Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

De Waarde van Wetenschapscommunicatie

Interview met Muriël van Oers

Julian Jagtenberg

Tijdens mijn ‘Eerste Hulp Bij Studiekeuze’ Instagramweek had ik de eer om over mijn studiekeuze te vertellen en vele persoonlijke vragen te beantwoorden. Dit verliep op rolletjes, tot ik onverwachts in gesprek raakte met Muriël van Oers. Toen waren de ‘rolletjes’ ineens omgedraaid. Muriël besteedt namelijk tachtig procent van haar tijd aan wetenschapscommunicatie en daar wilde ik het fijne van weten.

Als Face of Science weet ik inmiddels hoe belangrijk en leuk wetenschapscommunicatie is. Het heeft mij een extra uitlaatklep gegeven om mijn enthousiasme voor de wetenschap kwijt te kunnen en tegelijkertijd te delen met anderen. De vrijheid die het me geeft op papier en op film, en de creatieve kriebels die ik er van krijg, geven me zoveel energie! Aan de andere kant heeft het mij ook doen inzien hoe belangrijk het is om wetenschap op een duidelijke, begrijpelijke maar ook aanstekelijke manier naar buiten te brengen, om zo een groter publiek te bereiken. Dit is af en toe best moeilijk en uitdagend!

Dit ben ik, Muriël van Oers.

Julian Jagtenberg

Dus hoe zou het zijn om het gros van je tijd aan wetenschapscommunicatie te besteden? Muriël doet niets liever en inmiddels heeft ze zelfs haar eigen wetenschapscommunicatiebedrijf opgericht: The Unstable Scientist. Maar hoe is Muriël in het wereldje van de wetenschapscommunicatie beland en wie is de persoon achter al die artikelen en blogs? Dat lees je hier!

Laten we simpel beginnen. Wie ben je, hoe oud ben je en wat doe je?

Ik ben Muriël, 25 jaar en ik ben veel bezig met wetenschapscommunicatie. Dit combineer ik met mijn onderzoek naar een medisch apparaat dat mogelijk hartritmestoornissen detecteert.

Wat wilde je worden toen je zeven jaar was? En toen je zeventien was?

Toen ik zeven jaar was wilde ik danseres worden! Na de basisschool wilde ik me stiekem graag inschrijven voor de dansvakopleiding aan het conservatorium, maar ik bleek geen natuurtalent. Daarom besloot ik om voor het gymnasium te gaan. Op mijn zeventiende had ik enorme keuzestress. Ik ben toen naar wel twintig open dagen van verschillende universiteiten geweest! Mijn voorkeur ging uit naar diergeneeskunde, want ik houd ontzettend veel van dieren. Maar tijdens de open dag vertelden ze me dat het ontzettend lastig is om toegelaten te worden tot deze opleiding, en dus ben ik op zoek gegaan naar een andere studie.

Heb je gestudeerd? Zo ja, welke studie en waarom?

Uiteindelijk besloot ik om klinische technologie te gaan studeren, aan wel drie universiteiten tegelijkertijd! Het was destijds een nieuwe studie, waarin de technische vakken werden gegeven aan TU Delft en de medische vakken aan het LUMC en het Erasmus MC. Zelf ben ik veel bezig met innovatie en ik sta altijd open om nieuwe dingen te ontdekken, dus deze nieuwe studie sprak me direct aan. Er bestond al wel een vergelijkbare studie aan de UT, maar ik wilde liever in de Randstad blijven wonen.

Daarnaast bracht klinische technologie meerdere disciplines samen, waaronder geneeskunde en natuurkunde. Dat wekte meteen mijn interesse, omdat ik graag het ‘waarom’ wil weten. Bij enkel de studie geneeskunde moet je veel informatie uit je hoofd leren, maar door de combinatie met natuurkunde leer je ook de achterliggende redenen, zowel via theorie als in de praktijk. Die combinatie gaf toch wel de doorslag. Vragen zoals ‘Wat gebeurt er nou als röntgenstraling het lichaam binnen treedt’, of ‘Hoe ontwerp je een prothese die zo weinig mogelijk slijtage oplevert bij het contactoppervlak’ en nog veel meer vragen die te maken hebben met ons lichaam kon ik nu begrijpen én uitleggen!

