Naar de content

Wereldvoedseldag: Hoe kunnen we honger wél verhelpen?

Meer geven, anders eten? Of toch wat anders?

Flickr.com

Op 16 oktober is het Wereldvoedseldag. Dé dag om je af te vragen waarom er nog altijd honger in de wereld is en wat we daar aan kunnen doen. Kennislink praat erover met Will Critchley, die als onderzoeker en consultant ontwikkelingslanden adviseert over landmanagement en voedselproductie. Ook was hij jarenlang coördinator Resource Development bij het Centrum voor Internationale Samenwerking van de VU.

Hoe is het mogelijk dat in de moderne wereld van vandaag een achtste van de bevolking nog altijd honger lijdt?

“In de meeste getroffen gebieden is de hoeveelheid voedsel die geproduceerd wordt wel degelijk gestegen per oppervlakte-eenheid. Dit komt onder meer doordat boeren een betere toegang kregen tot zaden en kunstmest. Maar de bevolking ter plaatste groeide vaak nog sneller, wat deze ‘verbetering’ maskeerde. De bevolkingsgroei – ook in Afrika waar de situatie lange tijd het meest dramatisch was – toont tekenen van vertraging. Er is wat dat betreft dus hoop.”

“Aan de andere kant moeten we wel steeds meer gaan oppassen voor de negatieve effecten van klimaatverandering op de voedselproductie. Zo wordt er gevreesd dat de precieze start van regenseizoenen in de tropen steeds minder vast zal liggen. Dit kan betekenen dat mensen relatief kostbare zaden planten, die weliswaar uitkomen, maar tegen de tijd dat de regen begint te vallen al weer door gebrek aan water uitgedroogd zijn, waarna het zaaien weer opnieuw moet beginnen. Als de boeren in kwestie daar dan überhaupt nog de middelen voor hebben, natuurlijk.”

Waar in Azië de voedselproductie drastisch omhoogschoot na de zogenaamde Groene Revolutie in de jaren zeventig en tachtig, was dat in Afrika veel minder het geval. Mede hierdoor blijft Afrika relatief kwetsbaar voor honger. Hoe valt die mislukking eigenlijk te verklaren?

Groene Revolutie

De Groene revolutie is een landbouwrevolutie die zich tussen 1960 en 1980 voornamelijk in Azië voltrok.Door de bevolkingsexplosie kon de rijstteelt de stijgende vraag maar moeilijk bijhouden. Er moest een oplossing komen voor de tekorten, want er dreigde hongersnood. Door gebrek aan voor de rijstbouw geschikte nieuwe gronden, zocht men verhoging van de opbrengsten vooral in verbetering van gewassen en productie, door middel van nieuwe variëteiten, kunstmest, pesticiden, nieuwe irrigatietechnieken en het verstrekken van landbouwkredieten. Van veel landen waaronder China, Indonesië en India kan inmiddels gezegd worden gezegd dat ze door deze ontwikkeling zelfvoorzienend zijn geworden.

“Ik denk dat dit komt doordat de Aziatische situatie erg verschilt met die van de Afrikaanse. In Azië hadden veel plekken destijds nog flinke mogelijkheden voor irrigatie. Daarbij was het mogelijk de voedselproductie aanzienlijk te verhogen door de inzet van verbeterde gewassen en betere bemesting, inclusief in gebieden die dicht bevolkt waren. Hierdoor kwam het eten makkelijk en snel bij de mensen terecht.”

“In Afrika is het potentieel daarvoor veel minder. Dat continent bezit gewoonweg niet over eenzelfde hoeveelheid water die ingezet kan worden voor irrigatie. Ook leeft de bevolking er vaak meer verspreid. Dit maakt het realiseren van een soortgelijke ‘Groene Revolutie’ lastig.”

Juist omdat het landbouwpotentieel in Afrika relatief beperkt is, kan snelle bevolkingsgroei een probleem zijn. Maar volgens sommige experts zet het ook aan tot meer menselijke inventiviteit. Ben je daarvan ook voorbeelden tegen gekomen in Afrika?

“Zeker wel. Een goed voorbeeld is de situatie die aanleiding gaf tot mijn documentaire Hoe meer mensen, hoe meer bomen. In 2005 bezocht ik twee dorpen in respectievelijk Burkina Faso and Kenia, die ik 20 jaar geleden voor het laatst bezocht had. Het bleek dat de plaatselijke bevolking flink gegroeid was. Als gevolg daarvan waren veel bomen rondom het dorp inmiddels weg: gekapt voor brandhout, om mee te bouwen, enzovoort.”

“Toch was er reden voor optimisme: de mensen hadden namelijk ter compensatie wel nieuwe bomen gezaaid op hun velden. Dat is niet alleen belangrijk voor het instandhouden van het plaatselijke ecosysteem: bomen spelen ook een belangrijke rol in het voorkomen van bodemerosie, wat weer belangrijk kan zijn voor voedselproductie. Het ging hier bovendien niet om opzichzelfstaande gebeurtenissen; er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat in Afrika bomen ‘immigreren’ van het bos naar de velden. Foto’s van Machakos in Kenia laten zien hoe het landschap veranderd is sinds het midden van de 20e eeuw: er zijn veel meer huizen en gebouwen. Maar er zijn ook meer bomen, verspreid over de velden.”

