Naar de content

'Zwangerschapstest' voor menselijk DNA

Nederlands Forensisch Instituut (NFI), vrijgegeven in het publieke domein.

Op een plaats delict direct weten of er menselijk DNA in de sporen aanwezig is. Dat is mogelijk met een nieuwe methode, die Brigitte Bruijns van de Universiteit Twente ontwikkelde. Het heeft wel wat weg van een zwangerschapstest.

Bij televisieseries als CSI verzamelen de forensische onderzoekers bewijsmateriaal, draaien aan wat knoppen in het lab en nadat ze koffie hebben gehaald zijn de resultaten al binnen. In spannende televisieseries is dat de normale gang van zaken, maar zo gaat het er niet aan toe op politiebureaus en bij het Nederlands Forensisch Instituut. Daar duurt het in het snelste geval zo’n zes uur voordat er DNA-resultaten zijn. Meestal zijn onderzoekers veel meer tijd kwijt.

Struikelblok

Om ervoor te zorgen dat de politie sneller weet of ze goede DNA-resultaten te pakken hebben, bedacht Brigitte Bruijns van de Universiteit Twente een nieuwe methode. Daarbij zien forensisch onderzoekers wel rap resultaat. Met deze aanpak zie je op een plaats delict binnen zo’n dertig minuten of er menselijk DNA aanwezig is in de gevonden sporen. Dat is waardevolle informatie bij zaken als vermissingen, moorden en overvallen.

“Je kunt het vergelijken met een zwangerschapstest”, zegt Bruijns. “Daarbij zie je een streepje wanneer je een kind verwacht. Op diezelfde manier kan je ook aangeven of er menselijk DNA is gevonden. Daarna moet het nog wel beter en uitgebreider onderzocht worden in het lab. Maar op dit moment is de helft van de sporen die het Nederlands Forensisch Instituut ontvangt niet bruikbaar, bijvoorbeeld omdat er weinig of geen DNA is. Met de nieuwe methode weten onderzoekers direct of ze het goede materiaal hebben. Dat is nu nog het grootste struikelblok.”

Bruijns ontwikkelde de methode voor haar promotie-onderzoek dat ze vorige week afrondde met de verdediging van haar proefschrift. Er is nog geen prototype, maar wel een uitgebreide beschrijving van de nieuwe methode. Daarbij wordt het DNA eerst verzameld, bijvoorbeeld met een soort wattenstaafje. “Al blijft daarbij wel veel DNA achter, dat verder niet gebruikt kan worden. Ik doe daarom een aanbeveling om nieuwe methoden te ontwikkelen.”

Bewijsmateriaal

Het DNA zit dan nog in de cellen. “Die maken we kapot om het nog verder te onderzoeken. We noemen dit ook wel de lysis van cellen. Omdat er op een plaats delict vaak maar een beetje DNA wordt gevonden, moet het vermeerderd worden. Daarna is er een manier nodig om aan te geven of er genoeg DNA is gevonden. Dit kan bijvoorbeeld via fluorescentie, zodat je een oplichtend streepje krijgt.” Daarna moet het monster nog wel in het lab verder onderzocht worden.

Het DNA-profiel van een verdachte wordt vergeleken met het DNA-profiel van een spoor in de kleding van het slachtoffer van een delict.

Nederlands Forensisch Instituut (NFI), vrijgegeven in het publieke domein.

Bruijns concludeert dat het mogelijk is om een zogeheten ‘lab on a chip’ te maken, die deze stappen van het verzamelen van bewijsmateriaal tot en met de fluorescentie doorloopt. Dat heeft dan het formaat van een creditcard, waarmee je DNA verzamelt en opslaat. Je stopt dit ‘pasje’ vervolgens in een een apparaat ter grootte van een aktetas dat het monster analyseert. Door haar onderzoek maakt Bruijns de stap naar een werkzaam apparaat aanzienlijk kleiner, al moet het nog wel opgepakt worden in nieuw onderzoek. Het is nog onduidelijk of dat er komt. Bruijns heeft goede hoop. “Zodat de politie in de toekomst sneller kan zien of ze goed bewijsmateriaal verzamelen.”

ReactiesReageer