Naar de content

Diepzee-inktvis vangt prooi met lijn

MBARI

De meeste inktvissen vangen hun prooi met razendsnelle tentakels. De diepzee-inktvis Grimalditeuthis bonplandi niet. Grote kans dat zijn dunne, fragiele tentakels afbreken als je hem zou vangen. En in plaats van zuignappen of haakjes zitten er flapperende membranen aan de tentakels. Wat moet deze inktvis met zulke vreemde tentakels? Onderzoekers zijn er nu achter dat hij ze als een vislijn gebruikt; inclusief nep-aas.

Op diepten tussen de 200 en 4000 meter leeft de inktvis Grimalditeuthis bonplandi. Een klein dier van nog geen vijftien centimeter, met acht armen, een doorschijnend lijf, en twee tentakels die bijna vier keer zo lang zijn als zijn lijf.

Jarenlang werd gedacht dat de inktvis geen tentakels had, totdat in de maag van een vis een compleet exemplaar werd gevonden. Op 22 september 2005 zagen de Nederlander Hendrik Hoving en zijn collega’s van het Monterey Bay Aquarium Research Institute het eerste levende exemplaar in zijn natuurlijke omgeving, praktisch voor de deur van hun eigen instituut, op een diepte van 1000 meter in de Monterey Canyon.

Met een onbemand, op afstand bestuurbaar onderzeebootje legden ze de ontmoeting vast. Daarnaast vingen ze, na een opname van 22 minuten, het dier voor verder onderzoek. In de jaren erna filmden ze nog zes ontmoetingen. Alle gefilmde dieren vertoonden hetzelfde gedrag.

Toen ze de eerste opname terugkeken zagen ze één tentakel (de andere is hij waarschijnlijk verloren) met aan het uiteinde een soort flapperende vleugeltjes. Het deed het wetenschapsteam sterk denken aan de beweging van een klein zeedier, zoals een worm, visje of garnaal. De wetenschappers vermoeden dat de inktvis op deze manier potentiële prooien aantrekt.

http://www.youtube.com/watch?v=MMFkiq1MCFQ

Tijdens het ontleden van het dier zag het team verder dat de dunne tentakels amper spieren bevatten; te slap om een gevangen prooi naar zijn bek te brengen dus. De tentakel werkt dus daadwerkelijk als een soort vislijn, waar hij naartoe moet zwemmen (zoals hij in het filmpje doet) of die hij met zijn armen naar binnen moet trekken.

Garnalen, kreeftachtigen en andere inktvissen

In latere opnames is duidelijk te zien dat er normaal twee tentakels zijn. Om te ontdekken wat de inktvis daar dan zoal mee vangt, bekeken de wetenschappers de ingewanden van het eerste exemplaar en die van nog eens 29 bewaarde dieren die ze van het National Museum of Natural History en het Santa Barbara Museum of Natural History kregen. Een deel daarvan was niet te gebruiken omdat de dieren in zo’n slechte staat waren dat er niets te onderscheiden viel; een deel van de darminhoud van de bruikbare exemplaren was onherkenbaar, en sommige dieren hadden te lang niets gegeten. Bij een paar exemplaren was het gelukkig wel raak. De inktvis blijkt zich tegoed te doen aan garnalen, andere kleine kreeftachtigen en zelfs andere kleine inktvissen.

Het eerst gefilmde exemplaar had maar één tentakel.

MBARI

Trillen, stromen of verlichten

Hoe de prooien het flapperende aas zien in het aardedonker is nog niet zeker. De inktvissoort kan zelf namelijk geen gebruik maken van bioluminescentie. Hoving en zijn collega’s opperen drie opties: het flapperen zorgt voor verstoring van oplichtende bacteriën en algen waardoor die korte lichtflitsen laten zien; flapperen veroorzaakt trillingen die prooidieren voelen; of flapperen veroorzaakt kleine golfjes die doen denken aan langs zwemmende prooien van de inktvisprooi. Maar hoe de inktvis een gelokte prooi dan vervolgens vangt blijft een raadsel, want daar zijn geen opnames van.

Overigens is de nep-aas-strategie voor inktvissen weliswaar nieuw, voor andere dieren niet. De vinarmigen, zoals de diepzeehengelvis gebruiken een sprietige ‘hengel’, de alligatorschildpad zijn tong die op een bewegende worm lijkt en deze adder heeft een staart die op een spin lijkt.

Bron
  • Hoving, Zeidberg, Benfield, Bush, Robison & Vecchione, “First in situ observations of the deep-sea squid Grimalditeuthis bonplandireveal unique use of tentacles”, Proceedings of the Royal Society B, 28 augustus 2013
    http://dx.doi.org/10.1098/rspb.2013.1463