Naar de content

Verstedelijking en duurzaamheid in de 21e eeuw

Image select, Biowetenschappen en Maatschappij

Verstedelijking is in ontwikkelingslanden vaak een synoniem voor ‘problemen’ en ‘armoede’. Toch bieden juist steden vaak kansen voor een meer duurzame ontwikkeling.

16 juni 2016

In het ontwikkelingsdebat wordt overbevolking van de steden in ‘het Zuiden’ vaak gezien als de oorzaak van grote sociale en economische problemen en ook van milieudegradatie. Stedelijke armoede, gebrekkige toegang tot drinkwater en voedsel en slecht afvalmanagement zijn sprekende voorbeelden. De voortdurende migratie van het platteland naar de ‘overbevolkte’ stad wordt beschouwd als een verdere bijdrage aan de degradatie van arme buurten en de achteruitgang van het leven in de stad. Deze pessimistische benadering draagt niet direct bij aan het oplossen van deze problematiek. Verstedelijking is niet alleen problematisch, het biedt ook tal van mogelijkheden om een positieve bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling. De kenmerken van de steden in het Globale Zuiden kunnen in veel gevallen leiden tot innovaties en nieuwe benaderingen bij het aanpakken van sociale en economische ongelijkheid en milieudegradatie. Aandacht voor de potentie van de stad is noodzakelijk om een evenwichtige visie te ontwikkelen op het belang van het stedelijke gebied in de eenentwintigste eeuw.

In dit artikel kijken wij voornamelijk naar Afrika en Azië, omdat op deze continenten zich enkele van de grootste steden ter wereld bevinden, met de grootste aantallen arme stedelingen. We kijken eerst naar de geschiedenis van verstedelijking en naar de nauwe relaties tussen stad en platteland. Een bespreking van de voortdurende discussie over overbevolking leidt ons vervolgens tot een beschrijving van de manieren waarop de bevolkingsgroei en stedelijke dichtheid in het Globale Zuiden mogelijkheden creëren voor duurzame ontwikkeling.

Steden en verstedelijking

Steden zoals we die tegenwoordig kennen, worden gedefinieerd door een aantal kenmerken. Een gebied wordt een stad genoemd wanneer een groot aantal mensen op een relatief klein gebied woont, zodat er dus een hoge bevolkingsdichtheid bestaat. Een ander kenmerk is dat het grootste deel van de bevolking werkzaam is buiten de landbouw, bijvoorbeeld in de industrie, de handel of de dienstensector.

Steden hebben een lange geschiedenis. De mensheid begon zich al 4.000 tot 6.000 jaar geleden permanent te vestigen. Verbeterde landbouwtechnieken maakten het mogelijk een surplus aan voedsel te produceren, waardoor de bevolking kon toenemen, niet iedereen zich met landbouw bezig hoefde te houden en de eerste steden ontstonden. In de loop van de tijd ontwikkelden deze stedelijke gebieden zich tot centra van economische macht, technologische innovatie en culturele concentratie. Zij waren ook vaak exclusief; alleen rijke bevolkingsgroepen konden het zich veroorloven in de stad te wonen. En ook al in die tijd werden steden beperkt in hun groei door de beschikbare natuurlijke hulpbronnen.

Al 4.000 tot 6.000 jaar terug ontwikkelden zich de eerste steden, zoals Arad in het huidige Israël.

Image select, Biowetenschappen en Maatschappij

Pas in de negentiende eeuw werden de traditionele grenzen aan de groei van de stedelijke bevolking, zoals voedselvoorziening en transport, doorbroken door innovaties in de industriële ontwikkeling. De industrialisatie vereiste meer en meer arbeiders voor de nieuwe fabrieken en de steden kenden een exponentiële groei. De groei ging uit boven de limieten van het lokale systeem, die eerder de groei beperkten. Deze groei duurt voort tot op de dag van vandaag. In 2007 leefde voor het eerst in de geschiedenis meer dan de helft van de wereldbevolking in een stad.

