Naar de content

Zijn we de democratie zat?

wikimedia commons

Op 19 maart zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen. Onderzoeksbureau TNS-Nipo becijferde dat minder dan de helft (42 procent) van de kiesgerechtigden van plan is te gaan stemmen. De bereidheid om te gaan stemmen voor de lokale politiek daalt al jaren. Zijn we al dat delibereren en meebeslissen inmiddels niet gewoon zat aan het raken?

Toen het kabinet-de Jong in 1970 de stemplicht afschafte tuimelde de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen direct omlaag. Kwam in 1966 meer dan negentig procent stemmen, in 1970 was dat nog maar rond de zeventig procent. Met die zeventig procent zouden politici aan de vooravond van de verkiezingen van 19 maart behoorlijk in hun nopjes zijn geweest. Onderzoeksbureau TNS-Nipo verwacht een historisch lage opkomst van slechts 42 procent. Volgens TNS is de prognose een goede voorspeller van de werkelijke opkomst.

De grote hoeveelheid partijen in Nederland zorgt dat iedereen iets te kiezen heeft. Het maakt de berekeningen van stemmacht wel lastiger. Immers, iedereen die stemt op een partij die geen zetels krijgt in de raad heeft in principe geen stemmacht. Bovendien kunnen kleine partijen minder invloed uitoefenen. Dat hoort echter bij de democratie en is geen probleem met de stemmacht; een stem op een verliezende partij is geen verloren stem.

wikimedia commons

De interesse voor gemeentepolitiek is traditioneel lager dan bij Tweede Kamer-verkiezingen. Dat is ook niet zo gek, want bij landelijke verkiezingen gaat het om grote, vaak principiële vraagstukken. Waar willen we heen met het land? Hoeveel asielzoekers zijn er nog welkom? Hoe verdelen we de welvaart? Hoe hard mogen we rijden op de snelwegen? Bij gemeenteraadsverkiezingen spelen die vragen minder. Bovendien doen de media er bij elke Tweede Kamer-verkiezing een schepje bovenop om er een nog groter circus van te maken dan het jaar daarvoor.

Maar lokale verkiezingen zijn een zorgenkindje aan het worden, ook voor de landelijke politiek. De lijsttrekkers van de grote politieke partijen zeggen allemaal zich zorgen te maken over de lage opkomst. Het is dan ook geen incident. Sinds de jaren zeventig zit er een langzame, maar consequent dalende trend in de opkomstcijfers. Al dat delibereren en meebeslissen – ook over zaken die ons helemaal niet zo aan het hart gaan – beginnen we er misschien een beetje genoeg van te krijgen?

Metaalmoeheid

“Dat mensen zich afkeren van de politiek, heeft de politiek voor een groot deel aan zichzelf te wijten”, is het standpunt van Gijs van Oenen, universitair hoofddocent praktische filosofie aan de Erasmus Universiteit. “In de jaren zeventig en tachtig heeft de overheid zijn eigen gezag uit handen gegeven. Ze is allerlei taken gaan uitbesteden, omdat ze dacht dat private partijen het beter konden. (Denk aan vervoer- en elektriciteitsbedrijven, red.).”

“Als de overheid steeds meer van zijn taken uitbesteed, wat is politiek dan nog? ‘Maakbaarheid’ is individueel geworden. Burgers krijgen het idee opgelegd dat ze zelf alles het beste kunnen.”

Maar er is meer aan de hand volgens Van Oenen. Binnen het NWO-project Omstreden Democratie deed hij de afgelopen jaren onderzoek naar wat hij noemt ‘interactieve metaalmoeheid’. “De jaren zestig en zeventig vormen de afsluiting van een lang proces van emancipatie”, zegt hij. “Dan bedoel ik niet alleen emancipatie van bepaalde groepen, zoals vrouwenemancipatie. Het doel op een algemeen proces van bevrijding uit ondergeschiktheid en onderdrukking dat al begon in de Verlichting. Sindsdien heeft iedereen in principe de mogelijkheid om een volledig vrij leven te leiden. Maar we beginnen nu pas in te zien dat dat ook een keerzijde heeft.”

In zijn boek ‘Nu even niet! Over de interpassieve samenleving’ stelt Van Oenen dat er sprake is van ‘teveel van het goede’, als het gaat om emancipatie, met al zijn verworven vrijheden en keuzemogelijkheden. “Dat alles kan, betekent ook dat alles dus moet”, zegt hij. “Dit leidt tot keuzestress zoals zogenaamde dertigers-dilemma’s. Pas zag ik een documentaire waarin een meisje gevraagd werd wat haar grootste angst is. ‘Dat ik niet alles uit mezelf kan halen’, antwoordde ze. Dat antwoord zou op elk ander moment in de geschiedenis ondenkbaar zijn geweest.”

Weigerpaard

Democratie is de politieke implicatie van dit voltooide emancipatieproces. Dus dat ‘teveel van het goede’ geldt in principe ook voor de democratie. Emancipatie en democratie worden nu bedreigd door hun eigen succes, stelt Van Oenen. De interactieve betrokkenheid, die de voltooide emancipatie en democratie vergen, zijn volgens Van Oenen een soort plicht geworden.

We doen anderen, maar vooral onszelf tekort als we niet bereid en in staat zijn op elk moment mee te praten en mee te beslissen over de regels die voor ons gelden. Die overmatige belasting leidt tot een soort weigering, bij wijze van spreken zoals een paard dat weigert voor een hindernis. Soms wordt het simpelweg teveel. In zijn boek spreekt Van Oenen dan ook van de ‘tragiek van de geslaagde emancipatie.’

De pogingen van politici om ‘de kloof tussen burger en politiek te dichten’, werken volgens Van Oenen dan ook averechts. “Er is juist te weinig sprake van een kloof tussen burger en politiek”, zegt hij. “De politiek dichter naar het volk brengen leidt tot hogere verwachtingen, maar uiteindelijk alleen maar tot teleurstelling bij de kiezer. Het ontneemt ons de illusie dat het we het vermeende falen van de politiek aan incompetente politici kunnen wijten. Dat de politiek dicht bij ons staat, betekent dat als de politiek faalt, wij eigenlijk zelf ook falen. En dat is een confronterende boodschap.”

“Populistische politici geven vaak het idee dat er een soort magische kracht van de politiek uitgaat, dat de politiek heel veel kan, als er maar betrouwbare capabele mensen zitten. ‘Politici zijn allemaal zakkenvullers,’ hoor je vaak zeggen. Populisme is een soort droom dat de politiek twee dingen tegelijk kan zijn; stoere kerels die orde op zaken stellen maar die ook nauw luisteren naar ‘de wil van het volk’. Zo bekeken lijkt populisme een laatste stuiptrekking van het idee dat de wereld maakbaar is via de politiek. Maar die maakbaarheid is dus juist individueel geworden.”

ReactiesReageer