Naar de content

"Via taal zijn wij mensen aangesloten op een soort superbrein"

Interview met taalfilosoof Max van Duijn

Thinkstock.com

Mensen kunnen heel ingewikkelde redeneringen maken over wat anderen denken. Zij hebben daarin een enorme voorsprong op andere primaten. Volgens promovendus Max van Duijn komt dat deels doordat ons brein de verhaalstructuur van onze eigen én andermans ervaringen opslaat. Door een enkel woord kan zo’n structuur al geactiveerd worden in ons brein.

Het promotieonderzoek van Van Duijn is interdisciplinair van aard. Dat heeft ook met zijn achtergrond te maken: behalve taalwetenschap, studeerde hij literatuurwetenschap en filosofie. Nu probeert hij aan de hand van bestaande theorieën in de taalkunde, ook een bijdrage te leveren aan een langslepend debat binnen de psychologie.

Hij verzet zich vooral tegen het ‘geloof’ dat veel psychologen aanhangen dat mensen een niet-talig redeneerorgaan hebben. En dat taal slechts een kwestie is van het labelen van het redeneerproces.

Van Duijn is van mening dat taal veel meer invloed heeft op ons denken. Zijn favoriete metafoor is die van de iPad. “Je zult nooit een app kunnen installeren die ervoor zorgt dat een iPad gaat vliegen. Maar je kunt wel apps installeren binnen de marges van de hardware van dat apparaat. Ik denk dat dat een adequate metafoor is van wat taal kan doen. Taal kan ons denken, gegeven allerlei hardwarebeperkingen zoals ons geheugen, wel efficiënter maken.”

Sociaal brein

Mensen kunnen heel goed andermans gedachten raden. En dat is niet voor niks. Van Duijn legt uit dat ‘gedachtelezen’ van levensbelang is. Niet alleen voor mensen, maar voor alle primaten. Primaten leven namelijk in groepen: ieder individu is deel van een netwerk. Van Duijn: “Die groep is cruciaal voor de overleving van elk individu. Op het moment dat je verstoten wordt, is dat eigenlijk een doodsoordeel. Dus het is heel belangrijk om je sociale relaties op een goeie manier te onderhouden.” Om die relaties te onderhouden, moet je behoorlijk complexe redeneringen kunnen maken, aldus de promovendus.

“Ten eerste moet je je af kunnen vragen wat iemand anders denkt. Maar dat is niet genoeg. Je moet je ook kunnen afvragen wat iemand anders denkt dat iemand anders denkt. Dat maakt het cognitief zwaar. De sociaal brein-hypothese zegt dat er een correlatie is tussen groepsgrootte en breingrootte bij primaten. Kapucijnapen leven in relatief kleine groepen en hebben een relatief klein brein. Chimpansees leven in grotere groepen en hebben een groter brein.”

“Als je die lijn doortrekt naar mensen dan leven wij in nog veel grotere groepen en wij hebben ook een nog veel groter brein. De grootte van die groepen in primaten ligt vaak redelijk vast. Bij chimpansees is dat tussen de 40 en 60 individuen in een groep. Mensen hebben ongeveer 150 sociale relaties, afhankelijk van de intensiviteit. Als je een heleboel intensieve relaties hebt, heb je er in totaal minder. Het idee is dat ieder mens er ongeveer evenveel energie in steekt.”

Wildobservaties

Net als mensen kunnen chimpansees redeneringen maken over wat iemand anders denkt. En wat iemand anders denkt dat iemand anders denkt. Maar er zijn meer slimme dieren, weet Van Duijn: “Er zijn ook aanwijzingen dat er vogels zijn die dat kunnen, met name kraaiachtigen, en dolfijnen. Uit onderzoek van Frans de Waal blijkt dat olifanten net zo goed zijn in het uitvoeren van bepaalde testjes als chimpansees.” Maar hoe weten we eigenlijk wat dieren denken? Door te kijken naar hun gedrag, aldus Van Duijn.

“Denk maar aan het gezicht van een vrouw die op een trap een koffer omhoog aan het zeulen is. De ultieme test om te kijken of je de juiste redeneringen hebt gemaakt over wat die vrouw bedoelt te doen, is of je wel of niet te hulp schiet. Bij dieren worden wildobservaties gedaan, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar anticipatie tijdens jacht. Daarbij kun je zien of het ene dier begrepen heeft wat het andere dier van plan was.”

