Smokkelen was vroeger al de gewoonste zaak van de wereld, ook in Nederland. Uit recente cijfers blijkt dat het vaak een vijfde deel – of zelfs meer – van de handel betrof. Dit had nogal een impact op de economie, maar toch houden historici vaak geen rekening met deze ‘officieuze handel’. Tijd voor een nadere blik…
Over smokkelen werd tot in de negentiende eeuw niet echt moeilijk gedaan. Het kwam ook in alle lagen van de bevolking voor. Kapiteins, handwerkslieden, rijkelui, mannen en vrouwen: bijna iedereen die kon bijverdienen met illegale handel deed dat. Smokkelaars claimden zelfs hun waar terug als ze werden opgepakt, wat iets zegt over de mentaliteit van die tijd. Pas later, met de vorming van naties en vaderlandse gevoelens van trots, gingen we smokkel zien als een wandaad tegen het vaderland.
Dit is een van de conclusies uit recent onderzoek naar smokkel. Karwan Fatah-Black, historicus aan de Universiteit Leiden, heeft samen met andere auteurs recente onderzoeksresultaten over de Nederlandse smokkelhandel tussen 1600 en 1800 op een rijtje gezet. Ze laten onder andere zien hoe smokkel was verweven in alle lagen van de bevolking en hoe de ‘onderwereld’ en ‘bovenwereld’ door elkaar heen liepen. Het is dus noodzakelijk om bij historisch onderzoek naar handel verder te kijken dan alleen de officiële cijfers uit die tijd.
Gepiepelde douane
Een voorbeeldje. Uit onderzoek naar scheepsrampen door Matthias van Rossum en Jan Lucassen blijkt dat er beduidend meer zilver aan boord was dan volgens de papieren was ingeladen, wel tien tot twintig procent. En niet alleen in het ruim, ook het lage personeel had een beetje zilver bij zich om te handelen, hoewel dat verboden was. Zilver diende als betaalmiddel en ging zo heel de wereld over. Maar dat was niet de enige smokkelwaar, eigenlijk werd alles wat je kunt bedenken wel gesmokkeld.
Fatah: “Schepen moesten heffingen betalen over hun lading. Een douanebeambte kwam aan boord om te overleggen wat voor producten er allemaal aan boord waren en hoeveel. Dit gebeurde nog weleens onder het genot van een drankje. Niet elk product viel onder hetzelfde tarief en over de gehele lading werd een totaalsom berekend. Zoals je kunt begrijpen was dit systeem nogal fraudegevoelig en werden er onderhandse dealtjes gemaakt om minder heffingen te hoeven betalen. Of de beambte werd misleid doordat hoog aangeslagen producten als producten met een lager tarief waren ingepakt.”
Handelsembargo’s gefaald
Smokkelen was normaal en er werd nog weleens een oogje toegeknepen met toestemming van het stadsbestuur. Een tolerante haven versterkte haar positie onder concurrenten. Dat was de misgelopen belasting wel waard. Daarnaast was het lastig om smokkel tegen te gaan. In de geschiedenis zijn talloze voorbeelden van handelsembargo’s die op niets uitliepen omdat de smokkel het overnam. Napoleon stelde bijvoorbeeld in 1806 het continentale stelsel in: om de Engelse economie te ontwrichten mocht niemand meer handel met het land drijven. Hij kreeg knallende ruzie met zijn broer Lodewijk, de koning van Nederland, omdat er hier volop gesmokkeld werd met de Engelsen.
Uit recent onderzoek van Van den Tol blijkt dat het Spaanse embargo tijdens de Opstand (1568-1648) niet effectief was. Er waren namelijk genoeg mogelijkheden om met behulp van smokkel het embargo te omzeilen. Schepen voeren bijvoorbeeld onder valse vlaggen naar havens waar ze eigenlijk niet mochten komen of handelaren gebruikten een tussenpersoon uit een neutraal land. Fatah: “De theorie dat het Spaanse handelsembargo een crisis heeft veroorzaakt in de Nederlanden kan nu dus de prullenbak in.”
Luxe binnen bereik
Smokkelen was niet iets dat alleen schippers of handelaren deden. Ook de passagiers deden er aan mee. Vrouwen smokkelden kant, schilders schilderijen en rijke plezierjachten smokkelden wijn. In Amsterdam bijvoorbeeld mochten schepen, als ze voorbij een bepaald punt in de haven waren, niet meer gecontroleerd worden. Fatah: “Anne Wegener Sleeswijk heeft achterhaald dat rijkelui wijn smokkelden met hun plezierjacht. Ze maakten zogenaamd een tochtje maar zodra de controleurs hen links lieten liggen, laadden smokkelaars snel de wijn in de boot en voeren ze de haven in.” En binnen was de buit.
Dat smokkel serieuze business was, blijkt wel uit de omvang: van veel handelsstromen bleef twintig tot dertig procent buiten de boeken, en soms wel meer. Deze smokkelwaar drukte de prijzen, zodat luxere producten ook binnen bereik kwamen van de minder rijken, wat de vraag weer aanzwengelde.
Ondanks dat tolerante havens bij smokkelaars populair waren, ondernamen overheden wel actie tegen smokkel. De heffingen op handelswaar vormden namelijk een groot deel van de financiën. Het recht om tol te heffen en scheepsladingen te controleren is dan ook letterlijk en figuurlijk bevochten door de eeuwen heen.
Zo lijkt de scheepvaart via de Sont na 1618 een enorme vlucht te hebben genomen. Dit was echter het gevolg van strengere controles vanaf dat jaar, waardoor er meer heffingen op goederen in de boeken terecht kwamen.
Een belangrijke conclusie uit de recente onderzoeken volgens Fatah: “We denken dat smokkelhandel verre van marginaal was, maar dat wil niet zeggen dat de overheden zwak waren. Het lijkt dat instituties juist nauw verweven waren mét, en gevormd werden dóór, de belangen die met smokkelhandel gepaard gingen. Voor toekomstig onderzoek is het des te belangrijker om te kijken naar de wereld van smokkel, bedrog, fraude, lobbyen en ontduiking.”