Naar de content

Ziende blind de oorlog in

Tweede deel van een tweeluik over hoe de Eerste Wereldoorlog ontstond

getty images

Op 28 juni 2014 was het precies 100 jaar geleden dat aartshertog Franz Ferdinand, de troonopvolger van het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije, werd vermoord. Zijn dood betekende een lont in een Europees kruitvat. Binnen iets meer dan een maand zou er een vernietigende wereldoorlog uitbreken. Hoe kon het zover komen? Deel II van een tweeluik over hoe de Eerste Wereldoorlog ontstond.

3 juli 2014

Dit is het tweede deel van een tweeluik. Het eerste deel (‘Een lont in het Europese kruitvat’) lees je hier

Vrijwel de hele bestuurlijke elite van Oostenrijk-Hongarije wilde na de moord op troonopvolger Franz Ferdinand op 28 juni 1914 maar wat graag ten strijde trekken om Servië, het kleine buurland dat zij verdacht van betrokkenheid bij de moord, duidelijk te maken dat er met het keizerrijk niet te spotten viel. Niets doen, of alleen diplomatiek reageren, zou de geloofwaardigheid van het rijk verder aantasten. Een militaire vergelding, in ieder geval een beperkte, kon niet uitblijven. Maar of het een Europese oorlog zou worden hing onder andere van de Duitse reactie af. Kwam er steun uit Berlijn of niet?

De Duitse keizer stond op het punt om deel te nemen aan een botenrace in Kiel toen hij het nieuws over de moord hoorde. Hij keerde direct terug naar Berlijn ‘om de vrede in Europa te bewaren.’ De Russen beschuldigden de Oostenrijkers er direct van Servië valselijk te hebben beschuldigd, puur en alleen om een militaire invasie te rechtvaardigen. De Britten en Fransen realiseerden zich in het begin het belang van de moorden niet. En dat terwijl de Russische ambassadeur zijn Britse collega in Wenen al lang duidelijk had gemaakt dat Rusland gedwongen was de wapens op te nemen in het geval van militaire actie tegen Servië. ‘Een Servische oorlog zou een Europese oorlog betekenen.’

‘Blanco cheque’

Zover was het nog niet, maar oorlog kwam wel dichterbij. Nog voordat de Oostenrijkse gezant op 5 juli in Berlijn aankwam had Wilhelm II al zijn begrip getoond voor de Oostenrijkse hulpvraag. De dag daarna verklaarde kanselier Bethmann-Hollweg dat Duitsland achter zijn Oostenrijkse bondgenoot zou staan, wat voor actie Oostenrijk ook zou ondernemen. Deze ‘blanco cheque’ zou later de belangrijkste reden worden om Duitsland de volledige schuld voor de oorlog in de schoenen te schuiven. Zonder Duitse steun was de oorlog vermoedelijk nooit uitgebroken.

Berlijn verwachtte dat Rusland geen Europese oorlog zou riskeren door militair te reageren. Het werd simpelweg nog niet klaar geacht voor een oorlog met het machtige Duitsland. Aan de andere kant dacht de Duitse militaire top dat oorlog op termijn wel degelijk onvermijdelijk was. In dat geval liever nu dan over een paar jaar, wanneer de Franse en Russische legerhervormingen wél voltooid waren. Duitsland was niet uit op een groot Europees conflict en verwachte dat ook niet, stelt althans de Australische historicus Christopher Clarke in zijn recente boek Slaapwandelaars.

Maar de keizer was duidelijk bereid een oorlogsrisico te nemen en drong zelfs aan op snelle actie door Wenen ‘nu de herinnering aan de moord nog vers was.’ Met de Duitse garantie op zak vertrok de Oostenrijkse gezant weer naar Wenen. De Oostenrijkers begonnen hun oorlog in het diepste geheim voor te bereiden. De Franse president Raymond Poincaré zou een staatsbezoek aan de Russische tsaar Nicolaas II brengen en oorlogsdreigementen zouden de kans op een Russisch-Franse interventie alleen maar vergroten. Maar de plannen lekten uit, zodat beide leiders in alle rust de situatie konden bespreken toen Poincaré van 20 tot 23 juli in Sint-Petersburg was.

