Wat maakt de menselijke geest speciaal? Die vraag probeert psycholoog Laurie Santos te beantwoorden. Aan Yale University test ze apen, honden en mensen op hun cognitieve vermogens. NEMO Kennislink interviewt haar in Boston (Verenigde Staten). “Veel van onze cognitieve vermogens hebben ook een keerzijde.”
Mensen zijn vreemd. Er is geen andere diersoort die informatie vertaalt in spraak en waarbij de geïnterviewde probeert haar gedachten over te brengen naar de lezers van een website. Waarom onze geest zo verschilt van andere dieren, is altijd een interessante vraag geweest. Psycholoog Laurie Santos probeert er de vinger op te leggen in het door haar geleide laboratorium voor vergelijkende cognitie aan Yale University.
We zitten in een vergaderkamer van het Sheraton hotel in Boston, waar de Association for Psychological Science een meerdaagse conferentie organiseert. Vanavond geeft Santos een publiekspresentatie over de cognitieve vermogens van dieren, die ze vergelijkt met programma’s die in een computer zitten. Een computer gebruikt programma’s om taken uit te voeren; dieren gebruiken cognitieve vermogens om tot een beslissing te komen, bewust dan wel onbewust. Aan de hand van informatie die ze opnemen uit de wereld om zich heen, berekenen ze constant wat de uitkomst in gedrag wordt. Vergelijkende cognitie kan je dan zien als de speurtocht naar welk dier welke programma’s bezit. Met de ultieme vraag: lijken die programma’s op wat mensen doen? Santos: “Ik probeer uit te vinden of niet-menselijke dieren een andere app hebben voor wat ze doen, of dat ze dezelfde software draaien als wij.”
Waarom zijn mensen zo bezig met de vraag wat ons uniek maakt? Elke soort is toch in wezen uniek?
“Als andere diersoorten het cognitieve vermogen hadden gehad om over hun eigen uniekheid na te denken, waren ze vast net zo geobsedeerd geweest met zichzelf als wij zijn met onszelf. Wij zijn ook maar gewoon geëvolueerde biologische organismen, maar geen enkele andere soort heeft dit soort vragen over zichzelf gesteld. Dat maakt ons in wezen vreemd.”
Heeft elke diersoort een bepaalde vorm van cognitie?
“Stel je een heel simpel programma voor, bedoeld om te bewegen, groeien of beslissingen te nemen. Veel organismen die zich verplaatsen moeten een soort beslissingsproces hebben, gebaseerd op informatie die ze opnemen uit de wereld om hen heen. Dat betekent dat de meeste dieren cognitie hebben. Cognitieve processen hoeven niet per se bewust te zijn, veel aspecten van onze eigen cognitie zijn waarschijnlijk onbewust. Toen ik binnenkwam had jij bijvoorbeeld onbewust al verwachtingen gemaakt van mij en mijn sociale status.”
Hoe onderzoekt u de cognitie van dieren? Vragen wat ze denken en voelen lukt niet.
“We gebruiken methoden gebaseerd op hun acties en beslissingen om cognitieve processen te zien. Soms geven we dieren een keuze tussen optie A of B. Wat ze kiezen zegt ons iets over hoe ze de informatie verwerken. Meestal gebruiken we subtiele technieken. Wat we veel doen, is bijhouden hoe lang dieren ergens naar kijken. Het idee is dat mensen langer naar dingen kijken als die verrassend zijn, dat kost tijd om te verwerken. Dieren doen hetzelfde, dus zo kunnen we hun verwachtingen testen. Als we ze iets laten zien dat overeenkomt met de verwachting in hun hoofd, dan kijken ze er niet lang naar. Dat is saai. Als ze iets geks zien, zouden ze langer moeten kijken. Zo weten we of het dier een andere verwachting had.”
Primaten zijn onze dichtstbijzijnde nog levende verwanten. Waarom doet u ook onderzoek naar honden?
“Inderdaad, primaten staan evolutionair gezien het dichtst bij de mens en geven daarmee een inkijkje in wanneer onze cognitieve vermogens evolueerden. In de discussie over nature versus nurture (of een eigenschap van een individu meer bepaald is door aanleg of opvoeding,[red.]) kunnen we via primaten dus vat krijgen op de nature kant van het verhaal. Honden zijn juist handig om te testen of de omgeving genoeg is om cognitieve vermogens te ontwikkelen. Gedomesticeerde honden staan evolutionair niet zo dicht bij ons, maar groeien wel op in exact hetzelfde milieu als mensen. Ze krijgen dezelfde input als kinderen, horen taal en worden onderwezen. En blootstelling aan taal en onderwijs kan onze cognitie kneden. Stel je vermoedt dat een bepaald aspect van het menselijk denken ontstaat doordat we in een kunstmatige cultuur leven, vol met door de mens gemaakt objecten. Met honden kan je zo’n hypothese testen. Als je verschillen ziet tussen honden en kinderen, weet je dat de omgeving in ieder geval niet de volledige verklaring is voor bepaalde cognitieve vermogens.”
Een bekend cognitief proces is het hebben van een theory of mind, je kunnen verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen. Welke dieren kunnen dat?
