Naar de content

Woorden maken (of breken) de staatsman

Wikimedia Commons, Thehurrican007 via CC0

Het taalgebruik van een politicus draagt bij aan de beeldvorming in de media. Dat toont Leidse onderzoeker Maarten van Leeuwen aan in zijn proefschrift. Hij illustreert zijn punt met een analyse van de spreekstijl van Geert Wilders, Alexander Pechtold en Ella Vogelaar.

30 april 2015

“Wilders’ taalgebruik wordt veel bekritiseerd, maar ook vaak geprezen vanwege zijn helderheid,” aldus Van Leeuwen. “Hij loopt al heel lang rond op het Binnenhof, is een van de meest ervaren politici, maar hij weet toch het beeld te creëren van een politieke buitenstaander. Hoe draagt zijn taalgebruik aan dit soort beeldvorming bij?” Zulk stilistisch onderzoek stond in Nederland nog in de kinderschoenen.

“Als taalgebruiker heb je altijd de keuze hoe je verschijnselen in de werkelijkheid beschrijft. Die keuze heeft retorische consequenties,” legt Van Leeuwen uit. “Het maakt uit of je leden van de FARC ‘terroristen’, ‘opstandelingen’ of ‘vrijheidsstrijders’ noemt. Of de Europese Unie ‘een bodemloze put’ is of ‘één grote familie’.”

Mening als feit

Uit Van Leeuwens analyses van parlementaire toespraken blijkt onder meer dat Wilders vanaf 2007 bepaalde bijzinconstructies minder is gaan gebruiken. In plaats van ‘Ik vind dat de islam een gevaarlijke ideologie is’ zegt hij: ‘De islam is een gevaarlijke ideologie’. Door zijn mening als een feit te presenteren beperkt hij de ruimte voor discussie. “Ook draagt deze manier van formuleren bij aan de indruk van helderheid,” aldus Van Leeuwen. “Wilders bouwt zijn zinnen zo op dat het lijkt alsof hij weet hoe het zit.”

Daarnaast spreekt Wilders heel duidelijk over afgebakende groepen, zoals ‘de Nederlanders’, ‘de islam’ en ‘de Haagse politiek’. “Daarmee suggereer je dat dit eenduidige categorieën zijn, terwijl er in werkelijkheid veel diversiteit binnen de verschillende groepen bestaat.”

De voormalige minister Ella Vogelaar stond bekend om haar wollige taalgebruik.

Roel Wijnants

Dit laatste contrasteert sterk met het taalgebruik van Ella Vogelaar, de voormalig PvdA-minister van Wonen, Wijken en Integratie. Over haar werd gezegd dat haar spreekstijl wollig was. Van Leeuwen: “Vogelaar liet groepen meer onbepaald en gebruikte abstracte termen als ‘emancipatie’ en ‘marginalisatie’. Een andere factor die bijdraagt aan haar wollige taalgebruik zijn verwijswoorden. Ze gebruikte woorden als ‘daarmee’ en ‘hierdoor’, waarbij het vaak niet duidelijk was waar die woorden naar terugverwezen. Dat zorgt voor begripsproblemen.”

Windvaan met praatjes

“Ook over Pechtold merk je in de geschreven media dat hij een tegenpool is van Wilders,” vervolgt Van Leeuwen. “Hij wordt gekarakteriseerd als een politieke insider.” Uit het onderzoek blijkt dat zijn taalgebruik hieraan bijdraagt. Pechtold legt jargon bijvoorbeeld minder vaak uit dan Wilders. Bovendien spreekt hij zijn collega’s vaker dan Wilders direct met u aan, in plaats van via de voorzitter te spreken, zoals de standaard is.

“Wilders positioneert zichzelf meer als politieke buitenstaander, ook door collega’s negatief te omschrijven.” Daarvoor gebruikt hij verschillende technieken, waaronder kwetsende metaforen. “Rutte noemt hij ‘de grootste windvaan van Nederland’ en Hans Spekman is ‘een wandelende wollen trui’. Bovendien ‘praten’ zijn collega’s niet, ze ‘blèren’, ‘slijmen’ en ‘piepen’. Ze maken ‘plannetjes’ en hebben ‘praatjes’. Allemaal woorden met een negatieve connotatie.”

Geen handleiding

Maar wat werkt nu beter: de helderheid van Wilders of de nuance van Vogelaar en Pechtold? “Dat hangt erg samen met het doel dat je nastreeft,” reageert Van Leeuwen geamuseerd. “Als het je doel is om jezelf als een politieke buitenstaander neer te zetten, is het aan te raden om je collega’s negatief te bejegenen, zoals Wilders doet. Maar in de politiek moet je ook samenwerken en samen tot besluitvorming komen. Als dat je doel is, is het misschien niet zo’n goed idee om zulke stijlmiddelen te gebruiken.”

Van Leeuwen wil geen waardeoordeel vellen over de stilistische keuzes in het taalgebruik van de verschillende politici. “Mijn proefschrift is ook geen handleiding voor een politicus,” aldus de onderzoeker. “Het laat wel zien dat stilistische kenmerken bepaalde effecten sorteren. Dat kan interessant zijn voor speechschrijvers, die er hun voordeel mee kunnen doen.”

Dit onderzoek maakt deel uit van het NWO-programma Stilistiek van het Nederlands. Maarten van Leeuwen verdedigde zijn proefschrift Stijl en politiek 16 april aan de Universiteit Leiden.

ReactiesReageer