Naar de content

Wanneer waarschuwen voor smog?

Iain Buchanan, via Wikimedia Commons, CC BY 2.0

Als in Engeland sprake is van ‘zeer zware’ luchtverontreiniging, heeft Nederland het nog steeds over ‘matige smog’. Vanwaar dat verschil in terminologie? En wat maakt het eigenlijk uit?

Half maart moest in Parijs de helft van de automobilisten de auto laten staan. Een combinatie van luchtvervuiling, warmte en weinig wind veroorzaakte zulke hevige smog dat het gezondheidsrisico´s opleverde. Enkele weken later werd in Engeland een smogalarm afgegeven. Kwetsbare groepen zoals kinderen en longpatiënten kregen het advies om inspanning in de buitenlucht te mijden. In Nederland was in beide perioden slechts sprake van ‘matige smog’, volgens de luchtkwaliteitsmetingen van het RIVM.

Waarschuwingsnorm

Helaas betekent dit niet dat de lucht hier schoner was. Het verschil zat hem in de grenswaarde die voor zware smog gehanteerd wordt. Deze ligt in Nederland bijna drie keer zo hoog als in Engeland, in elk geval waar het de concentratie van fijnstof in de lucht betreft, vertelt Henk Eskes, onderzoeker bij het KNMI en gespecialiseerd in luchtkwaliteit. En fijnstof was nu net het soort luchtvervuiling waar het begin april om draaide.

De luchtkwaliteit op 2 april, volgens Engelse maatstaven. In het paarse gebied is het smogniveau ‘very high’.

De vervuilde lucht is met de oostenwind van het Europese vasteland naar Engeland toe gedreven, en daarna vanwege een stabiel hogedrukgebied blijven hangen.

De concentratie fijnstof (stof dat kleiner is dan 10 micrometer (μm)) rond Londen lag begin april rond de 85 μg/m3. In Nederland was de luchtkwaliteit op dat moment vergelijkbaar, maar omdat de waarschuwingsnorm hier een stuk hoger ligt werd hier niet aan de alarmbel getrokken. In België waarschuwt men de bevolking bij een concentratie van 70 μg/m3, in het Verenigd Koninkrijk bij 75 μg/m3, in Nederland pas bij 200 μg/m3.

Elke keer als de fijnstofconcentraties weer oplopen, pleit het Longfonds er voor om de Nederlandse waarschuwingsnorm te verlagen. Maar wie te vaak aan de alarmbel trekt loopt het gevaar niet meer serieus te worden genomen, verdedigde Kees van Luijk van het RIVM het Nederlandse smogbeleid begin april in het NOS-journaal.

Overalarmering

De waarschuwingsnorm die Nederland hanteert blijkt het gevaar van overalarmering inderdaad bijzonder goed te bezweren, zo blijkt uit de tabellen op de website van het RIVM. Gedurende de afgelopen twee jaar hoefde de bevolking zelfs geen enkele keer gewaarschuwd te worden.

Wat is smog?

Smog – een samentrekking van de Engelse woorden smoke (rook) en fog (mist) – is een mengsel van mist en vervuilde lucht. De vervuiling kan bestaan uit uitlaatgassen van auto´s en fabrieken (industriële smog), maar smog kan ook ‘secundaire’ componenten bevatten, die in de atmosfeer gevormd worden, vaak onder invloed van zonlicht (fotochemische smog, of zomersmog). De schadelijke stoffen in smog zijn voornamelijk fijnstof en ozon.

Smog in Londen

Iain Buchanan, via Wikimedia Commons, CC BY 2.0

De alarmgrens, die werd vastgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, ligt bij een concentratie van 200 microgram per kubieke meter (μg/m3) fijnstof met een diameter kleiner dan 1/100 millimeter. In 2012 bedroeg de hoogst gemeten daggemiddelde concentratie (op 1 meetpunt) 126 μg/m3, in 2013 was dat 153 μg/m3. Slechts vier keer werd in 2013 een fijnstofconcentratie hoger dan 100 μg/m3 gemeten, waarvan drie keer bovendien bij maar bij 1 van de 56 meetpunten.

Zelfs als in Nederland dezelfde norm zou gelden als in het Verenigd Koninkrijk, namelijk 75 μg/m3, dan hadden de alarmbellen in het jaar 2013 hooguit vier keer hoeven rinkelen.

Gezondheidseffecten

Voor de gezondheid maakt het echter nogal wat uit, of er 75 of 200 μg fijnstof per kubieke meter door de lucht zweeft. “Het aantal gezondheidsklachten en sterfgevallen neemt lineair toe met de fijnstofconcentratie”, vertelt Gerard Hoek, milieu-epidemioloog bij het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht. “Bij een concentratie van 200 μg/m3 is de kans om door de smog te overlijden dus twee keer zo groot als bij 100 μg/m3.”