Ook bij het onderzoek van Van Duijn kun je spreken van wildobservaties, maar dan van mensen. Die spontane gesprekken zijn te vinden in het Corpus Gesproken Nederlands, een grote dataverzameling met onder andere uitgeschreven conversaties.

Recursiviteit

Uit het gedrag van dieren en mensen kun je redeneringen afleiden. En die kun je weergeven in zinnen van het type ‘X denkt dat Y denkt dat Z.’ Het zijn recursieve zinnen, die je oneindig kunt uitbreiden. Het aantal bijzinnen of inbeddingen in de zin geeft aan hoeveel denkstappen er gemaakt zijn. De onderzoeker spreekt liever over ordes binnen een structuur. “Chimpansees kunnen redeneringen uitvoeren over twee ordes. Maar mensen kunnen wel iets van vijf ordes aan.”

Als voorbeeld noemt Van Duijn het toneelstuk Othello. “Daarin heb je na een half uur ongeveer de situatie dat het publiek begrijpt dat Jago de bedoeling heeft Cassio te laten denken dat Desdemona van plan is Othello ervan te overtuigen dat Cassio het juiste deed op het moment dat (…). Dat is wat er na een half uur met Othello aan de hand is. Als je het toneelstuk ziet is het geen enkel probleem om dat te begrijpen, hoewel de zin tamelijk ingewikkeld is.”

In gesproken taal komen zulke zinnen niet voor, benadrukt de promovendus. “Een belangrijke vraag in mijn onderzoek is waarom je wel het narratief begrijpt, maar niet de zin. Wat doet het verhaal om ons te helpen die ingewikkelde redeneertaak uit te voeren? Dat het procedé recursief is, betekent niet dat we het eindeloos kunnen begrijpen. Na drie inbeddingen wordt het tamelijk ondoorzichtig; in het wild kom je zulke zinnen ook niet tegen.”

Schaakcomputer

“De puzzel die er ligt is dus dat onze naaste verwanten in de natuur twee ordes aankunnen, terwijl wij er vijf of zes aankunnen. En dat terwijl er evolutionair maar heel weinig tijd tussen zit. Een oplossing die vaak geopperd is, is dat ons brein veel groter is en daardoor veel beter kan rekenen. Daardoor kunnen wij die vijf orde redeneringen uitrekenen. Maar ik denk dat we ze helemaal niet uitrekenen, want wij zijn helemaal niet zo goed in uitrekenen. In plaats daarvan passen we allerlei slimme trucs toe, net als een goeie schaker.”

“Wat een schaakcomputer doet op het moment dat hij een zet doet, is alle mogelijke volgende zetten doorrekenen. Een goeie schaker heeft scenario’s in zijn hoofd. Die scenario’s construeren toekomstige mogelijkheden. Ik denk dat wij een hoeveelheid scenario’s aangeleerd krijgen, die we in dit soort situaties kunnen toepassen.
Die scenario’s zijn een beetje dwingend, maar tegelijkertijd kun je met losse delen aan de slag. Als je nu kijkt naar taalgebruik in corpora, is de indruk die je krijgt, dat het los construeren van wie wat denkt in bepaalde situaties, niet de gebruikelijke is, maar een herstelstrategie op het moment dat het misgaat.”

Kant-en-klare pakketjes

Volgens Van Duijn maken we doorgaans gebruik van vaste bundeltjes informatie, die hij viewpoint packages noemt. Deze worden geactiveerd door een enkel woord, of een zin. “Bijvoorbeeld het woord moord heeft de onderliggende structuur dat er een partij is die iets veroorzaakt heeft. Dus op het moment dat we ermee geconfronteerd worden gaan we niet denken: hij dacht dat X dacht dat Y dacht, enzovoorts. De structuur hebben we al kant-en-klaar in ons hoofd als ‘pakketje’, terwijl de delen toch toegankelijk blijven.”

“Mijn idee is dat je tijdens het leren van taal ook die kant-en-klare structuren verwerft. Zo kun je bij iedere nieuwe situatie niet alleen gebruik maken van je eigen ervaring, maar vooral ook van die van anderen. Eigenlijk zijn we via taal aangesloten op een soort superbrein. Daarmee leren we van de ervaring van mensen die generaties terug geleefd hebben, en van tijdgenoten en van verzonnen personages. Daarom zijn wij veel beter in gedachtelezen dan onze naaste verwanten in de natuur. Door al die pakketjes die in omloop zijn.”

http://www.youtube.com/watch?v=XZWPNG6MgEI&feature=player_detailpage&list=PL5DH6isexdcArsCQFftwJGRIwMN17PvxQ

Lees ook: