies als postbusfirma’s maar liefst duizend miljard euro omgeleid, om te voorkomen dat grote bedrijven belasting betalen in arme landen waar zij actief zijn of hun hoofdvestiging hebben staan. Onze regering is zeer afwachtend richting Europa en wil zelf nog geen initiatief nemen om een einde te maken aan deze omstreden constructies.”

Geldstromen

Van Dijk: “Er gaat nog altijd tien keer meer geld vanuit Afrika naar Europa dan dat er geld van Europa naar Afrika gaat. Dat is onder meer terug te voeren op de schuldenlast van Afrika. Afrika moet daarom de kans krijgen zijn economie op te bouwen, net als het Westen dat heeft gedaan met beleid om de eigen markt te beschermen.”

Speciale handelstarieven voor arme landen, die deel uitmaken van de targets van millenniumdoel 8, zijn daarvoor bijvoorbeeld een instrument. De VN rapporteert dat 79 procent van de import vanuit ontwikkelingslanden belastingvrij heeft plaatsgevonden, een toename van 14 procent vergeleken met het jaar 2000.

Millenniumdoelen zijn geen beleidsinstrument. De reikwijdte is dus beperkt. Ze zijn vrijblijvend, zeker wanneer ze moeilijk te kwantificeren zijn, zoals het geval is bij eerlijke handel. Toch vindt Van Dijk het een goede zaak dat je je als wereld committeert, beter dan dat je helemaal geen doelen hebt. Maar hij waarschuwt ook dat je je niet moet blindstaren op doelen en cijfers. Als voorbeeld noemt hij Tanzania, waar – in lijn met de beoogde millenniumdoelen – kinderen wel naar school gingen en dat in de statistiek als zodanig werd gerapporteerd, maar waar geen leraar voor de klas te bekennen was. “Dan schiet je je doel voorbij en is het millenniumdoel belangrijker dan de praktijk.”

Internettoegang

Een deelaspect van millenniumdoel 8 is beter te kwantificeren dan ‘eerlijke handel’. Dat luidt: meer mensen online en een grotere mobiele bereikbaarheid. Communicatiemiddelen zijn erg belangrijk voor het versterken van de economie, zoals bijvoorbeeld in de landbouwsector. Volgens Van Dijk, die Afrika meerdere malen bezocht, moet de toegang tot mobiel telefoonverkeer en internet niet onderschat worden en is het belangrijk dat dit deel uitmaakt van de (nieuwe) millenniumdoelen. Maar liefst zeven maal meer mensen hebben toegang tot internet en mobiel verkeer sinds 2000, zo rapporteert de VN.

Ploegende boer in India, Kadmati, West Bengalen. Met 300 miljoen internetgebruikers en meer dan een miljard mobiele telefoonbezitters is het telecommunicatienetwerk in dat land één van de grootste ter wereld. Voor de (kleinschalige) landbouw biedt telecommunicatie economische kansen.

Wikimedia Commons/Steven Walling

De positieve berichtgeving vanuit de VN wordt enigszins overschaduwd door het OESO-rapport dat deze week bericht dat onderwijsprestaties met behulp van ICT niet tot betere schoolresultaten leiden dan die met potlood en papier. Maar Van Dijk ziet dat niet zo. “Er gaat natuurlijk niets boven een leraar voor de klas, online onderwijs kan daar niet tegenop. Maar een goede internetverbinding voor bedrijven of boeren is onmisbaar. Zij kunnen zich razendsnel op de hoogte stellen van de handelsomstandigheden: waar bijvoorbeeld een gunstiger prijs geboden wordt of waar overschotten zijn. Telecommunicatie is een voorwaarde voor goed handelsverkeer, zeker in landen met veel kleinschalige landbouw.”

Nieuwe doelen zijn breder

In het vervolg van de millenniumdoelen wordt steeds gesproken worden over duurzame doelen. Naast de ‘oude’ doelen van armoedebestrijding is in de nieuw te formuleren ‘post-2015 agenda’ sprake van een toekomstig pakket van duurzame werelddoelen. Daarin is klimaatverandering, biodiversiteit en duurzaamheid prominenter aanwezig; ook is er de intentie dat alle deelnemende landen gelijkwaardiger betrokken zijn bij de opstelling en uitvoering ervan.

Het kwantificeren van deze duurzame werelddoelen zal overigens niet makkelijk zijn, zeker niet als het voor de VN een taboe blijft om daar essentiële issues als bevolkingsgroei (‘de olifant in de kraamkamer’) bij te betrekken, zoals eerder in deze serie werd gemeld. Want een meetinstrument voor duurzaamheid, zoals bijvoorbeeld een ecologische voetafdruk (een kwantificering van het consumptieniveau) of – recenter ontwikkeld – een watervoetafdruk (een kwantificering van het watergebruik), zal voortdurend aangepast moeten worden door een groeiende bevolking op een planeet die dezelfde afmetingen behoudt.

Win-winsituatie

Van Dijk vindt het een goede zaak dat eerlijke handel wordt verbreed tot duurzame handel, want eerlijke handel beperkt zich tot economische voorwaarden en duurzame handel gaat ook over schone productie. “Duurzame handel levert niet alleen voordelen op voor de werknemers in arme landen, het levert ook een maatschappelijk verantwoord product. Dat is dus een win-winsituatie, zowel voor de producent als de afnemer.”

ReactiesReageer