Naar de content

‘Een sigaret opsteken in de trein was doodnormaal’

Niet normaal meer: roken in de trein

Een illustratie van twee personen die met elkaar in gesprek zijn. In een spraakwolk is een trein afgebeeld.
Een illustratie van twee personen die met elkaar in gesprek zijn. In een spraakwolk is een trein afgebeeld.
Sanne Boekel voor NEMO Kennislink

Roken in de trein is nog niet zo lang geleden afgeschaft. Maar iemand die naar sigaretten ruikt mag wel instappen. Jeroen Bommelé van het Trimbos-instituut wil meer aandacht voor ‘derdehands roken’.

Toen ik voor het eerst met de trein reisde met mijn tante Truus, moet ik ongeveer acht jaar oud zijn geweest. Het was een dubbeldekker, wat de hele ervaring extra bijzonder maakte. Als kind wilde ik natuurlijk bovenin zitten, om alles goed te kunnen zien. Helaas was dat niet mogelijk. De bovenste verdieping was gereserveerd voor rokers, en mijn tante Truus, die ernstige ademhalingsproblemen had, wilde daar absoluut niet zitten.

Roken in de trein is nog niet zo lang geleden afgeschaft. Vanaf 2003 moesten de treinen rookvrij zijn volgens de nieuwe Tabakswet. Voor die tijd was het heel gewoon om reizigers rustig een sigaret te zien opsteken in de trein. Hoewel er aparte rookcoupés waren, was er soms slechts een dun glazen deurtje dat de rokers scheidde van de niet-rokers. Zelfs in de niet-rokersgedeelten werden schadelijke stoffen uit sigarettenrook aangetroffen, omdat rook overal doorheen wist te dringen.

Volgens Jeroen Bommelé van het Trimbos-instituut vond er in de jaren negentig een keerpunt plaats. “We beseften dat roken niet alleen een kwestie was van de roker zelf, maar ook van de mensen om hen heen.” Met de opkomst van het begrip ‘meeroken’ werd de nadruk gelegd op de schade die passief roken kon veroorzaken. “Als je passief meerookt, krijg je dezelfde schadelijke stoffen binnen en loop je ook een verhoogd risico op kanker.”

Naarmate de schadelijke gevolgen van meeroken bekender werden, verschoof de focus van het recht op roken naar het recht op een gezonde omgeving. Zo hebben Nederlandse werknemers sinds 1 januari 2004 het recht op een rookvrije werkplek. Dit recht werd ingevoerd na een rechtszaak aangespannen door postmedewerker Nanny Nooijen in 2000, die gezondheidsklachten ondervond door de tabaksrook van collega’s. De rechter stelde haar in het gelijk, en vier jaar later werden alle werkgevers via een aanpassing van de Tabakswet verplicht om een rookvrije werkplek te bieden.

In 2017 ontstond het begrip ‘rookvrije generatie’, vertelt Bommelé, dat wijst op het idee dat kinderen het recht hebben om rookvrij op te groeien. “Dit betekent niet alleen dat ze niet blootgesteld mogen worden aan sigarettenrook, maar ook dat ze anderen niet mogen zien roken. Zien roken, doet roken.”

Met het oog op het ideaalbeeld van een rookvrije generatie nam de overheid verschillende maatregelen, zoals het rookvrij maken van schoolpleinen (ook ‘vapen’ valt onder dit rookverbod). Dit leidde tot een domino-effect, waarbij andere instellingen zoals kinderboerderijen en sportscholen ook besloten dat ze rookvrij wilden zijn. Zo gebeurde het dat niet alleen de treinen, maar ook de perrons in 2020 (Nederland) en 2023 (België) rookvrij werden gemaakt. “Dit was geen verplichting van de staat,” legt Bommelé uit. “De spoorwegen wilden dit zelf omdat ze het idee van een rookvrije generatie omarmden.”

En zo werd roken in onze samenleving steeds minder normaal. Maar we zijn er nog niet, denkt Bommelé. In de zoektocht naar een gezondere omgeving wordt nu ook aandacht besteed aan ‘derdehands roken’, vertelt hij. Dit fenomeen verwijst naar de schadelijke deeltjes die achterblijven op oppervlakken en kleding, zelfs nadat een sigaret is gedoofd. “Er zijn onderzoeken uitgevoerd op de couveuseafdeling van ziekenhuizen. Ouders steken buiten een sigaret op en gaan daarna terug naar de couveuseafdeling. Onderzoekers vonden later schadelijke stoffen zoals cotinine (een afbraakstof van nicotine) terug in de urine van de baby’s. Derdehands rook is dus iets om rekening mee te houden op plekken waar kwetsbare kinderen zijn.”

Als ik op een maandagochtend tijdens de spits in de trein stap, denk ik terug aan dat gesprek met Bommelé. Niemand in deze coupé zal het in zijn hoofd halen om nu nog een sigaret op te steken, maar ik kan niet voorkomen dat een zware roker naast me komt zitten. Het lijkt een brug te ver om dat te verbieden, is mijn eerste gedachte. Of mogen we verwachten dat in de toekomst zelfs niemand meer naar sigaretten ruikt?

Meer informatie: