Naar de content

Vogels tellen in de nietsontziende zon

Jaap van der Meer, NIOZ

Vier weken lang, twaalf uur per dag, telde zee-ecoloog Jaap van der Meer op volle zee vogels, hoog bovenin onderzoeksschip de Pelagia, in de verzengende hitte.

“De zon is het ergst”, zegt Jaap van der Meer, zee-ecoloog aan het NIOZ. Elke ochtend klom hij direct na zonsopgang een steil trapje op om twaalf uur lang de horizon af te speuren naar vogels. “Zelfs op zee was het 28 graden. Het wit geschilderde metalen dek was zo warm dat je niet met blote voeten kon lopen. We hadden een stukje doek gespannen boven onze waarnemingsbank, een in elkaar geflanst zeiltje om ons te beschermen tegen de nietsontziende zon. ‘Het Caribische hutje’, noemden collega’s dat.”

Jaap van der Meer en Bram Fey op hun vaste plekken aan boord van onderzoeksschip de Pelagia. Notitieblokje, klok en verrekijker in de aanslag. Van der Meer zit rechts op het bankje. “Stuurboord moet ik zeggen”, lacht de zee-ecoloog. Twaalf uur op een dag tuurden ze samen de oceaan af. Van een plek hoog boven op het schip, nog boven de brug waar de kapitein de Pelagia door de golven koerst, op een route van Gran Canaria naar Curaçao. Recht de oceaan over.

Jaap van der Meer, NIOZ

Roodpootgent

De onderzoekers telden in totaal 838 vogels. Van de roodpootgent met zijn opvallende rode poten, tot het sierlijke vale stormvogeltje, de meest uiteenlopende soorten kwamen langs. Volgens Van der Meer is er de laatste twintig jaar al veel onderzoek gedaan naar zeevogels in de kustgebieden, zoals de Noord-, Keltische en Ierse zee, maar nog nauwelijks naar zeevogels verder van land, midden op de oceaan. Op zich klinkt dat ook niet verwonderlijk. Waarom zou je daar onderzoek doen? Er is weinig te beleven. Midden op de oceaan is de algenproductie laag, dus geen voedsel voor vissen en dus ook geen voedsel voor vogels. Het gebied staat bekend als een woestijn.

“Om die reden is er ook nauwelijks door biologen en ecologen naar gekeken. En oceanografen kijken alleen naar de zee, ze nemen monsters van het water en de bodem”, aldus Van der Meer. In een Nature-publicatie van honderd jaar geleden vond hij het verslag van de Noor Jespersen, die als een van de eersten ook naar de aanwezigheid van vogels kijkt. “Hij nam midden op de oceaan ongeveer een vogel per dag waar. Om eerlijk te zijn verwachtten we er ook niet zo heel veel van”, geeft Van der Meer toe. “Maar het is toch best leuk om een keer over te doen”.

Hoe tel je vogels vanaf een schip?

Overal waar men vanaf schepen onderzoek doet naar vogels, gebruikt men dezelfde uniforme tel-methode, ontwikkeld in de jaren 80: de _strip transect_-methode. Je neemt een strook van 300 meter aan beide zijden van het schip. Om die afstand te bepalen gebruikt Van der Meer een ouderwetse techniek, vroeger noemde men het de Jakobsstaf, een voorloper van het sextant. Je houdt je arm gestrekt, in je hand houd je een liniaaltje. Je weet de hoogte van het schip, in dit geval 13,65 meter en de afstand van je oog tot je hand. Je kan dan berekenen wat de afstand op het liniaaltje is die je onder de horizon moet blijven, die overeenkomt met de 300 meter lijn. Zo maak je een soort blok van 300 meter opzij en naar voren.
Je telt alle dieren die je ziet binnen het 300 meter blok. Vervolgens vaar je een minuut vooruit, in die minuut overbrug je ongeveer 300 meter. In die tijd kunnen er vogels overvliegen, maar die tel je niet mee, anders kun je het aantal vliegende vogels overschatten en zou vliegsnelheid een rol spelen.

Van der Meers onderzoek bleek niet voor niets. “We vonden behoorlijke verschillen met die expeditie honderd jaar geleden. Zelfs midden op de oceaan telden we minstens tien vogels per dag. Op de Cariben zelfs honderden per dag.”

Zegt dit iets over het totaal aantal zeevogels? Is dat toegenomen sinds het onderzoek van Jespersen honderd jaar geleden? “Helaas, ik denk dat we niet zoveel kunnen met het onderzoek van toen. Zijn methodes zijn niet duidelijk genoeg beschreven en de getallen liggen veel te laag. Wat we wel kunnen zeggen is dat er in de verspreiding iets veranderd is. Die roodpootgenten had men bijvoorbeeld heus wel gezien als ze er waren, die vallen echt wel op. Ze hebben nu ook een overwinteringsgebied aan de oostkant van de Atlantische oceaan. Geen idee waar dat aan zou kunnen liggen.”

Commensalisme

Wat Van der Meer nog meer opviel was de samenwerking tussen verschillende diersoorten. “Commensalisme, waarbij de ene diersoort profiteert zonder dat de ander daar last van heeft. In de biologie en ecologie gaat het vaak over competitie en predatie, niet zozeer samenwerking. Zeevogels hebben een heleboel interactie. Niet op de volle oceaan, maar dichter bij de kust was er veel samenwerking, dat vond ik mooi om te zien. Bijvoorbeeld verschillende soorten genten die elkaar in de gaten houden. De bruine gent is kleiner en behendiger, maar ziet wat minder goed dan de maskergent. Zodra de maskergent het water induikt, vliegt de bruine gent erachteraan. Mocht de maskergent de vis niet te pakken krijgen, dan pakt de bruine gent hem alsnog.”

Van der Meer heeft inmiddels weer vaste land onder zijn voeten. Collega’s uit Wageningen nemen zijn plekje in het ‘Caribische hutje’ over. Volgende maand mag hij weer twee weken. Maar nu eerst de verzamelde data verwerken. Alle tellingen komen uiteindelijk terecht in de _European Seabirds at Sea. “Er zijn nog heel wat gaten in de kennis te vullen.”

ReactiesReageer