De meeste stedelingen leven in steden met minder dan 500.000 inwoners. Slechts 12% van de mensen leeft in zogenaamde megasteden met meer dan 10 miljoen inwoners. De grootste groei vindt plaats in de kleinere en middelgrote steden. Naar verwachting leeft in 2050 zo’n 70% van de wereldbevolking in stedelijke gebieden.

Het Globale Zuiden

‘Derde Wereld’. Die oude term voor ontwikkelingslanden is nu echt wel passé. Veel landen uit de voormalige Derde Wereld – een term die werd gekozen naast de westerse landen uit de ‘Eerste’, en communistische landen uit de ‘Tweede’ wereld – doen het inmiddels zelfs een stuk beter in economisch opzicht dan diverse landen uit de oude ‘Eerste’ wereld. Ook de term ‘ontwikkelingsland’ zorgt soms voor verwarring of wordt gezien als ‘minder politiek correct’. Een term die in dit verband aan populariteit wint in het metier is ‘Globale Zuiden’. Zoals niet alle westerse landen in het westen liggen, liggen strikt genomen ook niet alle ontwikkelingslanden in het zuiden, maar wanneer in dit hoofdstuk over het Zuiden, of het Globale Zuiden wordt gesproken, dan worden daarmee dus de landen bedoeld met gemiddeld genomen (onder veel andere kenmerken) slechtere gezondheidszorg, een hoger percentage analfabeten, een hoger percentage agrariërs, meer kinderen per gezin, meer ondervoeding, gebrekkiger hygiëne, etc.

Meerderheid in het Zuiden woont nu nog op het platteland

In Afrika en Azië leven de meeste mensen nog steeds op het platteland. De stedelijke bevolking betreft respectievelijk slechts 40% en 48%, tegenover bijvoorbeeld 73% in Europa. Toch verloopt het proces van verstedelijking op deze continenten sneller dan elders. Naar verwachting zal in 2050 de urbanisatiegraad gestegen zijn tot 56% in Afrika en 64% in Azië.

Gegeven de grote omvang van de bevolking in landen als India, China en Indonesië, betekent dit dat de stedelijke bevolking de komende jaren enorm zal toenemen. Nu al leeft bijna de helft van de mondiale stedelijke bevolking in Azië: bijna 2 miljard mensen. Een groot deel daarvan leeft in India en China. Als gevolg van de snelle bevolkingsgroei in Afrika en Azië, wordt verwacht dat bijna 90% van de wereldwijde groei in de stedelijke bevolking zal plaatsvinden in de stedelijke gebieden van Afrika en Azië. Gezamenlijk zullen China, India en Nigeria naar verwachting een toename kennen van bijna een miljard mensen in hun stedelijke bevolking. Ook de Democratische Republiek Congo, Ethiopië, Tanzania, Bangladesh, Indonesië en Pakistan zullen een enorme groei meemaken in het aantal stedelingen.

Steden werden traditioneel gezien als centra van vooruitgang en werkgelegenheid. In veel ontwikkelingslanden zijn ze inmiddels symbool geworden van toenemende stedelijke armoede, milieuvervuiling en ondervoeding, om slechts enkele van de meest dringende problemen te noemen. De groei van sloppenwijken aan de rand van steden is in veel landen groter dan de bevolkingstoename in de steden als geheel. Dit betekent dat de groei vooral plaatsvindt in de arme stedelijke gebieden. Deze groei komt zowel voort uit migratie vanuit de rurale gebieden naar de steden, als uit de snelle bevolkingsgroei in de sloppenwijken zelf.

Op dit moment is niet minder dan 30% tot zelfs 70% van alle stedelijke huisvesting in het Globale Zuiden illegaal. Tot 85% van alle nieuwgebouwde huizen is niet wettelijk gereguleerd. Dit illegale deel van de stad zal naar verwachting nog verder toenemen. Sloppenwijken worden door veel stedelijke planners nog vaak beschouwd als een tijdelijk fenomeen dat zal verdwijnen wanneer de stedelijke bevolking rijker zal worden. Die hoop lijkt ijdel. De realiteit van de dag is dat ze in veel stedelijke gebieden een continue groei doormaken. Ze zijn een vast onderdeel geworden van ons beeld van de stad in een ontwikkelingsland. Dit beeld leidt regelmatig tot een debat over de gevaren van de bevolkingsgroei in arme stedelijke gebieden, naar aanleiding van de theorieën van Thomas Malthus.

