Naar de content

Zeventiende-eeuwse satire ging soms te ver

wikimedia commons

In de zeventiende eeuw lieten regenten vaak door dichters de loftrompet over zichzelf steken. Maar in tijden van politieke crisis maakten pamflettisten de elite belachelijk door juist hun ondeugden en wandaden te onthullen. Dat kon ver gaan, maar had een zelfcorrigerend werking. Zodra een satiricus volgens zijn collega’s te ver ging, en er ontwrichting van de burgermaatschappij dreigde, kon hij zomaar zelf het mikpunt van spot worden.

Marijke Meijer Drees, docent-onderzoeker oudere Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, laat in het Nederlandstalige wetenschappelijke Tijdschrift voor Geschiedenis zien hoe de zeventiende-eeuwse satire in de Nederlanden werkte. Pamflettisten gingen te werk volgens de klassieke wetten van de retorica. Wanneer regenten volgens de satirici teveel geprezen werden door hun aanhangers (Latijn: laudare ) begonnen zij met een tegencampagne gericht op berisping of hekelen (vituperare).

Dat hekelen was in alle opzichten tegenovergesteld aan het prijzen. Wanneer het prijzen zich richtte op iemands goede, deugdelijke kanten dan richtte het hekelen zich op het moreel verdorvene en oneervolle. Meijer Drees laat dit zien aan de hand van de satirische pamfletten die verschenen rondom de inhuldiging van de jonge Amsterdamse regent Gerard Bicker als nieuwe drost en slotvoogd van Muiden.

In een verslag van de aankomst van Bicker bij het Muiderslot beschrijft de Amsterdamse stadsdichter Jan Vos hoe moreel deugdzaam Gerard Bicker wel niet is:

‘Wie de Beleeftheit in haar kracht; d’Eedelmoedigheidt op haar troon, en de Staatkundigheidt op haar scherpste naar het leven had willen afmaalen (schilderen), konde hier in d’omtrek van den Heer Bikker bespeuren.’

In het verslag van Vos is Gerard Bicker een en al deugdzaamheid, precies zoals dat past bij een regent uit een machtige familie. Maar vijftien maanden later, Amsterdam bevindt zich dan in een politieke crisis na een verrassingsaanval op de stad, moeten er politieke koppen rollen. De retorische techniek van het ‘vituperare’ wordt door de pamflettisten ingezet om de familie Bicker uit hun politieke ambten te zetten.

Duymzuyger, gemeene rustverstoorder!

In een pamflet genaamd ‘t Muyder Spoockje’, een fictief gesprek tussen een Amsterdammer en een Muidenaar, vertelt de Muidenaar hoe Bicker zijn kasteel uit lafheid ontvluchtte toen de stad werd aangevallen. Hij wordt naast laf, ook nog als zwaarlijvig, stinkend en onhygiënisch beschreven. De spot richt zich al snel tegen de hele familie Bicker.

‘t Huys te Muyden, kopergravure van het Muiderslot uit J. Blaeu, Theatrum Urbium (1649).

het Geheugen van Nederland

Toch blijkt uit de pamflettenstrijd rondom Bicker dat er ook grenzen aan de satire waren. Wanneer de Haagse drukker Willem Breeckeveld wordt gearresteerd na een kroegruzie en onder dwang vertelt dat hij anoniem verantwoordelijk was voor enkele opruiende teksten (‘je oom Bikker zal men den kop afhouwen en zijn verraederlijcken romp splijten op een eikenstam!’) over Bicker, wordt een grens overschreden.

Wie iemands eer steelt, steelt zijn leven, merkt ene ‘Koninck’ op in een pamflet. Hij scheldt er vervolgens flink op los: “Faamrover, lasteraar, vervloeckte menschenmoorder, duymzuyger, gemeene rustverstoorder!”, bijt hij Breeckeveld toe. Een andere auteur schrijft dat Breeckeveld ‘burger-twist’ zaait met zijn ‘snode vondt’. “Wie is die bloedhond eigenlijck, die onze roemrijke amstelstad zo’n schade wil toebrengen, die het lef heeft Bickers naam in zijn valse mond te nemen? Wat ben je er voor een, heb je geen naam, beest?”

Satire in de zeventiende eeuw kon ver gaan, concludeert Meijer Drees. Maar zodra er ‘burger-twist’ en ontwrichting van de maatschappij dreigde, grepen andere pamflettisten in. Voor Bicker kwam het overigens te laat. De hele familie Bicker liep onherstelbare imagoschade op. Breeckeveld eindigde aan de Amsterdamse schandpaal, met een bord met ‘Valsche artijkel drucker’ om zijn nek.

_Het onderzoek van Marijke Meijer Drees komt voort uit het NWO-project ‘The power of satire: cultural boundries contested’. Het bestaat uit vier deelprojecten, waarin de focus wordt gericht op satire in de eenentwintigste maar ook in de achttiende eeuw, en op satire in een westerse maar ook in een Islamitische context. Zie voor meer informatie: www.thepowerofsatire.org

Bron:

Marijke Meijer Drees, Blameren en demoniseren. Satirische pamfletliteratuur in de zeventiende-eeuwse Republiek, Tijdschrift voor geschiedenis, 126e jaargang, nummer 2, p 220-233

ReactiesReageer