Naar de content

Voorkeur mediageweld deels genetisch bepaald

Flickr, darek.zon via CC BY 2.0

Genetische factoren beïnvloeden de voorkeur voor gewelddadige tv-programma’s, films en computerspelletjes bij kinderen. Onderzoekers vonden een relatie tussen een variant van een gen en een voorkeur voor gewelddadige media bij kinderen. In eerder onderzoek werd deze genvariant al geassocieerd met ADHD-gerelateerd gedrag.

Wetenschappers discussiëren al jaren over het effect van gewelddadige tv-programma’s en computerspelletjes op kinderen. De meningen van wetenschappers zijn verdeeld over het effect van mediageweld op het gedrag van kinderen. Sommige wetenschappers zeggen dat kinderen er agressiever van worden, terwijl dit volgens anderen absoluut niet zo is. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de oorzaken van de gewelddadige mediavoorkeur. Sanne Nikkelen en haar collega’s van de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR) van de UvA ontdekten dat er een relatie bestaat tussen een specifieke variant van het 5-HTTLPR-gen en de voorkeur voor gewelddadige media bij kinderen. Dit is onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Communication.

Serotonine in de hersenen

Dit gen is een variant van het 5-HTT gen wat een rol speelt in het transport van serotonine in de hersenen. Serotonine is een neurotransmitter die een belangrijke functie heeft bij het regelen van emoties en impulsen. Eerder onderzoek toonde aan dat serotonine ook een rol speelt bij ADHD-gerelateerd gedrag. ADHD staat voor Attention deficit/hyperactivity disorder. Karaktereigenschappen van kinderen met ADHD zijn onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit. Kinderen met ADHD-gerelateerd gedrag hebben deze eigenschappen, maar hoeven niet de diagnose ADHD te hebben gekregen. De karaktereigenschappen kunnen in mindere mate voorkomen.

Amerikaanse wetenschappers vonden eerder al dat er een verband lijkt te bestaan tussen een specifieke variant van het 5-HTTLPR-gen en ADHD-achtige gedragingen.

Generation R

Sanne Nikkelen en haar collega’s hebben gebruik gemaakt van gegevens uit het project Generation R. Nikkelen licht toe: “Dit onderzoek is gedaan in samenwerking met onderzoekers van het Erasmus Medisch Centrum. Daar zijn ze bezig met een grootschalig project waar 9000 kinderen uit Rotterdam aan meedoen vanaf hun geboorte. De moeders van deze kinderen hebben het mediagebruik bijgehouden toen de kinderen de leeftijd van 5 tot 9 jaar hadden”. Samen met de DNA-gegevens van de kinderen hebben de onderzoekers van de UVA hun onderzoek kunnen doen.

Mediageweld en ADHD-gerelateerd gedrag

Nikkelen en haar collega’s ontdekten een subtiele relatie tussen het gebruik van mediageweld bij kinderen en ADHD-gerelateerd gedrag. Hierover zegt Nikkelen dat er vervolgonderzoek nodig is om de vraag te kunnen beantwoorden of blootstelling aan veel mediageweld een grotere kans op concentratieproblemen en impulsiviteit geeft. Ook is ze er nog niet over uit of een verhoogde blootstelling aan mediageweld zorgt voor ander gedrag zoals bijvoorbeeld agressie. “Een collega doet daar onderzoek naar, want je ziet in dit onderzoeksveld dat ze daar nog heel weinig vanaf weten. De hypothese is dat het effect wel te zien is, maar ik wil niet zeggen dat mediageweld per definitie negatieve gevolgen heeft. Daar weten we gewoon nog te weinig over”, verklaart Nikkelen.

De bevindingen zijn het resultaat van een groter onderzoek. Uiteindelijk willen de onderzoekers de vraag beantwoorden wat bij kinderen de relatie is tussen het gebruik mediageweld en het vertonen van ADHD-symptomen. Nikkelen: “Persoonlijkheidskenmerken kunnen naast de biologische kenmerken van een kind ook een rol spelen. Omgevingsfactoren hebben daar weer mee te maken en dat werkt allemaal op elkaar in. Dit complexe geheel willen we heel graag in kaart brengen.”

Bronnen
  • Sanne W. C. Nikkelen, Helen G. M. Vossen, Patti M. Valkenburg et. al., “Media violence and children’s ADHD-related behaviors: A genetic susceptibility perspective”, Journal of Communication (20 januari 2014). doi:10.1111/jcom.12073
ReactiesReageer