Malthus en het vermeende conflict in de steden

Thomas Malthus was een achttiende-eeuwse geestelijke, econoom en demograaf in Engeland. Hij claimde dat de ongecontroleerde bevolkingsgroei die hij in zijn tijd waarnam in de Engelse steden, zou leiden tot voedseltekorten, toenemende armoede en ellende. Zijn argument was gebaseerd op het idee dat de voedselproductie op zijn best een lineaire groei kent, terwijl de bevolking exponentieel toenam. Dat moest wel leiden tot een onthoudbare situatie wanneer de bevolking te groot was geworden in vergelijking met de beschikbare hoeveelheid voedsel. Deze situatie, zo was zijn argument, zou in de loop der tijd het risico doen toenemen op gewelddadige conflicten. Mensen zouden moeten vechten om de resterende hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen.

De relatie tussen stad en platteland

Als je alle negatieve aspecten van het leven in de dichtbevolkte steden in het Globale Zuiden in ogenschouw neemt, vraag je je al snel af: waarom komen mensen überhaupt nog naar de stad?! Het antwoord lijkt simpel: om hun leven te verbeteren. Er zijn echter nogal wat misverstanden over verstedelijking, zowel in het Zuiden als in de rest van de wereld. In tegenstelling tot de algemene gedachte bestaat er geen strikte scheiding tussen ‘stad’ en ‘platteland’. Steden zijn geen geïsoleerde eilanden in een uitgestrekt platteland. Integendeel! Beide gebieden zijn juist nauw met elkaar verbonden.

De relaties tussen stad en platteland zijn onder andere zichtbaar in de uitwisseling van natuurlijke tegen industriële producten, in vervuiling en afval, maar ook in de beweging van mensen. Migratie in het Zuiden betekent niet altijd dat mensen van het dorp naar de stad gaan met de intentie om daar voor altijd te blijven. In plaats daarvan bestaan er heel diverse migratiepatronen. Veel migranten trekken naar de stad om daar tijdelijk te werken, soms voor een paar jaar, of alleen voor een seizoen, waarna zij weer terugkeren naar hun eigen dorp. Dergelijke patronen kunnen jarenlang worden volgehouden.

Dit gedrag leidt tot seizoensmigratie of circulaire migratie. In andere gebieden, zoals bijvoorbeeld in China, gaat het om een specifieke generatie die naar de stad trekt. Daar zijn het jong volwassenen die migreren van het platteland naar de stad om er te werken nadat zij hun school hebben afgemaakt en voordat zij een gezin starten.

Deze tijdelijke of circulaire migratie is vaak niet zichtbaar in demografische cijfers. Toch is het de laatste jaren een van de belangrijkste vormen van migratie geworden in het Globale Zuiden. Deze bewegingen creëren sociale en economische netwerken die stad en platteland samenbrengen en leiden tot de vorming van huishoudens die zijn uitgespreid over verschillende locaties. Binnen deze netwerken vindt intensieve uitwisseling plaats van geld, goederen en kennis. De netwerken hebben zich ontwikkeld tot een belangrijke overlevingsstrategie voor veel armen.

De voortdurende binding met het platteland is vaak een belangrijk aspect van het leven van de stedelijke migrant, omdat hun identiteit vaak sterk verbonden blijft met hun geboorteplaats, zelfs wanneer zij zich permanent hebben gevestigd in de stad. Wanneer je kijkt naar urbanisatie en wanneer je stedelijk of ruraal beleid ontwikkelt, moeten je dus beseffen dat je meestal slechts kijkt naar een deel van het geheel.

Stad en platteland zijn nauw verbonden, bijvoorbeeld via de handel.