Hoe ben je in de wereld van wetenschapscommunicatie beland?

Tijdens mijn bachelor kwam ik er achter dat ik het uitleggen van de lesstof en het maken van samenvattingen met tekeningen heel erg leuk vond. Tot ’s avonds laat was ik bezig met het tekenen van cellen, organen en zenuwstelsels. Dit bleek voor mij de perfecte manier te zijn om te leren, aangezien ik er ook direct mijn creativiteit in kwijt kon. Via mijn gemaakte tekeningen kon ik vervolgens anderen helpen de lesstof behapbaar te maken, en dat gaf toch zo’n energieboost! Plus: als ik het zelf kan tekenen én uitleggen, begrijp ik het pas echt.

Ook hield ik heel erg van netwerken, of het nou op een evenement was of tijdens een één op één gesprek met mijn professoren. Tijdens zo’n gesprek hadden we het dan niet alleen over de lesstof, maar ook over het dagelijks leven. Een professor is immers niet alleen een onderwijzer en onderzoeker, maar ook een persoon met (vele) passies. Eén van mijn professoren met wie ik vaak gesprekken had was een audioloog aan het LUMC. Hij behandelde mensen in het ziekenhuis, maar ook had hij lijntjes uitstaan met de industrie. Zo probeerde hij nieuwe oordopjes te ontwikkelen die voor meerdere doeleinden gebruikt konden worden, zoals in bedrijven of op festivals. Hij praatte zo gepassioneerd over zijn oordoponderzoek, dat ik het spontaan overnam. Als ik dan thuis kwam, wilde ik datzelfde enthousiasme direct delen met anderen. Dus hier kwam wetenschapscommunicatie ook al een beetje om de hoek kijken.

Wetenschapscommunicatie trad pas echt op de voorgrond toen ik begon te werken bij een bedrijf dat slaaptechnologie ontwikkelt. Ik begon op het moment dat het eerste product, een slaaprobot, gelanceerd werd en dat bracht toch een bepaalde spanning met zich mee. Want wat zullen de reacties zijn van buitenaf op het product? Zijn ze positief? Zijn er klachten? Mijn taak binnen het bedrijf was om wetenschappelijke kennis over slaap en ademhaling op een begrijpelijke manier te communiceren naar mogelijke klanten.

Om dit zo goed en volledig mogelijk te doen, moest ik eerst bij mezelf nagaan wie de lezer is. Dus allereerst onderzocht ik, samen met mijn collega’s, het klantenprofiel. Daaruit maakten we op dat ons product vooral in de smaak viel bij vrouwen tussen de 50 en 70 jaar. Mijn collega had een denkbeeldig persoon bedacht die precies deze doelgroep omschreef, en met deze persoon in mijn achterhoofd schreef en communiceerde ik over de slaaprobot. Het lastigste vond ik om informatie te verschaffen dat waarheidsgetrouw is, maar om het tegelijkertijd ook zo simpel en begrijpelijk mogelijk te houden. Dat evenwicht vinden is soms nog wel eens lastig.

Waar schrijf je zoal over? En aan wie (welk publiek) is dit gericht?

Ik schrijf vooral over wetenschap binnen de gezondheidszorg en technologie. Onderwerpen die ik behandel zijn onder andere slaap, ademhaling, mentale gezondheid, seksualiteit, lichttherapie, dermatologie en hartritmestoornissen. Ik schrijf momenteel voor zowel het grote publiek, als voor mensen in het bedrijfsleven. Dit laatste doe ik voor verschillende kleine bedrijven die medische apparatuur ontwikkelen en hun producten willen verkopen. Zo beheer ik de LinkedIn pagina van Praxa Sense en schrijf ik blogs voor Somnox. Ook seksualiteit vind ik interessant om over te schrijven, zoals te lezen in mijn blog voor Cycle Care.

