Naar de content

Een appje tikken vergt grammaticaal inzicht

Pixabay, Olly Browning via CC0

De korte en snelle berichtjes die tieners uitwisselen op hun telefoon, zouden wel eens kunnen wijzen op een goed ontwikkeld taalbewustzijn. Uit onderzoek blijkt namelijk dat kinderen die meer telegramstijl gebruiken in hun appjes, relatief goed zijn in grammatica. Kinderen met een taalstoornis zijn er minder goed in, maar communiceren wel graag via hun telefoon.

Sommige opvoeders moeten misschien even een draai van 180 graden maken, bij het lezen van dit bericht. Kinderen die hele zinnen inkorten tot een paar letters (hgh voor ‘hoe gaat het’) of letters vervangen door cijfers (w8 ff voor ‘wacht even’ en suc6 voor ‘succes’), zouden beter zijn in taal? Het lijkt een opmerkelijk onderzoeksresultaat, na al die ingezonden brieven in grote kranten waarin de taal op sociale media wordt aangewezen als bron van taalverloedering. Toch laten verreweg de meeste wetenschappelijke studies een positief verband zien tussen de mate waarin kinderen appen en hun scores op spelling en lezen. Maar er is meer.

Woorden weglaten

Niet alleen spellingsregels, ook grammaticaregels worden geschonden in whatsapptaal. Alleen valt dat minder op, en misschien was er daarom ook nog weinig onderzoek naar gedaan. “Mensen maken zich vooral zorgen om de alternatieve spelling in Whatsappjes”, zegt de Utrechtse hoogleraar taalontwikkeling en meertaligheid Elma Blom, “terwijl ook de grammatica nogal afwijkend is: er worden vooral veel woorden weggelaten.”

Samen met vier collega’s nam Blom de afgelopen jaren de proef op de som. Behalve kinderen met een normale taalontwikkeling, betrokken ze ook kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) in hun onderzoek. Deze kinderen hebben moeite met het leren van taal, en vooral grammatica is een struikelblok. De onderzoekers wilden weten of dat ook zichtbaar is in hun Whatsapp-berichtjes.

26 appjes per dag

De onderzoekers testten 55 kinderen met een normale taalontwikkeling. De deelnemers zaten allemaal in groep 7 en 8 van de basisschool, waar de meerderheid van de kinderen al een eigen mobieltje heeft. Ze stelden de kinderen eerst vragen als: Hoe lang heb je al een eigen telefoon? Hoe belangrijk vind je je telefoon? Hoe vaak stuur je berichtjes? Gemiddeld hadden deze kinderen al twee jaar een telefoon en schreven 26 berichtjes per dag, maar de onderlinge verschillen waren wel vrij groot. In één ding waren ze vrij unaniem: ze vonden hun telefoon allemaal belangrijk.

Vervolgens vroegen de onderzoekers de kinderen te reageren op scenario’s die ze voorgeschoteld kregen via een plaatje en stukje tekst. In de helft van de gevallen moesten ze mondeling reageren, in de andere helft via een chatbericht. In het chatberichtje werd gemeten hoeveel woorden de kinderen weglieten, en hoeveel zogenaamde ‘textismen’, kenmerkend voor Whatsapp, ze gebruikten: cijfer-letterwoorden, emoji’s, afkortingen etcetera. De mondelinge reactie werd gebruikt als vergelijkingsmateriaal.

Grammaticaal inzicht

Daarnaast deden de kinderen een veelgebruikte grammaticatest. Verrassend genoeg vonden de onderzoekers een positief verband tussen score op de grammaticatest en het aantal weglatingen in chatberichtjes. Hoewel, verrassend voor de leek misschien, de onderzoekers hadden dit al verwacht. “Als je erover nadenkt is het heel logisch”, zegt Blom. “Kinderen die meer weglaten, schrijven efficiënter. Het vergt grammaticaal inzicht om te weten wélke woorden je weg kunt laten.”

De kinderen die meer woorden weglieten waren dus beter in grammatica. Een causaal verband is hiermee niet aangetoond, maar de Utrechtse onderzoekers sluiten in een eerder gepubliceerd artikel in Plos One niet uit dat het verband twee kanten op gaat: door het schrijven van Whatsappjes train je je grammaticakennnis. Je moet namelijk nadenken welke woorden je weg kunt laten en welke niet. Omgekeerd kan een beter grammaticaal inzicht je helpen bij het kiezen van de juiste weglatingen.

