Iedereen ziet de werkelijkheid door zijn eigen bril. En dat geldt ook voor wetenschappers. Bij taalkundigen werkt zowel de eigen moedertaal als opgedane kennis over andere talen vooroordelen in de hand. Twee taalwetenschappers laten dit in een recente studie zien.
Taal gebruiken we niet alleen om boodschappen over te brengen, het legt ook allerlei andere informatie over de spreker bloot. Vaak kun je op basis van iemands taalgebruik een inschatting maken van zijn of haar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, et cetera. Toch blijkt uit onderzoek dat we eigenlijk helemaal niet zo goed zijn in het correct thuisbrengen van een accent. Tegelijkertijd vullen we wel al heel veel informatie in als we iemand voor het eerst zien of horen. Op het moment dat we iemands boodschap gaan interpreteren, zijn we dus al behoorlijk bevooroordeeld.
Taalkundigen Marjoleine Sloos (Fryske Akademy) en Lei Wang (Radboud Universiteit, Tongji University) wilden weten of ook taalkundig getrainde mensen last hebben van zulke vooroordelen. Zo blijkt uit onderzoek naar de manier waarop we naar muziek luisteren, dat er een verschil is in perceptie tussen musici en mensen die niet muzikaal getraind zijn. De eerste groep verwerkt muziek voornamelijk in de linker hersenhelft, de tweede groep in de rechter hersenhelft.
De vraag hoe taalkundig geschoolden taal interpreten is interessant omdat veel taalkundig onderzoek gebaseerd is op het individueel menselijke oordeel. In hoeverre hebben taalkundigen een ‘bias’? Sloos en Wang deden een experiment onder Chinese taalkundigen en kwamen tot de conclusie dat ook zij niet onbevooroordeeld zijn.
Gefluisterde klanken
De proefpersonen waren 26 Chinese onderzoekers en postdocs, werkzaam aan verschillende universiteiten in Shanghai. De helft van hen had een Mandarijns dialect als moedertaal, de andere helft was tweetalig in Mandarijn en een Wu-dialect. Mandarijn en Wu zijn twee grote dialectfamilies in China; de eerste wordt gesproken in het noorden van China, en ook het Standaard Mandarijn behoort tot deze familie. De tweede taalfamilie komt voor in het zuidoosten, inclusief Shanghai.
Het Mandarijn en het Wu hebben een aantal opvallende overeenkomsten en verschillen, en waren om die reden goed bruikbaar om vooroordelen van luisteraars te testen. Zo hebben het Mandarijn en het Wu allebei geaspireerde plofklanken, zoals we ook bijvoorbeeld kennen uit het Duits. Enerzijds heb je medeklinkers als p, t en k, waarbij in de uitspraak allemaal een plofgeluid vrijkomt, maar daarnaast heb je ph, th, en kh. Die h staat hier voor extra lucht die het spraakkanaal verlaat, oftewel ‘aspiratie’. In het Chinees zijn woorden als pha (leugen) en pa (acht) ook echt verschillende woorden.
Naast dit onderscheid kunnen de plofklanken in het Wu ook afwijken in de manier waarop de stembanden gebruikt worden in de uitspraak. Op dezelfde manier maken we in het Nederlands een verschil tussen de stemloze p en de stemhebbende b. Deze twee klanken maak je op dezelfde manier, met het enige verschil dat je bij de b je stembanden aanspant. Dat je stembanden aangespannen zijn kun je zelf voelen door tijdens het uitspreken van de b je vingers op je keel te leggen. Je voelt dan een lichte trilling, die je niet voelt als je de p zegt.
In Wu worden de stemhebbende b, d en ook de g zoals in goal een beetje fluisterend uitgesproken. Het onderscheid tussen deze gefluisterde klanken en p, t, k is erg lastig waar te nemen voor niet-moedertaalsprekers. Deze uitspraak is bovendien gerelateerd aan het toonsysteem. Het Chinees heeft van oudsher acht verschillende tonen (vier hoge en vier lage), maar in het Mandarijn is dat aantal teruggebracht tot vier. Veel Wu-dialecten hebben nog steeds meer dan vier tonen. Voorafgaand aan lage tonen komen alleen de gefluisterde klanken voor.
Moedertaalsprekers
De wetenschappers deelden de proefpersonen in in twee groepen die een grote hoeveelheid geluidsfragmenten te horen kregen. Het betrof steeds losse woorden waar zij een juiste transcriptie bij moesten geven. Een transcriptie is een precieze weergave op schrift van gesproken taal. In totaal waren er twee sessies, waarbij iedereen 144 woorden moest beoordelen. De eerste groep kreeg in de eerste sessie te horen dat ze naar een Wu-spreker luisterden en in de tweede sessie naar een spreker van het Mandarijn. Voor de tweede groep was het net andersom.
Zowel de talige achtergrond van de sprekers als hun taalkundige training bleek van invloed te zijn op de resultaten. Zo hoorden sprekers van het Mandarijn, die dachten dat ze naar Wu-sprekers luisterden, maar wel taalkundig geschoold waren in de verschillen tussen Mandarijn en Wu, vaker stemhebbende plofklanken dan er in werkelijkheid waren. Wu-sprekers deden dat minder.
Verder maakten beide groepen een koppeling tussen de stemhebbende uitspraak en het toonsysteem. Dat was opvallend omdat de Mandarijnsprekers, zo bleek uit navraag, geen bewuste kennis hadden van hoe beide systemen gekoppeld waren. Hier speelt dus niet scholing een rol, maar mogelijk wel taalcontact: in Shanghai wonen veel Wu-sprekers, waardoor de Mandarijnsprekers hier mogelijk onbewust kennis over hebben opgedaan.
Bewustwording
Betekent deze uitkomst dat moedertaalsprekers betere transcribenten zijn? Nee, dat kun je niet zo stellen, zegt Sloos: “Het punt is dat geen enkele transcribent onbevooroordeeld is omdat bias nu eenmaal een vast onderdeel van perceptie is. Moedertaalsprekers hebben andere vooroordelen: die horen vaker bepaalde klanken omdat ze die verwachten, zo blijkt uit een andere studie. Tweedetaalleerders hebben, afhankelijk van hun niveau, een andere voorstelling van klankcategorieën, namelijk die overeenkomt met die van hun moedertaal.”
Welke les kunnen taalwetenschappers of wetenschappers in het algemeen hieruit trekken? “Het begint met bewustwording van de vooroordelen. Wetenschappers willen hun hypotheses bevestigd zien: dat is een belangrijke bron van bias. Dus niet te snel denken dat je de juiste klank hoort maar serieus alternatieven in overweging nemen. Het is ook belangrijk dat je de tijd neemt. Doe het transcriberen liever niet in één keer, maar in twee of drie rondes. En vraag ook eens niet-moedertaalsprekers te luisteren. Onafhankelijk van je eigen transcripties natuurlijk, anders creëer je weer bias.”