Image select, Biowetenschappen en Maatschappij

Hoewel deze redenatie al verschillende eeuwen oud is, inspireert het nog steeds onderzoekers, politici en andere mensen die vinden dat de hedendaagse bevolkingsgroei en de toenemende urbanisatie gevaarlijke consequenties zullen hebben voor de mensheid. In het zogeheten neo Malthusiaanse debat is de aandacht verschoven van voedsel naar andere hulpbronnen, zoals energie en drinkwater. Het is vooral in steden, zo argumenteren neo-Malthusianen, dat het grootste deel van de fossiele energie wordt gebruikt en de meeste emissies worden uitgestoten. Dit beslag op natuurlijk hulpbronnen gaat uit boven de draagkracht van de aarde. Schaarste in natuurlijke hulpbronnen kan leiden tot toename in gewapende conflicten, vooral in landen met een zwakke of onderdrukkende overheid, waar sociale en economische ongelijkheid groot is.

Volgens Malthus leidt bevolkingsgroei in de steden uiteindelijk tot armoede en rellen.

Peter Oosterveer, Biowetenschappen en Maatschappij

Mensen zijn creatiever dan Malthus veronderstelt

De neo-Malthusiaanse benadering wordt op verschillende punten bekritiseerd. Optimisten stellen dat er weinig empirisch bewijs is voor het argument dat overbevolking leidt tot uitputting van natuurlijke hulpbronnen en mogelijk zelfs conflicten. Sommige onderzoekers claimen zelfs dat het overaanbod van bepaalde natuurlijke hulpbronnen eerder een reden voor conflict is dan schaarste. In landen die rijk zijn aan hout, edelstenen of waardevolle mineralen, zoals de Democratische Republiek Congo, brengt die rijkdom vaak bepaald geen eenheid. De meeste critici van Malthus claimen dat het verklaren van conflicten gecompliceerder is, en dat je vooral zou moeten kijken naar de structurele en historische redenen voor conflicten, zoals (neo)kolonialisme, en niet alleen naar de schaarste of beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen.

Rijkdom aan grondstoffen, zoals in de Democratische Republiek Congo, zorgt niet per se voor welvaart.

Hollandse hoogte, Biowetenschappen en Maatschappij

Verder stellen de critici dat mensen een veel grotere capaciteit hebben om zich aan te passen dan de neo-Malthusianen veronderstellen. In plaats van passief te lijden onder het gebrek aan energie, drinkwater of afvalbeheer – de urgente problemen in arme stedelijke gebieden in het Globale Zuiden – proberen mensen vaak juist creatieve oplossingen te zoeken om deze problematiek te verminderen. De mensheid heeft in het verleden overleefd door zich aan te passen aan heel verschillende situaties en flexibel te reageren op nieuwe uitdagingen. Juist daardoor is ontwikkeling en vooruitgang mogelijk geweest. Deze aanpassingen zijn bijvoorbeeld gevonden in de organisatie van (overheids)instanties en het maken van gezamenlijke afspraken om beschikbare hulpbronnen te verdelen.

Veel oplossingen die worden voorgesteld om de dringende problemen van steden in het Globale Zuiden op te lossen zijn echter louter technologisch. Deze oplossingen suggereren een universeel antwoord op specifieke lokale problemen. Met name rond drinkwater, voedsel, energie, sanitatie en afvalbeheer wordt teveel gekeken naar de gecentraliseerde systemen die bekend zijn vanuit het Westen. Deze oplossingen zijn in veel ontwikkelingslanden echter te duur, omdat hoge investeringen nodig zijn. Ze vereisen intensieve planning en gebruiken grote hoeveelheden schaarse hulpbronnen. In veel gevallen zijn zij daarom niet geschikt als oplossing voor de problemen van de stedelijke gebieden in het Globale Zuiden, en is het verstandiger naar alternatieve oplossingen te zoeken.

In veel steden groeien de sloppenwijken harder dan de rest van de stad.

Corbis, Biowetenschappen en Maatschappij

Het kopiëren van snelle technologische oplossingen die bekend zijn uit het Westen is dan ook niet effectief. Probeer je steden te bouwen die het voorbeeld volgen van steden uit het Westen, dan worden de rijkere gedeelten van de stad uitgerust met Westerse infrastructuur, supermarkten en elektriciteitsvoorziening, terwijl de armere delen van deze steden afgesloten blijven van deze voorzieningen. Of de armere delen worden zelfs weggedrukt naar de groeiende sloppenwijken, om plaats te maken voor de uitbreiding van de rijkere buurten.

