Op 28 juni 2014 was het precies 100 jaar geleden dat aartshertog Franz Ferdinand, de troonopvolger van het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije werd vermoord. Zijn dood betekende een lont in het Europese kruitvat en zou binnen iets meer dan een maand tot een vernietigende wereldoorlog leiden. Hoe kon het zover komen? Een tweeluik over hoe de Eerste Wereldoorlog ontstond.
“Overal in Europa gaan de lichten uit,” mijmerde de Britse minister van Buitenlandse Zaken Sir Edward Grey toen hij in de avondschemering van 3 augustus 1914 uit het raam van zijn ministerie staarde. “En we zullen ze in ons leven niet meer aan zien gaan”, voegde hij er grimmig aan toe. Hij doelde op de zojuist uitgebroken Europese oorlog. Het waren angstaanjagende woorden van Grey. Maar de kans is groot dat hij ze zichzelf in de mond legde toen hij in 1925, met kennis van wat zou volgen, zijn memoires publiceerde.
In de twee dagen daarvoor had Duitsland al de oorlog verklaard aan de Britse bondgenoten Frankrijk en Rusland. Het Duitse leger zou tegen Frankrijk optrekken via België, en Groot-Brittannië had beloofd België in een dergelijk geval bij te staan.
Waarschijnlijk verwachtte Grey, net zoals de meeste Europese diplomaten, een kort en overzichtelijk oorlogje. Naar goed Europees gebruik hooguit een paar maanden vechten om de politieke verhoudingen op te schudden en de verstoorde machtsbalans tussen de grote mogendheden te herstellen. In de negentiende eeuw was dat wel vaker gebeurd. Maar dit keer liep het helemaal mis. Het ‘kleine oorlogje’ werd al snel een uitzichtloze slachting in modderige loopgraven.
Diplomatiek moeras
Terugkijkend zou je misschien kunnen zeggen dat de oorlog al jaren in voorbereiding was. Al ver voor 1914 werden er in Europa militaire allianties gesmeed en waren de grootmachten bezig zichzelf tot de tanden toe te bewapenen. Maar dat is met kennis achteraf. Wat gebeurde er precies in de ‘juli-crisis’, de maand na de moord op Franz Ferdinand op 28 juni 1914 en het uitbreken van de oorlog, begin augustus?
De aanloop naar de Eerste Wereldoorlog, en in het bijzonder de ‘juli-crisis’ is een van de best onderzochte periodes van de twintigste eeuw. Na de oorlog wezen de overwinnaars Frankrijk, Engeland en de VS het verliezende Duitsland aan als agressor. De vernederende vredesvoorwaarden en de enorme herstelbetalingen die Duitsland werden opgelegd zorgden binnen 15 jaar voor de opkomst van Hitler, het Derde Rijk en de nog veel vernietigendere Tweede Wereldoorlog.
Was die o zo belangrijke beschuldiging aan Duitsland na de Eerste Wereldoorlog wel terecht? Hoe kon het dat een op het eerste gezicht vrij onbeduidende moordaanslag binnen korte tijd tot een Europese oorlog leidde? Waarom en door wie werd het vuurtje opgestookt? Of maakte ‘het falen van de internationale diplomatie’ een oorlog misschien sowieso onvermijdelijk? (lees ook het Kennislink-artikel ‘Schuld aan de loopgraven’)
Er zijn nog veel vragen, maar weinig definitieve antwoorden. Dat blijkt wel uit de alle nieuwe studies die dit jaar verschenen. De meeste tonen vooral aan wat een diplomatiek moeras Europa aan het begin van de twintigste eeuw was. Toch zijn er politici die verantwoordelijkheid dragen. En ze werkten zeker niet alléén in Berlijn of Wenen.
Kwade nationalisten
Een gevaarlijk balletje begon te rollen toen aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophie Chotek op 28 juni 1914 in de Bosnische stad Sarajevo op de Balkan werden vermoord. Franz Ferdinand was de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, een gigantisch land in Centraal-Europa dat zich op dat moment uitstrekte van Tirol tot in het huidige Oekraïne.
Oostenrijk-Hongarije was een multi-etnisch land vol binnenlandse spanningen. Binnen de uitgestrekte grenzen (zie kaart onderaan) woonden allerlei verschillende bevolkingsgroepen, op wie het nationalisme steeds meer grip kreeg. Er was geen sprake van enige democratie: Alleen een klein groepje Oostenrijkse en Hongaarse aristocraten hadden politieke macht. Het land werd sinds 1848 geregeerd door de stokoude keizer Franz Jozef I.
In 1908 had Oostenrijk-Hongarije het onafhankelijke Bosnië geannexeerd. Vooral de Zuid-Slavische volken – Serven, Kroaten, Bosniërs – waren binnen het rijk steeds meer tot tweederangs burgers gedegradeerd. Dat zette kwaad bloed bij nationalisten van voornamelijk Servische afkomst. Het was dan ook een fanatieke Servische nationalist – de twintigjarige Gavrilo Princip – die samen met enkele vrienden een plot beraamde en het keizerlijke echtpaar doodschoot.