Wel of geen keuze

Dat je grammaticaal inzicht nodig hebt voor het tikken van een appje, blijkt ook uit een kleinere studie die Blom en haar collega’s deden bij 15 kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Die resultaten vergeleken ze met 15 kinderen uit de eerdergenoemde studie zonder TOS. Tussen deze twee groepen vonden ze een aantal verschillen. Zo maakten de kinderen zonder TOS vaker gebruik van alternatieve spelling. Beide groepen lieten woorden weg, maar er was een belangrijk verschil.

Wat is TOS?

Wat is TOS?

5 tot 7 procent van de bevolking heeft een taalontwikkelingsstoornis. Wel zijn de symptomen heel verschillend. Er kunnen verschillende taaldomeinen zijn aangetast en de mate waarin de symptomen aanwezig zijn verschillen per persoon. Bij veel mensen met TOS is de grammatica aangetast en het vermogen om complexe, welgevormde zinnen te maken. Kinderen met TOS laten daarom vaak woorden weg en maken kortere zinnen in gesproken taal. Het lijkt erop dat ze hetzelfde doen in geschreven taal, maar daar is nog weinig onderzoek naar verricht.

Uit onderzoek van taalkundige Hans Bennis blijkt dat ook whatsapptaal bepaalde grammaticale regels volgt. We schreven er eerder over op NEMO Kennislink.

Mathilde Jansen CC BY 2.0

Kinderen met TOS lieten zowel woorden weg in hun appjes als in hun gesproken taal. In gesproken taal zelfs veel vaker. Blom: “Kinderen met TOS hebben een grammaticaprobleem: ze laten vaker woorden weg en maken kortere zinnen. In Whatsapp doen ze dat ook, maar het is geen keuze zoals bij de kinderen met een normale taalontwikkeling.” Het lijkt er dus op dat kinderen met een normale taalontwikkeling woorden weglaten omdat dit hoort bij het genre van Whatsapp, terwijl kinderen met TOS dit doen omdat ze niet anders kunnen.

Omdat het weglaten van woorden in gesproken taal meer opvalt dan in geschreven taal, zou je verwachten dat kinderen met TOS daarom misschien liever communiceren via Whatsapp dan mondeling. Toch bleek dat niet per se uit de vragen die de onderzoekers hierover stelden. Dat kinderen met TOS zich comfortabel voelen bij Whatsapp heeft er vooral mee te maken dat ze vaker dan andere kinderen kampen met verlegenheid. En dan is een geschreven berichtje wel zo veilig.

Social media-iconen worden weergegeven op een mobiele telefoon.

“Met dit onderzoek moet je uitkijken dat de techniek je niet inhaalt”, aldus Elma Blom, hoogleraar taalontwikkeling en meertaligheid.

Pixabay CC0

Kwetsbare groepen

Blom benadrukt dat de groep proefpersonen voor deze twee studies niet representatief is voor alle kinderen van hun leeftijd. “De ouders van deze kinderen hadden over het algemeen een wat hoger opleidingsniveau. Ook hun IQ was iets hoger dan gemiddeld. Dat komt omdat hoger opgeleiden eerder geneigd zijn mee te doen met dit soort onderzoek. Het is moeilijk om juist kwetsbare groepen erbij te betrekken. Deze kinderen konden heel goed onderscheid maken tussen whatsapptaal en schooltaal, maar ik kan niet uitsluiten dat minder intelligente kinderen dat niet doen.”

Naar die groep moet dus ook onderzoek gedaan worden. Maar dat is nog niet zo makkelijk, beaamt Blom. Sowieso zitten er haken en ogen aan dit soort onderzoek. “We hebben kinderen nu tijdens het experiment chatberichtjes laten typen, maar eigenlijk wil je échte berichtjes onderzoeken. Dat is lastig want daarvoor moeten zowel kinderen als ouders toestemming geven. Mensen zijn daar terughoudend in, want het is toch erg privé. En ook moet je uitkijken dat de techniek je niet inhaalt. Kinderen appen nu nog veel, maar visuele media als Instagram worden steeds populairder.”

Bronnen
  • Elma Blom, Chantal van Dijk, Nada Vasic, Merel van Witteloostuijn, Sergey Avrutin: Testese and use of texting by children with typical language development and Specific Language Impairment. Computers in Human Behavior 66 (2017), 42-51.
  • Chantal van Dijk, Merel van Witteloostuijn, Nada Vasic, Sergey Avrutin, Elma Blom: The Influence of Texting Language on Grammar and Executive Functions in Primary School Children. PLOS ONE 2016. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0152409
  • Lieke Verheijen, The effects of text messaging and instant messaging on literacy. English Studies 94 (5), 582-602. 2013.
ReactiesReageer