De Franse president Raymond Poincaré rijdt samen met de Russische tsaar Nicolaas II in Sint Petersburg.

getty images

Afschrikeffect

Vooral bij de Franse president zat de oorlogsstemming er goed in. Beide staatshoofden verzekerden elkaar militair bij te staan in geval van oorlog met Oostenrijk-Hongarije en Duitsland. Samen zouden ze Duitsland een tweefrontenoorlog kunnen bezorgen, een scenario dat de Duitse leiders vreesden. Poincaré schatte de slagkracht van het Russische leger nogal optimistisch in, wat deels kwam doordat de Russische militaire top de feitelijke zwakte ervan lang verborgen hield voor de diplomatieke wereld. Zodra ook het machtige Groot-Brittannië mee zou doen zagen ze zich verzekerd van een snelle overwinning; eindelijk een Franse revanche voor de verloren oorlog van 1870.

Alle Europese landen, met uitzondering van Groot-Brittannië, waren op zijn minst bereid het risico op oorlog te nemen. En allemaal vertrouwden ze bijna blind op het afschrikeffect van hun bondgenootschap. Met de ‘blanco cheque’ van Duitsland in het achterhoofd, was Oostenrijk-Hongarije nu vastbesloten Servië militair uit te schakelen. Rusland zou daar zeker op reageren en een oorlogsbereid Frankrijk was bereid zijn bondgenoot militair te steunen.

De militaire bondgenootschappen in 1914

wikimedia commons

Een zeer beperkte Russische reactie op Oostenrijk-Hongarije had escalatie wellicht kunnen voorkomen. Misschien deden de Russen een poging hiertoe, want Rusland maakte op 26 juli een ‘gedeeltelijke mobilisatie’ van het leger bekend, alleen gericht tegen Oostenrijk-Hongarije en niet tegen diens bondgenoot Duitsland. Bovendien vroeg Sint-Petersburg de Serviërs nog eens terughoudend te zijn in het beantwoorden van Oostenrijkse aanvallen.

Maar het diplomatieke denken van 1914 werd gedomineerd door het bestaan van machtsblokken en allianties. Mobilisatie tegen één land paste daar slecht in. Overal in het uitgestrekte Russische rijk kwamen bovendien de troepen in beweging. Duitsland en Oostenrijk zagen het verschil niet met een ‘algemene mobilisatie’. Na de Russische mobilisatie zou Servië helemaal niet meer buigen voor Oostenrijkse eisen. Op 28 juli verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië.

Te trots

De dag daarna besloot Rusland tot volledige mobilisatie. Als reactie mobiliseerde Duitsland ook en verklaarde de oorlog aan Rusland en Frankrijk. Was het te voorkomen? Tot een paar keer toe was aan het begin van de twintigste eeuw een bondgenootschap tussen grootmachten Groot-Brittannië en Duitsland heel dichtbij. Een dergelijk bondgenootschap lag zelfs voor de hand, gezien de aanhoudende Britse koloniale conflicten met Rusland in Azië. Tegenover een Brits-Duitse alliantie had Rusland het wel uit zijn hoofd gelaten zijn leger te mobiliseren. Maar keer op keer waren beide grootmachten te trots om de voorwaarden van de ander te accepteren.

Wellicht had het militair zeer sterke Duitsland de oorlog inderdaad wel snel kunnen winnen, mits Groot-Brittannië er buiten bleef. Aan de andere kant had tijdige Britse bemiddeling het conflict misschien kunnen sussen. Als Groot-Brittannië zijn steun aan Frankrijk en Rusland had uitgesproken hadden Duitsland en Oostenrijk misschien helemaal geen oorlog aangedurfd. Maar de Britse publieke opinie was in 1914 zeer anti-oorlog. Tot een paar dagen voordat Edward Grey voor zijn Londense raam stond weigerde hij duidelijk stelling te nemen. Nog op 30 juli werd het voorstel van Grey om de Franse bondgenoten te steunen afgewezen in de ministerraad. Pas toen Grey met aftreden dreigde als de tegenstemmers niet zouden inbinden, sloeg de Britse stemming om en stortte ook Londen zich in de oorlog.

Bronnen:
  • Christopher Clarke, Slaapwandelaars. Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok (De Bezige Bij, 2013)
  • Max Hastings, 1914. Het trauma van Europa (De Bezige Bij 2013)
  • James Joll, the origins of the Frist World War (London, 1992)
ReactiesReageer