“Daar is geen consensus over. Ik kan je alleen zeggen wat ik denk. Er is een stapel bewijs dat primaten en honden een theory of mind hebben, en sommige vogels hebben er bepaalde aspecten van. Daarna wordt het warrig, ook omdat er maar weinig soorten getest zijn. Het is nog een open vraag, maar olifanten, dolfijnen, geiten en varkens zijn genoemd. Mijn gok is dat als je de juiste tests doet in alle sociale diersoorten, je een hoop andere dieren met een theory of mind zou vinden, al dat niet een beperkte vorm ervan.”
Uw onderzoeksgroep ontdekte onlangs dat kinderen overimiteren en honden niet. Hoe zit dat?
“Honden en kinderen leren beiden door anderen te imiteren, maar kinderen slaan daar soms in door. In tests met een transparante doos waar een traktatie in zit, zien we dat kinderen exact de volwassene nadoen om de doos open te maken, hoeveel onnodige tussenstappen er ook zijn. Honden niet, die slaan de tussenstappen over en tillen meteen het deksel eraf. Ze hebben een beter sociaal filter; trappen niet in slechte informatie. In tegenstelling tot honden hebben kinderen geen eigen overtuigingen over hoe die doos het snelst open kan; ze gebruiken die van anderen. Ik denk dat mensen mechanismen hebben die automatisch de acties van anderen altijd coderen als relevant en doelbewust. De reden dat we klakkeloos oppikken wat anderen denken, is omdat mensen buiten hun eigen hoofd kunnen denken: ze stellen zich voor hoe het is om iemand anders te zijn.”
Is de mens de enige diersoort die dat kan?
“We hebben weinig bewijs dat andere dieren in staat zijn om buiten het hier en nu te denken. Ze denken niet na over hoe het is om iemand anders te zijn, of stellen zich niet in de toekomst voor. Dieren zijn meer gebonden aan het hier en nu en daarin zijn ze anders dan wij, al is er wel debat over. Buiten het hier en nu kunnen denken heeft consequenties voor toekomstdenken, plannen en oorzakelijk redeneren. Wij mensen kunnen bedenken hoe iets ook had kunnen zijn, alternatieve mogelijkheden, waardoor het mogelijk is om ons in te beelden hoe het is om Harry Potter te zijn. Wetenschappers hebben niet alle diersoorten getest, maar we zien dat mensapen en apen erin falen. Binnen de primaten lijkt het in ieder geval uniek voor ons.”
Hebben we alleen maar voordeel van onze ver ontwikkelde menselijke cognitie?
“Ik denk dat veel van onze cognitieve vermogens grote keerzijden hebben. Overimitatie is een goed voorbeeld, dat is niet functioneel. Of neem denken buiten het hier en nu. Omdat we zo goed zijn in denken buiten ons hoofd, is het soms moeilijk om in het moment te blijven. Mensen doen niet voor niets aan meditatie: dan verrichten we cognitief werk om meer in het moment te leven en onze geest niet te laten afdwalen. Aan de ene kant is het goed dat we kunnen denken over wat er morgen gaat gebeuren, maar het heeft dus ook een prijs. Als deze manier van denken alleen maar slecht was, zou de natuurlijke selectie dat vermogen er wel uitgefilterd hebben.”
Welke soort lijkt qua cognitie het meest op ons?
“Dat hangt af van het vermogen waar je het over hebt. Sociaal leren, motivatie om te leren, het innemen van andermans perspectief? Dat zijn heel verschillende dingen. Voor de meeste van die dingen lijkt de chimpansee waarschijnlijk het meest op ons, maar soms ook niet. Als je het hebt over de motivatie om te leren zijn honden beter dan chimpansees. Als ik aan een groot rad met cognitieve vermogens zou draaien, en ik zou niet weten waar het rad stopt, zou ik mijn geld inzetten op chimpansees. Dat is waarschijnlijk een goede gok.”
Valt er nog steeds veel te ontdekken over de verschillen tussen menselijke en dierlijke cognitie?
“Heel veel, al gaat het soms om subtiele dingen. Daarnaast hebben we ook geen goed idee van de verschillen tussen mensen. We onderzoeken vaak maar één soort mensen, namelijk de westerse, opgeleide soort. Er is zoveel variatie in menselijke cognitie die we niet begrijpen. Je ziet bijvoorbeeld indrukwekkende verschillen in hoe kinderen leren, gebaseerd op de manier van opvoeden. Recente resultaten laten bijvoorbeeld zien dat verschillen in sociaal leren leidt tot verschillen in overimitatie, waar je in andere culturen minder van ziet.”
Is er een aspect van de menselijke cognitie waar wetenschappers het over eens zijn?
“Nee. De enige consensus is dat er een hoop controverse is.”
Denkt u dat we de vraag ooit zullen beantwoorden wat ons speciaal maakt?
“Dat zal moeilijk zijn. Wat er altijd gebeurt, is dat we ineens iets observeren wat we voorheen niet in dieren zagen. Lange tijd dachten we dat mensen als enige gereedschap hanteerden, totdat primatoloog Jane Goodall zag dat chimpansees werktuigen gebruiken. Mannelijke prieelvogels maken een rijkelijk versierd nestje met gekleurde objecten om vrouwtjes aan te trekken. Is wat zij doen kunst? Bij elke nieuwe observatie moeten we opnieuw nadenken wat we bedoelen met termen als theory of mind, kunst of gebruik van gereedschap. We zijn nu voorzichtiger met de claims die we maken over waarom wij speciaal zijn.”