Naar de content

Waar gaat dat plastic in de oceaan heen?

Flickr.com, Geraint Rowland via CC BY-NC 2.0

Grote stukken plastic in de oceaan breken af tot steeds kleinere deeltjes. Waar blijft dat microplastic? Zinkt het? Eten vissen het op? Marien biochemicus Matthias Egger voer mee op het onderzoeksschip de Pelagia om het uit te zoeken.

14 december 2018

Plasticonderzoeker Matthias Egger voor de Pelagia.

Peter Kraal

Eind juli kwam hij terug van de NICO-expeditie in de Atlantische Oceaan en in oktober voer hij alweer uit naar de Stille Oceaan. Wie onderzoek doet naar plastic in zee, dobbert heel wat rond. Marien biochemicus Matthias Egger is zo iemand. Als plasticonderzoeker zette hij deze zomer voet op het onderzoeksschip de Pelagia. In de wateren rond de Azoren, een Portugese eilandengroep in de Atlantische Oceaan, nam hij monsters van het water en de zeebodem.

Hij was niet de enige wetenschapper aan boord. Sabine Gollner en Peter Kraal van het NIOZ gingen ook mee op deze etappe van de expeditie, om de hydrothermale bronnen in de diepzee te onderzoeken. Hans Slabbekoorn voer mee om de effecten van geluid op walvissen en hun prooien te bestuderen. “We waren met een heel divers team”, aldus Egger.

Microplastic

Zelf is hij wetenschapper in het team van The Ocean Cleanup, een Nederlandse stichting die technologie ontwikkelt om de wereldwijde plastic soep op te ruimen (zie kader). De bedoeling is om het plastic te verwijderen zolang het nog uit groot puin bestaat. Grote stukken, zoals shampooflessen en draagzakken, breken langzaam af in kleine deeltjes. Dit microplastic, deeltjes kleiner dan vijf millimeter, belanden in onze voedselketen en schaden mogelijk het ecosysteem.

Grote stukken plastic, zoals shampooflessen en zakken, breken langzaam af in kleine deeltjes

Ben Mierement, NOAA NOS

Hoeveel plastic er in zee ligt en waar het zich bevindt is nog steeds een mysterie. Egger: “Van 99 procent van het plastic dat de zee instroomt weten we niet waar het terechtkomt.” Niet alles drijft zichtbaar aan de oppervlakte: een belangrijk deel van het materiaal spoelt terug op het strand, of zinkt naar de bodem dicht bij de kust.

De grote vragen die Egger probeert te beantwoorden zijn: hoe lang blijft plastic drijven aan het zeeoppervlak? En wat gebeurt er met de fractie van het plastic dat tijdens de lange reis naar de diepzee uit elkaar valt? Die deeltjes gaan ergens naartoe. Maar waarheen?

Vijf ‘vuilnisbelten’ op zee

Ons afval hoopt zich op in vijf gebieden in de oceaan. Het plastic komt daar terecht door grote stromingen in de oceaan (gyren), die alle rommel als het ware bij elkaar vegen en bij elkaar houden. In het noorden en zuiden van de Atlantische Oceaan drijven twee vuilnisbelten, evenals in de Stille Oceaan. Ten slotte dobbert er een plastic soep in de Indische Oceaan. De grootste verzameling plastic vuilnis bevindt zich in het noorden van de Stille Oceaan tussen Hawaii en Californië. Eigenlijk geeft ‘vuilnisbelt’ een verkeerd beeld, legt Egger uit. “In deze gebieden is een sterk verhoogde concentratie aan plastic waar te nemen, maar dat betekent niet dat het wateroppervlak bedekt is met afval.”

Er zijn vijf grote ringvormige oceaanstromingen (gyren): eentje in de Indische Oceaan (links), twee in de Stille Oceaan (midden) en twee in de Atlantische Oceaan (rechts).

Er zijn vijf grote ringvormige oceaanstromingen (gyren): eentje in de Indische Oceaan (links), twee in de Stille Oceaan (midden) en twee in de Atlantische Oceaan (rechts).

Wikimedia Commons, NOAA via publiek domein

Vissen, kreeftjes en plankton

De onderzoekers weten dat op de deeltjes algen gaan groeien, waardoor ze zwaarder worden. “Hoeveel van dit microplastic uiteindelijk op de bodem van de diepzee terechtkomt weten we niet, legt Egger uit. “Misschien wordt het microplastic vooral opgegeten door kleine vissen, kreeftjes en plankton.” Of wie weet blijft het spul wel gewoon drijven in de ‘waterkolom’: de verticale laag vanaf het zee-oppervlak tot aan de bodem.

Nog een mogelijkheid is dat deeltjes zinken, maar uiteindelijk weer omhoog gaan. Diep in de zee is er geen zonlicht meer, waardoor de aangehechte algen doodgaan. Bacteriën eten de algen op, de deeltjes worden lichter en stijgen weer. Momenteel zijn er te weinig gegevens om te analyseren hoe het microplastic circuleert. Waarschijnlijk gebeuren er meerdere dingen met ons minuscule afval. Egger wil precies weten hoeveel deeltjes waar naartoe gaan. “Als we achterhalen waar het terechtkomt, kunnen we gaan evalueren hoe gevaarlijk microplastic is voor het ecosysteem en onze voedselketen.”

Tot op de bodem

Egger werkt vanuit The Ocean Cleanup samen met het NIOZ en kon daarom mee op de Pelagia. “Tijdens de NICO-expeditie heb ik met netten monsters genomen van het microplastic aan het zeeoppervlak. Daarnaast heb ik in de waterkolom monsters verzameld tot aan tweeduizend meter diepte.”

Onderzoekers gebruiken daar een grote tank voor waar duizend liter water ingaat. Op bepaalde dieptes gaat de tank dicht. Daarna halen ze hem omhoog, laten het water wegstromen, en nemen het filter mee naar het lab om te kijken wat er allemaal in zit. In het lab gaat het prutje onder de microscoop en dan is het tellen. Hoeveel stukjes microplastic zitten erin?

Tot slot nam Egger ook monsters van het sediment op de zeebodem. In het lab van de Universiteit Utrecht dat hij tot zijn beschikking heeft, gaat hij dat sediment straks mengen met een zinkchloride-oplossing om het plastic eruit te vissen. “Plastic heeft een lagere dichtheid dan de oplossing, waardoor het gaat drijven. We scheppen het plastic eraf en gaan dan weer tellen.” Alle metingen bij elkaar moeten een beeld opleveren hoeveel microplastic zich bevindt aan het oppervlak, in de waterkolom en in de bodem.

Terug naar het lab

Van oktober tot begin december was de marien biochemicus eerst nog op een andere expeditie, in het gebied tussen Hawaii en Californië. Dit stuk oceaan is het thuisfront van de grootste plastic puinzooi op zee. Niet voor niets is deze ‘Great Pacific Garbage Patch’ het aandachtsgebied van wetenschappers van The Ocean Cleanup. Egger: “Ik ga elk jaar wel een keer op expeditie, bij elkaar een maand of twee. Dat is het leuke aan mijn baan.”

Watermonsters en filters vol sediment van twee expedities liggen nu in het lab te wachten op analyse. Egger: “Nu ik alle monsters binnen heb ga ik begin volgend jaar beginnen met analyseren. Dan kunnen we testen of de bestaande modellen over de circulatie van microplastic kloppen, of dat we die ergens moeten aanpassen.”

Uitzicht vanaf de Pelagia, op een rustige, zonnige dag.

Matthias Egger
ReactiesReageer