Het toepassen van dergelijke ‘snelle oplossingen’ op basis van een Westerse blauwdruk kan zeker in het Zuiden leiden tot het verscherpen van het contrast tussen arm en rijk binnen een stad. Grotere ongelijkheid, (etnische) discriminatie en meer extreme armoede zal het gevolg zijn. Segregatie tussen rijke afgesloten wijken, de zogeheten gated communities aan de ene kant en arme sloppenwijken aan de andere kant kan het gevolg zijn.

Technologische oplossingen alleen zijn onvoldoende om duurzame veranderingen te realiseren. Wat nodig is zijn oplossingen die ook sociale en economische dimensies integreren. Dit betekent dat problemen moeten worden opgelost door alle sociale en economische groepen mee te nemen, en niet alleen de meer welvarende groepen onder de stedelijke bevolking. De armere groepen zijn vaak extra afhankelijk van goed werkende infrastructuur omdat zij niet over de mogelijkheden beschikken om zelf oplossingen te realiseren. Om een geïntegreerde visie te bereiken, moet je anders nadenken over wat wij verstaan onder ‘ontwikkeling’. Je kan niet langer veronderstellen dat dit betekent dat het westerse model in het Globale Zuiden moet worden nagevolgd. In plaats daarvan gaat het om het zoeken naar oplossingen die steden in het Zuiden ontwikkelen op een duurzame wijze die sociale, economische en milieudimensies op een geïntegreerde wijze samenbrengen. Om dat te bereiken is het nodig dat oplossingen zijn aangepast aan de lokale situatie en de sociaal-politieke, culturele en economische context. Door deze andere benadering wordt het mogelijk ook de kansen te zien die stedelijke gebieden creëren voor het oplossen van urbane problemen in het Zuiden. Uiteindelijk kunnen ook steden in het Westen leren van deze ervaringen bij het oplossen van hun eigen problemen.

Onder de druk van armoede, vinden mensen creatieve oplossingen om toch in hun levensonderhoud te voorzien.

Peter Oosterveer, Biowetenschappen en Maatschappij

De voordelen van urbanisatie

Steden gebruiken enorme hoeveelheden energie en andere natuurlijke hulpbronnen in vergelijking tot hun beperkte oppervlakte. Maar als je nauwkeuriger kijkt, zie je dat het grootste deel van deze hulpbronnen wordt gebruikt door de industrieën die zijn gelokaliseerd binnen deze stedelijke gebieden. De feitelijk uitstoot van CO2 per huishouden is in de stad veelal juist minder dan in rurale gebieden. Wereldwijd is de uitstoot van CO2 van stedelingen tot 40% lager dan van de plattelandsbewoners. In een stad als São Paulo produceren de inwoners slechts 20% van het Braziliaanse gemiddelde aan CO2! Dit voorbeeld laat zien dat in stedelijke gebieden natuurlijke hulpbronnen veel efficiënter kunnen worden benut. Zo zijn de afstanden voor transport korter en is er een hogere energie-efficiëntie vanwege de dichtheid van woningen in armere stedelijke gebieden. Op deze manier kunnen steden in het Zuiden zelfs pioniers worden in duurzame ontwikkeling en het efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Stadslandbouw in Dar es Salaam, Tanzania

Dar es Salaam, de hoofdstad van Tanzania, is een van de snelst groeiende steden in Oost-Afrika. In 2013 leefden ongeveer 5 miljoen van de 45 miljoen Tanzanianen in deze stad. Dar es Salaam kent een jaarlijkse bevolkingsgroei van 5%. Als gevolg van de snelle groei zijn de urbane infrastructuur, net als de sociale voorzieningen, onevenwichtig verspreid over de stad. Ze zijn nauwelijks beschikbaar in de arme gebieden. Gedurende tientallen jaren is de toegang tot goedkoop en vers voedsel een van de grootste problemen geweest voor de stad, evenals werkeloosheid en armoede.
De aanwezigheid van ongebruikte stukken land in de stad, en de onverschillige houding van de lokale autoriteiten wat betreft hun gebruik, is benut door lokale ondernemers. Zij hebben kleine boerenbedrijven ontwikkeld in de stad. Variërend van groenteteelt tot veehouderij, en van klein- tot grootschalig, is de afgelopen jaren een grote diversiteit aan stedelijke landbouwactiviteiten ontwikkeld. Sommige van deze bedrijfjes leveren vooral voedsel op voor de eigenaar. Andere zijn echte ondernemingen geworden en produceren gewassen, melk of vlees die worden verkocht op de lokale markten. Ongeveer 7% van het totale voedselaanbod in Dar es Salaam is nu afkomstig van de stedelijke landbouw. Voor vlees en melk gaat het zelfs om 34%!

