Naar de content

Vliegenlarven als veevoer

Hoe duurzaam is de industriële insectenkweek?

Close-up van een kip die eet uit een voerbak.
Close-up van een kip die eet uit een voerbak.
Andreas Göllner, Pixabay license.

Insecten zijn duurzame vleesvervangers, maar daar willen we op ons bord nog weinig van weten. Als voer voor kippen, varkens en vissen vinden we insecten een stuk acceptabeler, maar hoe duurzaam zijn ze dan nog? “Als veevoer verdienen insecten alleen een plek als ze gekweekt worden op verder onbruikbare reststromen.”

De zwarte soldaatvlieg is een tropische vliegensoort, waarvan de larven het best groeien bij 25-30 graden Celsius.

Hectonichus, Wikimedia Commons, CC-BY-SA 4.0.

Aan de rand van Bergen op Zoom staat een grote donkergrijze fabriek met hoge witte silo’s ernaast. Op veertienduizend vierkante meter kweekt Protix hier larven van de zwarte soldaatvlieg, een soort uit subtropisch Amerika. Honderden kratten vol larven met voer staan opgestapeld in kweekkamers met een geregelde temperatuur. Via lopende banden en verticale liften worden ze automatisch door het gebouw verplaatst. Het bedrijf wil met de insecten duurzame eiwitten maken als ingrediënt voor diervoeders. Dat komt goed uit, want voorlopig krijgt de consument van eetbare insecten eerder de kriebels dan lekkere trek. Als voer voor vissen, varkens en kippen vinden we insecten een stuk acceptabeler, maar is dat nog wel zo duurzaam?

Om daarachter te komen vergelijken onderzoekers de milieuvoetafdruk van insectenproductie met de voetafdruk van de producten die ze vervangen. “De conclusie hangt sterk af van de producten die je vergelijkt, en de keuzes die je in die vergelijkingen maakt”, vertelt Alejandro Parodi. Hij promoveerde in oktober op de milieueffecten van insectenkweek aan de vakgroep Dierlijke Productiesystemen van de Wageningen Universiteit. Voor een duurzaamheidsanalyse van een voedselsysteem bekijkt hij alle grondstoffen die erin gaan, en alle producten en reststromen die eruit komen, en vergelijkt ze met de producten waar ze een vervanging voor vormen.

In Noorwegen voeren sommige viskwekers hun zalm al met insecten.

Tapani Hellman, Pixabay license.

Onderzoekers berekenden in 2019 de milieulasten van insectenkweek (vliegenlarven) en vergeleken die met andere bronnen van eiwit: zuivel en vlees voor de mens, sojameel en vismeel voor vee. Insecten bleken twee keer zo duurzaam als kippenvlees. Voor menselijke consumptie ben je met insecten dus beter af. Maar gebruik je insecten als veevoer, dan vervangen ze geen vlees, maar veevoeringrediënten als sojameel en vismeel. In de studie was insecteneiwit minder duurzaam dan sojameel: het kostte meer energie en stootte meer stikstof en broeikasgassen uit, al verbruikte het minder land en water. Wel was het duurzamer dan vismeel.

Groeien op reststromen

Insecten kunnen groeien op organische reststromen uit de landbouw en de voedselketen, zoals aardappelschillen, pulp van suikerbieten en bierbostel. Daarin zit grotendeels de duurzaamheidswinst van insectenkweek. Vliegenlarven kunnen bovendien op mest en voedselresten groeien, reststromen die nu nog wettelijk verboden zijn als voederingrediënt in de EU. Protix kweekt zijn larven op plantaardige reststromen uit de productie van bijvoorbeeld zetmeel, suiker, ethanol, friet en bier. Die reststromen zijn volgens het bedrijf meestal ongeschikt voor veevoer, bijvoorbeeld omdat er te veel vocht of zout in zit. Verruiming van de wetgeving naar meer reststromen juicht Protix toe. Momenteel produceert het bedrijf uit de larven jaarlijks genoeg eiwit voor 5 miljoen zalmen en 250 miljoen eieren gelegd door kippen die sojavrij voer eten.

Larven van de zwarte soldaatvlieg kunnen op mest en keukenafval leven. Dat zijn reststromen die ongeschikt of verboden zijn als veevoer.

MOs810, Wikimedia Commons, CC-BY-SA 4.0.

“Insecten die op voedselresten of mest groeien, hebben nul impact op landgebruik”, legt Parodi uit. “Voedselresten en mest zijn namelijk bijproducten van de voedselproductie. Het landgebruik is al verrekend met het voedsel. In dat geval is het landgebruik voor vliegenlarven lager dan voor sojameel.” Ook bij voedselresten is echter een kanttekening te plaatsen. “In Nederland maken we uit keukenafval biogas en elektriciteit. Als die voedselresten naar insecten gaan, moet je die energie uit andere bronnen halen. Dat kan extra uitstoot opleveren, die je mee moet wegen.”

Aan de andere kant van de vergelijking kan de milieu-impact eveneens variëren, bijvoorbeeld door de herkomst van soja. Parodi: “De sojateelt in Brazilië is in verband gebracht met ontbossing van tropisch regenwoud, en stoot daarom meer broeikasgassen uit dan soja uit de VS.”

