Het is een veel gehoord argument voor stadsvergroening: mensen voelen zich er beter bij. Dragen parken en tuinen echt bij aan geluk? De relatie tussen groen en mentaal welzijn onder de loep.
Van bijna de gehele 300.000 jaar dat de moderne mens op aarde is, staat vast: we woonden niet in steden van beton en steen. De eerste mensen zwierven als nomaden over de savanne, over open graslanden met hier en daar een boom. In de natuur loerde gevaar, maar het was ook een plek om te schuilen, om voedsel en water te vinden. Een thuis. Een gastvrije omgeving, zoals omgevingspsycholoog Sjerp de Vries zegt. “Je kan beargumenteren dat ons brein hardwired is om bepaalde natuurlijke omgevingen prettig te vinden.”
Al twintig jaar onderzoekt hij aan Wageningen Universiteit & Research wat contact met de natuur voor effect heeft op ons. Hij kijkt naar grootse natuurgebieden, maar ook naar de bomen op straat, parken, openbare stadstuinen, groene gevels en daktuinen. Deze groene ruimtes zijn belangrijk voor het welzijn van de stedeling. Dat is althans een veel gehoord argument voor stadsvergroening, iets waar de Rijksoverheid vaart achter wil zetten.
Draagt stedelijk groen echt bij aan geluk? Zo ja, hoeveel? En waarom dan? “Heel veel onderzoek laat zien dat groen in de woonomgeving samengaat met beter welzijn”, zegt De Vries. “Over de oorzakelijkheid van dat verband en het waarom kan je vragen stellen.”
Groen geluk
Aan statistische verbanden geen gebrek. Groen en geluk gaan samen, laten epidemiologische studies zien. In dit soort studies stellen onderzoekers vast hoeveel groen er in de woonomgeving is, bijvoorbeeld aan de hand van satellietbeelden of luchtfoto’s, en linken dat aan (zelf-gerapporteerde) data over de mentale gezondheid van bewoners. Vaak komt er een positief verband naar voren: met meer groen in de wijk is het mentaal welzijn van mensen beter.
“De verbanden zijn niet altijd even sterk”, zegt De Vries. In zijn eigen studie hadden mensen met een groene tuin bij hun huur- of koophuis niet minder depressie of angsten dan mensen zonder tuin. Terwijl bij mensen met vijftig m2 aan groene tuin wél ruim tien procent minder beroertes, darmproblemen en hart- en vaatziekten voorkwamen. “De verbanden tussen contact met natuur en fysieke gezondheid waren hier veel duidelijker.”
— Sjerp de VriesIn het park kun je alle zelfdiscipline die nodig is om bij de les te blijven laten varen en opladen
Dat gezegd hebbende: die relatie tussen een groene omgeving en mentaal welzijn is er doorgaans wel. Onderzoekers tonen het keer op keer aan. Maar bij epidemiologische studies zoals hierboven beschreven, valt niet te zeggen of groen de reden is dat mensen zich goed voelen. Het kan ook andersom. Misschien zijn gelukkige mensen meer geneigd naar buiten te gaan en in de natuur te belanden, gaan ze er zelfs actief naar op zoek.
Natuurfilm
Wil je groen kunnen aanwijzen als oorzaak voor een betere gemoedstoestand, dan is een ander type studie nodig: een experiment. Mensen krijgen in het lab een natuurfilm of -foto’s te zien en doen ervoor en erna bijvoorbeeld een computertaak die veel aandacht vereist. Of ze kijken bijvoorbeeld eerst een video over werkongevallen bij houtbewerkingsbedrijven met gesimuleerd bloed en verminkingen, een stressvolle video dus, en krijgen daarna een natuurfilm te zien. Deelnemers geven dan aan hoe ze zich voelen, terwijl onderzoekers de stressniveaus meten aan de hand van ademhaling, hartslag en cortisolwaarden.

En ja, dat groen doet mentaal iets met je. De Vries: “Dit soort experimenten laten zien dat blootstelling aan natuur je stemming kan verbeteren, stress kan verminderen en het concentratievermogen kan herstellen. Kortdurend in ieder geval. Na tien minuten is het effect op hoe je je voelt misschien al weggeëbd. Wil je een meer blijvend effect, dan is herhaaldelijk contact met natuur nodig.”
Dit is allemaal in het lab. Werkt het in het dagelijks leven net zo? Vermoedelijk, maar het is lastig vast te stellen. De Vries: “Je moet laten zien dat iemands stemming verbetert wanneer hij van een bebouwde omgeving de natuur inloopt en vice versa. Voor- en nametingen doen. Zoiets is nog weinig gedaan.”