Wat is de betekenis achter je bedrijfsnaam The Unstable Scientist?

Tijdens mijn opleiding ging het vaak over instabiele elementen die straling uitzenden. En soms voel ik mij als wetenschapper net zo. Ik ben soms emotioneel in een wereld van feiten, en dat voelt instabiel. Vandaar de naam ‘The Unstable Scientist’.

Wat vind je het moeilijkst aan wetenschapscommunicatie?

Het moeilijkste vind ik om kritisch te blijven op de inhoud van wetenschappelijke artikelen en me niet blind te staren op resultaten van kleine pilotstudies. Ik wil dat mijn geschreven teksten betrouwbaar blijven, en dus probeer ik te voorkomen dat ik ongeldige beweringen naar voren laat komen. Veel mensen lezen namelijk wel de tekst, maar gaan niet onderzoeken waar het vandaan komt. Ook vind ik het lastig om potentiële klanten te vertellen over wetenschapscommunicatie, omdat ik het gevoel heb dat het nog een vrij onbekende discipline is. Als ik er namelijk over vertel, duurt het vaak even voordat er bij de ander een lampje gaat branden, en soms brandt hij helemaal niet. Iedereen is zo gefocust op zijn eigen onderwerp, specialisatie of onderzoeksveld. Je onderzoekt in je eigen groep, in je eigen bubbel.

Dat is natuurlijk logisch, maar kun je dit ook voortzetten buiten die bubbel? Zal het grote publiek, een bevolking vol met mensen met gevarieerde achtergronden, je verhaal ook begrijpen? Ik heb het idee dat nog niet iedereen zich realiseert hoe belangrijk wetenschapscommunicatie is.

Ook ík realiseerde me dat eerst niet, maar daardoor vind ik het nu extra leuk om te ontdekken! Een toespraak, presentatie of tekst moet begrijpelijk zijn voor iedereen. En dat is een uitdaging die ik graag aan ga! Ik zou het bijvoorbeeld super gaaf vinden om voor een grote gemeente te werken en een gezondheidscampagne te ontwikkelen. Ik weet alleen nog niet zo goed hoe ik mezelf moet verkopen aan dit soort grote organisaties. De tijd zal het leren!

Wat is je mooiste ervaring rondom wetenschapscommunicatie?

Mijn mooiste ervaring was het ontwikkelen van het boekje Samen zijn op Afstand. Via een online hackathon heb ik, samen met een team, een project opgezet omtrent de coronacrisis. Ik had net mijn opa verloren en ik merkte dat afscheid nemen van een dierbare echt een vreselijke ervaring is in coronatijd. Je mag niet knuffelen, niet met familie samenkomen, eigenlijk niets wat je ‘normaal’ zou doen. Ons boekje ‘Samen zijn op Afstand’ geeft daarom praktische tips over hoe je op afstand toch in contact kunt blijven en met elkaar kunt meeleven, maar ook tips voor een waardig afscheid in tijden van corona.

Waar zou je nog graag over willen schrijven?

Waarover niet?! Dat is nou juist het leuke van wetenschapscommunicatie: je hoeft niet per se te kiezen. Als een onderwerp me intrigeert, dan ga ik me inlezen. Door vervolgens de juiste vragen te stellen, heb je al gauw voldoende informatie om een nieuw stuk te schrijven. Wel heb ik een lichte voorkeur om te schrijven over onderwerpen die iedereen aangaan. Het liefst informeer ik niet alleen, maar probeer ik ook de ‘waarom’ (ja, daar is’ie weer!) erbij te betrekken. Op deze manier hoop ik toch een bepaalde boodschap in mijn teksten te kunnen verwerken, om zo de lezer stof tot nadenken te geven en misschien zelfs een reden te geven om van koers te veranderen. Zo heb ik een keer een onderzoekje gedaan naar de hygiëne in openbare toiletten. Ik nam monsters van de wc-brillen, kranen en deurklinken, en liet visueel zien wat het gevolg is van wel of niet je handen wassen. Je merkt dat sommigen na het zien en lezen van zo’n verhaal toch hun gedrag aanpassen, en dat is precies wat ik wil bereiken.