Stedelijke landbouw in Dar es Salaam is dus niet slechts een belangrijke factor in het vergroten van de toegang tot vers en goedkoop voedsel voor de stedelijke armen, het verschaft ook arbeidsplaatsen en daarmee een economisch perspectief voor de werkelozen. Vanwege deze positieve effecten is er ook een aantal initiatieven ontwikkeld in Dar es Salaam om een deel van de duizenden straatkinderen in de stad te betrekken bij stedelijke landbouw. Het Kwetu Mbagala tehuis voor meisjes, en het Child in the Sun Centrum voor jongens, leren de kinderen hoe zij akkers moeten onderhouden en dieren verzorgen, en bovendien hoe zij hun oogst kunnen verkopen. Op de manier leren kinderen praktische vaardigheden om het inkomen van hun familie te verbeteren en hun gevoel van eigenwaarde te vergroten. Ze doen zinvol werk waarmee het risico vermindert dat zij betrokken raken bij criminele bendes, geweld en drugs. Bovendien dragen zij op deze manier bij aan het bewaren van groen in de stad, en dus tot een stedelijk klimaat dat beter is voor de gehele bevolking.

Op ongebruikte stukjes land in Dar es Salaam hebben ondernemers boerenbedrijfjes gesticht.

Roel Burgler/B en U, Biowetenschappen en Maatschappij

Een ander voordeel van stedelijke vernieuwing in het Globale Zuiden is de afwezigheid van lang bestaande en daarmee soms archaïsche gecentraliseerde systemen voor riool, energievoorziening, telecommunicatie en afvalbeheer. In veel steden in het Westen hebben dergelijke gecentraliseerde systemen een lange geschiedenis. Ze zijn vaak al meer dan een eeuw oud. Hoewel deze gecentraliseerde systemen vaak niet de meest duurzame oplossing vormen, en hun onderhoud veel geld kost, betekent hun aanwezigheid dat het zoeken naar alternatieve, meer duurzame systemen wordt afgeremd.
Wanneer dergelijke systemen niet aanwezig zijn, is er veel meer ruimte om na te denken over nieuwe oplossingsrichtingen. Dan komen duurzame innovaties in beeld die volledig verschillen van de voorzieningen die op dit moment bestaan. Duurzame energiesystemen en nieuwe vormen van slimme infrastructuur kunnen in Zuidelijke steden soms direct worden geïmplementeerd, zonder dat bestaande systemen eerst verwijderd moeten. Een goed voorbeeld is de razendsnelle implementatie van mobiele telefonie in het Zuiden bij afwezigheid van een uitgebreid netwerk van vaste telefoons zoals dat in het Westen aanwezig is.

Mobiele telefonie is in Afrika veel sneller ontwikkeld dan in het Westen.

Roel Burgler/B en U, Biowetenschappen en Maatschappij

Maatwerk door decentrale oplossingen

In situaties waarin een nationale overheid niet in staat is om gecentraliseerde voorzieningen te realiseren vanwege gebrek aan middelen of vanwege het bestaan van ongereguleerde buurten, moeten stedelijke overheden en lokale gemeenschappen zelf voor oplossingen van hun eigen problemen zorgen. Deze benadering stimuleert decentrale oplossingen, die beter in staat zijn de specifieke lokale uitdagingen te beantwoorden dan uniforme, centrale systemen.