Veel van je boeken zoomen in op succesvolle landmanagementprojecten die geïnitieerd worden door de lokale bevolking. Kunnen dergelijke gemeenschapsprojecten ook een impuls geven aan het oplossen van voedselproblemen, denk je?

“Ik denk het wel. De plaatselijke bevolking moet sowieso wel samenwerken, omdat natuurlijke hulpbronnen als water en land vaak collectief bezit zijn. Maar naast zulke zogenaamde ‘community-based projects’ is er zeker ook een rol voor ondernemers. Verder blijft mijn inziens de rol van de overheid erg belangrijk. Die kan boeren bijvoorbeeld helpen door een betere toegang tot inputs als zaden en kunstmest en toegang tot markten te realiseren. En boven alles door interne conflicten zoveel mogelijk te vermijden door goed bestuur. Honger – en zeker hongersnoden – zijn meestal het resultaat van onveiligheid.”

De verspreiding van honger in de wereld aan de hand van de Global Hunger Index (Bron: One World).

Volgens onderzoekers van het Afrika Studiecentrum wordt honger gewoonlijk bepaald door vier factoren. Naast voedselzekerheid, oftewel de beschikbaarheid van eten, en politieke stabiliteit, spelen de toegang tot voedsel en het gebruik ervan een rol. Ben je het hier mee eens?

“Ja, helemaal. Wel zou ik een factor willen toevoegen, namelijk voedselverlies. Een goede opslag van geoogste gewassen en effectieve ongediertebestrijding zijn daarvoor allereerst onontbeerlijk. Maar wat we als wereldbevolking graag op onze borden zien speelt ook steeds vaker mee. Zo zijn de eetpatronen van rijke mensen steeds minder gebaseerd op granen en steeds meer op vlees. In China hebben steeds meer mensen een voorkeur ontwikkeld voor veel vlees op hun bord, bijvoorbeeld. Om aan die vraag te voldoen importeert het land inmiddels grote hoeveelheden kippenpoten en kippenvleugels uit Europa. Maar die kippen zijn gevoed met granen en sojabonen, die vaak in Afrika of andere ontwikkelingsgebieden geteeld worden en die ook direct door mensen daar gegeten hadden kunnen worden. Door deze nieuwe eetpatronen is de voedselproductieketen inefficiënter geworden, kortom. Hoewel dit niet onmiddellijk tot honger leidt, kan het dit op langere termijn wel in de hand werken.”

De wereld is inderdaad meer verbonden dan ooit. Een groter milieubewustzijn in het noorden heeft bijvoorbeeld geleid tot een grotere vraag naar gewassen die als biobrandstof kunnen dienen, die vaak geteeld worden in het zuiden. Intussen specialiseren landen als Kenia zich steeds vaker in het produceren van commerciële gewassen voor de wereldmarkt, zoals snijbloemen. Maar volgens sommigen zou het telen van dergelijke, veelal, niet-eetbare gewassen direct met de voedselproductie concurreren, waardoor de voedselprijzen voor de armen stijgen. Dit kan weer honger in de hand werken. Wat is jouw mening hierover?

“De focus van landgebruik moet wat mij betreft in de eerste instantie liggen op een duurzame productie van voedsel om zo de armen en de hongerigen van de wereld van voldoende eten te voorzien. Mooie bloemen voor op de eettafel of het verkrijgen van biobrandstoffen voor energieslurpende auto’s als SUVs, die vaak totaal overbodig zijn in het westen, zijn wat dat betreft natuurlijk luxebehoeftes.”

“Aan de andere kant, is er weinig mis met het telen van biobrandstoffen op land dat zich niet leent voor het verbouwen van voedingsgewassen. Ook kan de intensieve productie van commerciële gewassen als snijbloemen lokale economische voordelen brengen. En hogere voedselprijzen kunnen ook ten goede komen aan arme boeren, als hun oogsten voldoende opleveren om een deel ervan te verkopen. Kortom, wat ‘goed’ en ‘slecht’ is hangt ook heel erg samen met lokale behoeften en mogelijkheden.”

Gouden rijst (rechts) is erg omstreden, omdat het genetisch gemodificeerd is. Tegelijkertijd zou de inzet ervan kinderen met een vitamine A-tekort kunnen helpen.

Wikimedia Commons

Volgens de NGO Save the Children is het feit dat er nog altijd honger in de wereld is net zo’n misdaad tegen de mensheid als slavernij dat destijds was, en moet de ‘afschaffing’ ervan net zo’n hoge prioriteit krijgen. Moeten we ons hier in het westen ook schuldig voelen dat honger nog steeds een groot probleem is? Of kunnen we daar toch niets aan doen?

“Schuldig? Nee. Wel diep bezorgd. Hoewel we niet direct invloed uit kunnen oefenen is er tegelijkertijd veel dat we wel kunnen doen. Het stimuleren van goed bestuur is bijvoorbeeld belangrijk. En ontwikkelingshulp moet veel strenger worden gecontroleerd. En wat mij betreft zouden mensen die hongerende kinderen in het zuiden de voordelen van genetisch gemodificeerd voedsel zoals ‘gouden rijst’ willen onthouden, razendsnel hun mening moeten bijstellen. Vanuit je luie leunstoel op een goed gevulde maag is het wel erg makkelijk roepen.”

ReactiesReageer