In de Servische hoofdstad Belgrado brak feest uit vanwege de enorme slag die de Serviërs hun onderdrukkers hadden toegebracht. De regering rond keizer Franz Jozef was woedend. Binnen enkele dagen werd er al gezinspeeld op militaire actie tegen Servië. Gavrilo Princip bleek banden te hebben met de gevreesde organisatie Zwarte Hand; een radicale groep Servische nationalisten die tot doel had met geweld de Oostenrijks-Hongaarse macht op de Balkan te ondermijnen.
Allianties
De regering in Wenen beschuldigde het kleine buurland Servië er meteen van medeplichtig te zijn aan een samenzwering tegen het keizerrijk. Een militaire vergelding hing al snel in de lucht. Maar iedereen was zich bewust van mogelijk grote gevolgen. Een aanval op Servië zou onherroepelijk een Russische reactie uitlokken. Rusland zag de Slavische volken op de Balkan als bloedbroeders. Daarnaast was er de Russen veel aan gelegen hun invloed in het gebied te handhaven omdat daar de enige toegangsweg tot de Middellandse Zee lag. Rusland had bovendien een sterk militair bondgenootschap met Frankrijk en Groot-Brittannië; de ‘Triple Entente’.
Dit grote militaire bondgenootschap was gericht tegen de nieuwe en zeer snel groeiende Duitse macht in Europa. In 1871 was het Duitse keizerrijk ontstaan na een glorieuze Duitse overwinning op Frankrijk tijdens de Frans-Duitse oorlog. Frankrijk kampte sindsdien met revanche-gevoelens en was vastberaden ooit de twee verloren provincies Elzas en Lotharingen op Duitsland te heroveren. Tegelijk lag het grote Rusland steeds in clinch met de Duitse bondgenoot Oostenrijk.
Kanselier Otto von Bismarck voelde de hete adem van deze twee grootmachten in zijn nek. Hij wilde een nieuwe oorlog voorkomen en sloot in 1873 een defensief verdrag met Rusland en Oostenrijk-Hongarije (de zogenaamde ‘Driekeizersbond’). Met die slimme zet wilde hij zowel Frankrijk isoleren als de oplopende spanningen tussen Oostenrijk-Hongarije en Rusland onder controle houden. Hun rivaliteit op de Balkan kon op een zekere dag wel eens een Europese oorlog veroorzaken, dacht Bismarck.
Ondanks deze bond bleven de Russen en de Oostenrijkers op gespannen voet. In 1888 trad keizer Wilhelm II aan als keizer van Duitsland. Wilhelm II ontsloeg Bismarck en ging een minder behoedzame buitenlandpolitiek voeren. Rusland verliet daarop de alliantie en sloot in 1894 een militair verdrag met Frankrijk. Als tegenreactie begon Duitsland met het verder versterken van zijn leger en vooral zijn marine. Groot-Brittannië, dat de onbetwiste superioriteit op zee had, realiseerde zich in 1907 dat niet Rusland, waarmee het voorheen altijd (vooral koloniale) conflicten had, maar Duitsland voor hen de grootste bedreiging vormde. In 1907 sloot Londen zich aan bij de Russisch-Franse bondgenootschap.
Overigens maakte deze alliantie een oorlog met Duitsland aanvankelijk eerder onwaarschijnlijk dan onvermijdelijk. De Franse, Britse en Russische belangen lagen ver uit elkaar. Ze waren zeker niet bereid zomaar voor elkaar te gaan vechten. Maar Duitsland was wel degelijk gewaarschuwd. Berlijn maakte zich ernstig zorgen. De ontluikende wapenwedloop tussen Duitsland en Groot-Brittannië voerde de spanningen alleen maar op.
Persoonlijke hulpvraag
Oostenrijk-Hongarije had zijn bondgenootschap met Duitsland echter altijd behouden en hoopte daar nu van te gaan profiteren. In 1914 was het Duitse keizerrijk economisch en militair de sterkste macht van het Europese vasteland. Duitse steun bij een militaire actie tegen Servië zou een dusdanig afschrikkende werking op de Russen hebben dat ze niet zouden ingrijpen, dachten de Oostenrijkers. Als derde mogendheid was ook nog Italië lid van deze ‘Triple Alliantie’, hoewel de Italiaanse loyaliteit altijd twijfelachtig was. Het land was militair zwak en stond op zeer gespannen voet met Oostenrijk-Hongarije.
Dit alles overwegende stuurde Franz Jozef kort na de moord op zijn troonopvolger een persoonlijke hulpvraag aan de Duitse keizer Wilhelm II, waarin hij zijn intenties al liet doorschemeren: ‘Deze moord kwam van een goed georganiseerde samenzwering, waarvan de lijnen zich uitstekken tot Belgrado. Oostenrijk-Hongarije is pas veilig wanneer Servië als machtsfactor geneutraliseerd is…’