Specifieke onderwerpen waar ik graag nog over zou willen schrijven zijn dierenwelzijn, duurzaamheid en slaap, omdat dit op landelijk niveau belangrijke onderwerpen zijn. Slapen doen we immers allemaal en maar liefst 25% van de Nederlandse bevolking ondervindt slaapproblemen!

Wie is je grote voorbeeld binnen de wetenschapscommunicatie?

Ik vind Diederik Jekel een enorm goed voorbeeld van een wetenschapsjournalist die bèta-onderwerpen op een zeer kundige manier naar een breed publiek communiceert. Hij werkt namelijk veel met visuele materialen, bijvoorbeeld beeldmateriaal of voorwerpen. Daarnaast gebruikt hij slimme metaforen om ingewikkelde concepten uit te leggen, zodat iedereen zich er een voorstelling bij kan maken. Als hij uitlegt, klinkt alles zo simpel en logisch, terwijl dat in werkelijkheid misschien helemaal niet zo is. En dat is precies de kunst!

Diederik Jekel

TedX Amsterdam via Flickr CC BY-NC 2.0

Wat doe je graag in je vrije tijd?

Schrijven! Verder, dans ik nog steeds graag en houd ik van buiten zijn. Lekker wandelen met een vriend of vriendin en dan het liefste met een hondje erbij!

Waar zie je jezelf over 10 jaar?

Oh, ik ben ontzettend slecht in mijn toekomst inschatten. In ieder geval wil ik graag een documentaire op mijn naam hebben staan, bijvoorbeeld over slaap. Het mag ook een boek zijn. Ook zijn er nog veel projectjes die ik ooit eens zou willen opstarten, wie weet wel in de komende 10 jaar! Zo zou ik graag een nieuwe vorm van anticonceptie willen uitvinden, eentje zonder hormonen of invasieve behandelmethode. Ook vind ik dat de geur in ziekenhuizen beter kan, zodat mensen zich sneller op hun gemak voelen.

Ten slotte zou ik heel graag een campagne of programma willen ontwikkelen die vrouwen stimuleert hun borsten regelmatig te checken, om zo borstkanker of andere ziektes sneller te ontdekken en behandelen. Verder hoop ik op een (woon)boot te wonen en lekker van het leven te genieten.

Heb je een tip voor mij als Face of Science wat betreft wetenschapscommunicatie? Wat is nu een echte do of don’t die je mij zou willen meegeven?

Laten we beginnen bij de do’s. Ik zou voordat je begint met schrijven je altijd eerst afvragen aan wie het verhaal gericht is. Wat is de doelgroep, wie is je lezer? Voordat je je stuk publiceert, kun je je artikel ‘testen’ bij deze doelgroep, om te achterhalen of het stuk begrepen wordt en wat de eerste indruk is. Ook is het belangrijk om de juiste vragen te stellen, om zo het onderwerp van zoveel mogelijk kanten te belichten en men zo volledig mogelijk te informeren.

Dan de don’ts. Ga altijd kritisch te werk en onderzoek altijd eerst of de informatie die je leest of hoort daadwerkelijk klopt. Neem nooit iets klakkeloos over. Ook is het heel belangrijk om voor voldoende visualisatie te zorgen. Gebruik dus niet alleen tekst, maar wissel voldoende af met afbeeldingen en/of video’s.

ReactiesReageer