Als de fijnstofconcentratie op een dag toeneemt van 75 naar 200 μg/m3, stijgt de kans om op die dag te overlijden met ongeveer 6 procent, valt af te leiden uit een rapport van wereldgezondheidsraad WHO. In Nederland heb je het dan over zo´n twintig extra sterfgevallen. “Wie tot de kwetsbare groep behoort kan dan ook het beste zelf de website van het RIVM in de gaten houden”, merkt Hoek op. “Daar zijn zowel de actuele situatie als de voorspellingen altijd te vinden.”

De RIVM-website is zeer bruikbaar, beaamt Eskes. De site toont smogkaarten, vervaardigd door het RIVM en het KNMI. Het RIVM gebruikt metingen aan de grond om de luchtkwaliteit vast te stellen, het KNMI vult deze aan met gegevens uit satellietmetingen. Daarna wordt met behulp van computermodellen een driedaagse voorspelling gedaan voor fijnstof en ozon.

De computermodellen simuleren luchtstroming, deeltjestransport en chemische reacties, en worden gevoed met de temperatuur, de luchtdruk en de verspreiding van de verschillende stoffen in de lucht. “We toetsen de verwachtingen altijd achteraf met de nieuwe metingen”, zegt Eskes. “Over het algemeen zijn ze tijdens een smogepisode betrouwbaar.”

Maatregelen

Mensen die veel last van smog kunnen krijgen, kunnen dus zelf aan de hand van de kaarten besluiten om binnen te blijven. Maar bij welke fijnstofconcentratie zou de overheid moeten ingrijpen? In Parijs werd half maart het halve wagenpark stilgezet, en onze zuiderburen brengen de maximumsnelheid tijdelijk omlaag zodra de fijnstofconcentratie boven de 70 μg/m3 uit komt.

Verboden voor gemotoriseerd verkeer, ivm smog. Duits verkeersbord.

Mediatus, via Wikimedia Commons, public domain

Bert Brunekreef, hoogleraar milieu-epidemiologie bij het IRAS, vindt dat echter niet erg zinvol. “Maatregelen op de dag zelf helpen maar een heel klein beetje, het kwaad is dan allang geschied. De smog bestaat uit de luchtverontreiniging die zich gedurende de twee weken voorafgaand aan de smogdag heeft opgebouwd, tot op een afstand van soms meer dan 1000 kilometer.”

Brunekreef mailt het vanuit Beijing, waar de smogmeter op dat moment een fijnstofconcentratie van meer dan 500 microgram per m3 aangeeft. “Toen hier in 2008 de Olympische Spelen werden georganiseerd, namen de autoriteiten vanaf vier weken van te voren al maatregelen, in een gebied met een straal van honderden kilometers rond Beijing”, mailt Brunekreef. Dat zet wél zoden aan de dijk.

Brunekreef: “Omdat je echter nooit lang genoeg van tevoren weet wanneer en waar de weersituatie zo wordt dat de vieze lucht blijft hangen, heeft het eigenlijk alleen zin om de uitstoot altijd en overal te beperken.”

Fijnstof en fijnstof

Om de hoeveelheid fijnstof in de lucht weer te geven worden twee waarden gebruikt. De PM10-concentratie, die aangeeft hoeveel deeltjes met een diameter van 10 micrometer (één duizendste millimeter) of kleiner er in de lucht zweven, en de PM2,5 concentratie voor de hoeveelheid deeltjes kleiner dan 2,5 micrometer. De PM2,5 deeltjes zijn het schadelijkst voor de gezondheid, maar die worden in Nederland nog niet goed gemeten. Wel is er een meetnetwerk voor deze deeltjes in de maak.

Omdat de concentratie PM2,5 echter meestijgt en -daalt met de PM10-concentratie, is ook de laatste een redelijk goede maat voor de luchtkwaliteit. Volgens de Europese regelgeving mag deze concentratie gedurende een jaar gemiddels niet boven de 40 μg/m3 uitkomen, en mogen er bovendien niet meer dan 35 dagen zijn waarop de 50 μg/m3 overschreden wordt

Overigens gaat het in West-Europa de goede kant op. De luchtkwaliteit in Nederland gaat al jaren vooruit. De concentratie van fijnstof neemt af, evenals die van ozon en veel andere smogbestanddelen. Het is het resultaat van onder meer de ontwikkeling van minder vervuilende motoren in auto´s, roetfilters voor dieselmotoren, en emissieplafonds voor de industrie.

Bronnen: Zuurbier e.a. (2012) Smog en gezondheid, GGD-richtlijn medische milieukunde, RIVM Rapport 609400006/2012

Bronnen:

  • Zuurbier e.a. (2012) Smog en gezondheid, GGD-richtlijn medische milieukunde, RIVM Rapport 609400006/2012
  • Luchtkwaliteit in Nederland, Dossier van het Compendium voor de Leefomgeving.
  • WHO (2006), Air Quality guidelines, Global update 2005, Particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide, Kopenhagen WHO-report 2006
  • WHO (2013), _Health risks of air pollution in Europe – HRAPIE project. New emerging risks to health
    from air pollution – results from the survey of experts WHO-report 2013
ReactiesReageer