Minder stress, meer aandacht
Hoe natuur dit überhaupt doet, je stemming beïnvloeden, daarover bestaan theorieën. Zo is er de theorie rond mentale vermoeidheid, het gevoel dat je je niet meer kan concentreren en snel afgeleid raakt. De hele dag videobellen is een beruchte mentale moemaker. “Het idee is dat een wandeling door het park je concentratievermogen kan herstellen, omdat je je in een andere omgeving bevindt dan waarin je mentaal uitgeput bent geraakt”, zegt De Vries. “In het park kun je alle zelfdiscipline die nodig is om bij de les te blijven laten varen en opladen.” In een kerk gaan zitten, of op een mooi plein of iets dergelijks, kan wellicht hetzelfde effect hebben. “Al lijkt een groene omgeving voor veel mensen goed te werken.”
De tweede theorie is een populaire, die stelt dat in contact zijn met natuur stress vermindert. “Dan kom je weer terug bij de oermens in ons, die zich instinctief ‘thuisvoelt’ in bepaalde typen natuurlijke omgevingen. Psycho-evolutionair gezien is die natuur in elk geval geen plek die stress oproept.”
Natuurwandeling
Diep in ons allen huist de oermens, maar toch voelt niet iedereen zich even prettig tussen de planten. “We zien inderdaad wat verschillen”, zegt onderzoeker Hanneke Kruize, lector Gezonde Stedelijke Ontwikkeling bij de Hogeschool Utrecht en RIVM. Je hebt meer natuurgerichte mensen, terwijl anderen meer cultuurgericht zijn. “Ik ken mensen die niet zoveel hebben met groen, die liever ontstressen op een terrasje en daar geen natuur bij nodig hebben. Maar over het algemeen zien we echt wel effect van natuur op het welbevinden.”
Zoals in de semi-experimentele PHENOTYPE studie (Positive Health Effects of the Natural Outdoor Environment in Typical Populations in Different Regions in Europe), gesubsidieerd door de Europese Commissie, waar Kruize bij betrokken was. Gezonde mensen in het VK wandelden een half uur in rustige straten in de stad, groene natuur, en een groen natuurgebied mét water (elke wandeling bij mooi weer). Voor en na de wandeling werd in het lab hun stemming, denkvermogen en stressniveau gemeten, aan de hand van vragenlijsten, cognitieve tests, cortisol in het speeksel en hartslagvariabiliteit. Wat bleek? In zowel de stad als de natuur verbeterde hun stemming en zakte de stress. “Dit wijst erop dat bewegen an sich een positief effect heeft op hoe je je voelt”, zegt Kruize. “Maar in de natuur, met én zonder water, hield de stressvermindering het langst aan.”

Bewegen heeft een positief effect op hoe je je voelt, maar in de natuur houdt stressvermindering het langst aan.
FreepikZowel blauwe als groene natuur helpt om je beter te voelen. Al is het niet zo dat je somberheid even kunt wegwandelen in een park. Kruize: “Zo groot zijn de effecten nou ook weer niet.”
3-30-300
We weten het eigenlijk wel, dat groen in de stad belangrijk is. Maar het onderzoek is nog niet klaar, als het aan Kruize ligt. Bewijsmateriaal moet ook bruikbaar zijn in de praktijk. En dat is nu niet altijd het geval. “De natuur in Nederlandse steden verdwijnt snel door alle woningbouw. Eenmaal volgebouwd komt dat groen niet meer terug. Om deze ontwikkeling te temperen, zijn duidelijke handvatten nodig.”
Op dit moment is het effect van natuur in de omgeving lastig te kwantificeren. Hoeveel vierkante meter groen is nodig voor stressvermindering, ontspanning en een betere concentratie? Het is lastig hard te maken. Veel gemeenten gebruiken de 3-30-300 vuistregel bij de inrichting van het stadsgroen, in 2021 bedacht door vergroeningsonderzoeker Cecil Konijnendijk. De vuistregel stelt dat iedereen drie bomen moet kunnen zien vanuit huis, dat dertig procent van de wijk een bladerdek heeft, en dat de afstand tot een groene ruimte maximaal driehonderd meter mag zijn vanaf huis.
Het is een eenvoudige vuistregel die het belang van stadsgroen op de kaart zet, volgens Kruize. “Maar of het echt effect heeft op welbevinden en andere functies van groen, zoals bewegen en sociaal contact? Daarvoor is de onderbouwing matig.” En dat is wel wat zij wil en onderzoekt: onderbouwde normen voor hoeveel groen waar in de stad nodig is, en voor wie. “We zien het overal in onderzoek terugkomen: mensen voelen zich goed in een groene omgeving. Nu nog richtlijnen om mee te werken.”