Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Mijn eerste congres: tussen angst en opluchting

Junus van der Wal voor NEMO Kennislink

Ik mocht onlangs presenteren op het EABCT-congres in Barcelona, een congres over psychologische behandelingen, en kwam erachter dat ik na al die jaren zowaar wat begon te snappen van mijn eigen onderzoek.

Ik hoor mijn naam, het is nu toch echt mijn beurt om het podium te betreden. Ik sta op en loop naar de trap naast het podium. Het verhaal wat ik de afgelopen dagen eindeloos in mijn hoofd heb herhaald, mag ik nu dan eindelijk aan het ‘grote publiek’ vertellen. Althans, groot? We zitten in de grote zaal, maar op deze zonnige vrijdagmiddag in Barcelona is de zaal nauwelijks voor de helft gevuld. Misschien hebben mensen toch gekozen voor een middag op het strand, en geef ze eens ongelijk. Ineens heb ik spijt dat ik zelf mijn zwembroek niet heb meegenomen, om direct na mijn praatje een duik in de Middellandse zee te nemen. Weg met dat speciaal voor dit congres aangeschafte pak, en lekker in zwembroek en op slippers naar het strand!

Verwachtingsvol publiek

Mijn gedachten dwalen af, nu niet afgeleid raken! Wat ging ik ook al weer zeggen? Ik sta nu op het podium, het publiek kijkt me verwachtingsvol aan. De microfoon, de PowerPoint, de pointer, alles lijkt te werken. Nu alleen ik nog. Ik open mijn mond en begin te praten. De hele presentatie lijkt in een soort waas aan me voorbij te trekken. Voor zover ik kan beoordelen gaat alles goed en zeg ik ongeveer wat ik wilde zeggen. Misschien de volgende keer iets meer handgebaren gebruiken? Voor nu ben ik allang blij dat ik niet struikel over mijn woorden.

Een van de spannendste momenten als jonge onderzoeker is ongetwijfeld de eerste keer dat je mag presenteren op een wetenschappelijk congres. Vaak vind ik mijn werk vooral heel leuk. Maar laat ik eerlijk zijn, onderzoek doen gaat ook gepaard met veel gevoelens van onzekerheid. Zeker als jonge onderzoeker denk je regelmatig: ‘wat weet ik nou eigenlijk écht van onderwerp x?’, of ‘zouden mensen doorhebben dat ik soms ook maar wat probeer?’.

Impostor

Onzekerheid hoort er een beetje bij. We weten nog lang niet alles, en soms moet je een paar keer iets ‘proberen’ voordat je raak schiet in je onderzoek. Het is belangrijk dat je te realiseren als jonge onderzoeker, want voordat je het weet kom je terecht in het zogenaamde Impostor Syndrome: de angst dat je ieder moment ‘ontmaskerd’ kan worden als ‘mislukkeling’ die er eigenlijk niks van snapt!

Dit soort angsten spelen in meer of mindere mate altijd op als je voor het eerst ten overstaan van een groep collega-wetenschappers moet presenteren. Dit was bij mij althans wel het geval. Nog net niet zo dramatisch dat ik vreesde voor de grote ‘ontmaskering’, maar wel de onzekerheid of je wel genoeg kennis hebt om je collega’s de ‘les te lezen’. Sommige mensen in het publiek lopen al veel langer mee, dus waarom zouden zij er niet veel meer van weten? En wie ben ik dan om hier een verhaal af te steken?

Voorbereiding

Hoewel ik vooraf vooral erg uitkeek naar het congres in Barcelona, zat dit toch ook in mijn achterhoofd. Dit zorgde ervoor dat ik me meer dan ooit goed wilde voorbereiden. Ik wilde precies snappen wat ik zou vertellen. Dit duurde even, maar gaf mij uiteindelijk een redelijk gevoel van zekerheid. ‘Ik vertel alles wat ik weet, en ook als ik iets niet weet is dat heus geen schande’, zo hield ik mezelf voor.

Ik tijdens mijn presentatie in Barcelona

Junus van der Wal voor NEMO Kennislink

Wat ook hielp was de goede sfeer op het congres. Mensen in het publiek bleken er helemaal niet op uit om debuterende onderzoekers te pijnigen met onmogelijk vragen, laat staan te ‘ontmaskeren’. De discussies op het congres die ik voorafgaand aan mijn eigen presentatie zag waren vaak heel collegiaal en constructief. Natuurlijk, als je een uitglijder van jewelste maakt onthouden mensen dat heus wel, dus geen dit is geen reden om nonchalant te worden. Maar ook dit gegeven gaf me meer zekerheid.

Opluchting

De spanning die ik hierboven beschreef, in de paar seconden voordat ik het podium betrad, gleden na afloop gelukkig van me af. Het was voorbij, en ik was opgelucht. Na afloop kreeg ik complimenten, natuurlijk van mijn directe collega’s die in de zaal zaten voor emotional support, maar ook van andere onderzoekers. Mensen toonden oprechte interesse en vroegen soms zelfs om advies over hun eigen onderzoek.

Uiteindelijk bleken de angsten die ik voorafgaand aan het congres had grotendeels onterecht. In plaats daarvan kreeg ik het gevoel dat ik zowaar wat te vertellen had. Van angsten over ‘wat weet ik hier eigenlijk vanaf’ ging ik dus naar een gevoel van ‘ik weet hier inmiddels best wat vanaf’. Dit is een van de meest bevredigende momenten die je als jonge onderzoeker meemaakt: de gewaarwording dat je langzaamaan een beginnend ‘expert’ begint te worden in je eigenlijk onderzoeksveld.

ReactiesReageer