Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Meertaligheid bij baby’s: een zegen of een vloek?

privearchief Sophie Villerius

Onlangs was ik met een groepje vrienden in de Bay Area (Californië) om een bevriend stel op te zoeken, en hun pasgeboren kindje voor het eerst te zien. Naast dat het natuurlijk heel fijn was om ze weer te zien, zette de meertaligheid van hun baby me ook aan het denken..

Inmiddels een jaar geleden zijn twee van mijn vrienden, een stel uit Amsterdam, verhuisd naar Berkeley. De man van het stel doet hier een postdoc aan de universiteit. Inmiddels hebben ze ook een zoontje gekregen, een baby van inmiddels een paar maanden oud die in Amerika opgroeit. Dit gezin is heel meertalig, wat hartstikke leuk voor mij is omdat ze fungeren als een perfecte taalkundige casus: naast dat ze beiden natuurlijk Nederlands en perfect Engels met Amerikaans accent spreken, heeft de moeder een Koreaanse achtergrond en spreekt dus ook nog vloeiend Koreaans.

De baby van mijn vrienden hoort vanaf kleins af aan drie talen om zich heen.

privearchief Sophie Villerius

Het is interessant om te zien hoe ze al deze talen binnen hun gezin gebruiken: in principe spreken de ouders Nederlands met elkaar en tegen hun kind, tenzij er niet-Nederlandstaligen bij zijn, dan gaan ze vaak over op Engels. Ook stellen ze hun zoontje bloot aan het Koreaans, bijvoorbeeld door het voorlezen van boekjes en het zingen van liedjes, maar natuurlijk ook wanneer er Koreaanse familie over is. Zo spreekt zijn oma alleen Koreaans tegen hem.

Vaak wordt bij meertalige gezinnen de ‘een-ouder-een-taal’ strategie geadviseerd: de ouders spreken ieder hun eigen taal tegen het kind, die zo leert om de talen duidelijk te scheiden. Maar zelfs als je een kind niet volledig tweetalig opvoedt, blijkt het toch nuttig om het al zo vroeg mogelijk bloot te stellen aan een andere taal. Zo is onlangs uit onderzoek van mijn collega’s aan de Radboud Universiteit gebleken dat kinderen die uit Korea geadopteerd zijn en zijn opgevoed in het Nederlands, het Koreaans later makkelijker leren. Zie hier voor het onderzoek. De leeftijd van adoptie bleek daarbij verrassend genoeg geen verschil te maken, het effect was zelfs merkbaar wanneer het een baby van slechts een paar maanden oud betrof.

Taalsponzen

Deze intrigerende resultaten laten des te meer zien dat jonge kinderen echte taalsponzen zijn: ook tijdens mijn veldwerk heb ik me al vaak verbaasd over het gemak waarmee jonge kinderen meerdere talen naast elkaar spreken. Op Java kwam ik bijvoorbeeld een jongetje tegen waar ik eerlijk gezegd bijna jaloers op was, omdat hij op slechts tienjarige leeftijd al schijnbaar moeiteloos zowel vloeiend Indonesisch, Engels als Javaans sprak, en ook nog eens Javaans schrift kon schrijven (wat voor de meeste volwassen Javanen al een hele opgave is!).

Midden en rechts: mijn in Amerika wonende vrienden met hun zoontje. Helemaal links: een van de vrienden met wie ik samen in Amerika was om hen op te zoeken

privearchief Sophie Villerius

Ook tijdens mijn verblijf in Amerika was het fascinerend om te zien hoe internationaal en dus meertalig de universitaire Berkeley-gemeenschap is: toen mijn vrienden een feestje gaven voor hun zoontje, waren er vrijwel geen kinderen aanwezig waarbij thuis alleen Engels werd gesproken. Tijdens deze middag alleen al heb ik Engels, Nederlands, Spaans, Frans en Georgisch (!) gehoord, en de kinderen leken hier absoluut niet door in de war.

Toch is er iets geks aan de hand met het beeld dat bestaat van meertaligheid. Ondanks dat uit onderzoeken keer op keer blijkt dat meertaligheid bij kinderen prima kan en dat ze hier bijna voor gemaakt lijken te zijn, wordt dit vaak toch als een probleem ervaren, bijvoorbeeld bij kinderen met Turkse en Marokkaanse ouders in Nederland. Naar mijn idee hangt dit echter meer samen met het sociaaleconomische milieu waaruit de kinderen afkomstig zijn dan met meertaligheid op zichzelf. Zo is al vaker gebleken dat lager opgeleide ouders hun kinderen minder voorlezen, en in het algemeen minder met de kinderen communiceren, waardoor deze kinderen vaak een minder goede beheersing van hun moedertaal hebben. Hierdoor is het vervolgens moeilijker om een andere taal aan te leren dan voor kinderen die wel sterk ontwikkeld zijn in hun eigen taal. Dit is bijvoorbeeld onderzocht in het volgende artikel van Jim Cummins (pagina 17), professor aan de Universiteit van Toronto, die onderzoekt in welke mate de ontwikkeling in de moedertaal samenhangt met het leren van een nieuwe taal.

Taalbeheersing

Ook in Suriname, waar de (voor)leescultuur niet sterk ontwikkeld is, is dit merkbaar. Bij veel kinderen die thuis geen Nederlands spreken (maar bijvoorbeeld Sranan Tongo of Javaans), wordt dit als probleem gezien als ze op school komen, waar de voertaal Nederlands is. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat steeds meer (Javaanse) ouders ervoor hebben gekozen hun kinderen in het Nederlands op te voeden, om ze zo de beste kansen te bieden op goede scholing. Echter werd het gewenste effect nog steeds niet altijd bereikt: omdat het Nederlands niet de moedertaal van de ouders was, leidde ook dit niet per se tot een perfecte taalbeheersing bij de kinderen.

Het blijft een ingewikkeld probleem, maar ik denk dat het belangrijk is om de context en diepere oorzaken in ogenschouw te nemen, en niet meertaligheid op zichzelf als iets problematisch te zien. Naar mijn mening is een meertalige opvoeding eerder een zegen dan een vloek, en zou beleid zich meer moeten richten op hoe ouders hier praktisch mee om kunnen gaan, door bijvoorbeeld (voor)lezen te stimuleren. Er valt natuurlijk nog veel te leren over de dynamiek van meertaligheid, en hier probeer ik dan ook mijn kleine steentje aan bij te dragen met mijn onderzoek naar het Surinaams-Javaans.

ReactiesReageer