Koudbloedig

Naast hun bijzondere eetlust voor keukenafval, mest en andere reststromen hebben insecten een tweede voordeel: ze zetten hun voer efficiënt om in lichaamsgewicht. Dit hebben ze vooral te danken aan hun koudbloedigheid. Ze nemen de temperatuur aan van hun omgeving en hoeven nauwelijks energie te verbruiken om zichzelf warm te houden. Voor veel eetbare insecten moet de omgevingstemperatuur echter tussen de 25 en 30 graden Celsius bedragen voor optimale groei. De energiewinst in het insect vertaalt zich daarom in koude landen als Nederland naar hogere energiekosten voor de kweker.

Om ondanks die energiekosten klimaatneutraal uit te komen moeten insectenkwekers inventief zijn. Protix produceert zo efficiënt mogelijk om het energieverbruik laag te houden, bijvoorbeeld door de voersamenstelling te verbeteren. Ook schaalvergroting en automatisering dragen bij aan die efficiëntie. De faciliteit in Bergen op Zoom draait daarnaast volledig op elektriciteit uit zonne- en windenergie.

Nieuwe schakel

Met zoveel keuzes die de conclusie beïnvloeden, kun je je afvragen wat de waarde is van die vergelijking tussen soja en insecten. Parodi vindt de vergelijking onnodig. Los van alle vergelijkingen ziet hij insecten als een nieuwe schakel in ons voedselsysteem, die van reststromen een waardevol eetbaar insectenproduct kunnen maken. “Als veevoer verdienen insecten alleen een plek in het voedselsysteem als ze gekweekt kunnen worden op reststromen die onbruikbaar of wettelijk verboden zijn voor vee, zoals mest en voedselresten”, stelt de onderzoeker. “Voor menselijke consumptie kunnen we ze kweken op dezelfde reststromen als vee, omdat insecten er beter gebruik van maken en zo ons dieet verduurzamen.”

Vanuit ethisch oogpunt is het gebruik van insecten als veevoer moeilijk te verantwoorden, meent filosoof Martijn van Loon van de Wageningen Universiteit (zie kader ‘Pijn en welzijn’). “Gezien de overmatige consumptie van dierlijke producten in de westerse wereld zou het gebruik van insecten – vooral als veevoer – hand in hand moeten gaan met een algemene vermindering van vleesconsumptie en een krimp van de veestapel. Maar met insecten als veevoer heb je ook meer dierenleed: eerst dat van de insecten, en daarbovenop van het gangbare vee. Oftewel, directe consumptie door de mens is moreel beter verdedigbaar.”

Met insecten als veevoer heb je meer dierenleed: eerst dat van de insecten, dan van het vee.

Borka Manigoda, Pixabay license.

Insecten kunnen als veevoer dus een beperkte plek vullen in een duurzaam voedselsysteem. Willen we dat kip, varken en vis die kriebelbeestjes eten, dan gaan we er alleen op vooruit in duurzaamheid als we tegelijk onze totale vleesconsumptie minderen. Bovendien zal de insectenkweek enkel groene energie moeten gebruiken, en reststromen die niet door vee of mens gegeten worden. Beter kunnen we direct insecten eten, of zelf aan de sojabonen gaan.

Pijn en welzijn

Met de massale kweek en verwerking van miljoenen insecten rijst ook de vraag over dierenwelzijn. In zeker opzicht kun je het beschouwen als intensieve veehouderij, maar dan met mini-vee. Filosoof Martijn van Loon van de Wageningen Universiteit onderzoekt de ethische discussie rond industriële insectenkweek. “Ik richt me op de vraag of insecten onze morele aandacht verdienen. Discussies in de dierethiek hanteren daarbij doorgaans twee criteria: in hoeverre is een dier zich bewust en ervaart het bijvoorbeeld pijn, en heeft het dier een eigen wil en doelen in het leven?”

De bestaande kennis over insecten toetst hij aan die twee criteria. “Lange tijd dacht men dat ongewervelden minder pijn leden, omdat ze geen centraal zenuwstelsel hebben. Maar insecten hebben dat wel, alleen op de buik. Kreeften werden voorheen levend gekookt. Dat is inmiddels in meerdere landen verboden. Daarnaast is Europees dierenwelzijnsbeleid uitgebreid naar andere ongewervelden, zoals inktvissen.” Net zoals kreeften lijken insecten dus een mate van pijnervaring en bewustzijn te hebben. Ook kunnen insecten doelen stellen en plannen maken, zo blijkt bijvoorbeeld uit de communicatie tussen honingbijen om nectar te vinden. Van Loon: “Daarmee verdienen insecten een morele status en bescherming.”

Ongereguleerde sector

Die conclusie heeft gevolgen voor de insectenindustrie. “De sector is nu nog ongereguleerd, maar straks moeten er welzijnscriteria komen, zodat insecten niet onnodig lijden, stress ervaren, of onnatuurlijk gedrag vertonen.” De welzijnscriteria leggen dan vast hoe de insecten bijvoorbeeld geslacht worden. Daarnaast komen er mogelijk richtlijnen voor de abiotische condities (zoals temperatuur) en dichtheden waarin insecten gekweekt worden. “Nu zijn ze optimaal voor groei, maar dat wil niet zeggen dat het optimaal is voor het dierenwelzijn.”

Bij Protix controleren medewerkers en automatische sensoren de kweekbakken regelmatig op aspecten als vochtigheid en temperatuur, zodat het “klimaat vergelijkbaar is met dat van de ideale habitat” van de larven, aldus een woordvoerder. Voor de slacht wast het bedrijf de larven in koud water en vermaalt ze daarna snel. Het koude water brengt de koudbloedige dieren in een “slaapfase” en leidt volgens het bedrijf tot de minste stress (gemeten aan het stresshormoon octopamine).

Lees verder over eetbare insecten als alternatief voor vlees:

Bronnen