Meestal wordt bevolkingsdichtheid gezien als een probleem voor stedelijke ontwikkeling, met name in de arme delen. Die worden dan ook vaak negatief beschreven als ‘overbevolkt’. Hoewel het zeker zo is dat hoge bevolkingsdichtheden problematisch kunnen zijn, kan je het ook van een positieve kant bekijken. Grote aantallen mensen die een relatief klein gebied bewonen, geven kleinschalige dienstverleners de mogelijkheid om veel mensen te bereiken zonder al te veel moeite en kosten. In plaats van een uitgebreid netwerk opbouwen en grote afstanden afleggen, kunnen zij hun eigen buurt voorzien van voedsel of afvalophaaldiensten. Op deze manier kunnen innovatieve kleinschalige dienstverleners aan de slag tegen relatief lage opstartkosten. Daardoor kunnen ze ook een arme clientèle bedienen.

Je ziet dan ook dat steden in het Globale Zuiden unieke mogelijkheden bieden voor duurzame innovaties die, wanneer op de juiste manier gebruikt, kunnen bijdragen aan het aanpakken van problemen als stedelijke armoede en slechte toegang tot gezond voedsel, schoon drinkwater, energie en afvalbeheer.

De sociale kant van duurzame ontwikkeling

Sociale wetenschappers benadrukken vaak dat vernieuwers de sociale aspecten van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen in de gaten moeten houden. Energie en water worden niet op zichzelf gebruikt, maar als onderdeel van bredere activiteiten. Energie maakt het bijvoorbeeld mogelijk om te koken en water maakt hygiëne mogelijk. Deze activiteiten hebben belangrijke culturele en sociale functies. Het is daarom belangrijk de bredere betekenis van deze activiteiten mee te nemen in het ontwerpen van duurzame alternatieven. Een voorbeeld is de praktijk van het rituele wassen voor het gebed. Dit gebruik heeft een specifieke lokale en culturele lading van normen, gewoontes en tradities, die allemaal meegenomen moeten worden bij het zoeken naar eventuele meer duurzame, zoals watersparende oplossingen.

Afvalbeheer in Dhaka, Bangladesh

Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh, heeft ongeveer zeven miljoen inwoners en is een van de dichtstbevolkte stedelijke gebieden in de wereld. Grote delen van de bevolking hebben inkomens onder de armoedegrens en leven in slecht gebouwde delen in de stad. De stad produceert dagelijks ruim 3.000 ton afval. Daarvan bestaat 80% uit composteerbare voedselresten. Minder dan de helft wordt ingezameld door de gemeentelijke afvalinzameling. In de arme wijken is dit zelfs nog minder. Er zijn ook grote aantallen zogenaamde ‘lompenrapers’ in de stad, die voornamelijk herbruikbaar materiaal verzamelen zoals papier, metaal en plastic flessen. Zij laten de grote hoeveelheid voedselresten ongemoeid.

Omdat de gecentraliseerde oplossingen voor afvalbeheer in Dhaka niet effectief blijken om het probleem in arme delen van de stad aan te pakken, zijn onder beheer van de lokale gemeenschap lokale, decentrale oplossingen bedacht. Een van de succesvolle voorbeelden is opgezet door het lokale sociale bedrijf Waste Concern. Zij concentreren zich op de waarde van het afval bij hergebruik. Dit bedrijf heeft nu een systeem ontwikkeld voor gemeenschappelijk hergebruik van voedselresten via compost en biogas, dat wordt geproduceerd in lokale composteringsinstallaties. Omdat dit systeem draait op goedkope en eenvoudige technologieën, is dit model succesvol gekopieerd in vele andere arme buurten in Dhaka en – na aanpassing aan de lokale situatie – ook in andere steden in en buiten Bangladesh.

Afval inzamelen is in dit geval erg arbeidsintensief, omdat het van deur-tot-deur gebeurt. Let wel: dat is dus een voordeel voor de werkgelegenheid voor de stedelijke armen. Huishoudens worden gestimuleerd om composteerbaar afval te scheiden van het andere vaste afval, zodat hergebruik gemakkelijker wordt.

Het Bengaalse bedrijf Waste Concern richt zich op hergebruik van afval.

Waste concern, Biowetenschappen en Maatschappij

Snelle standaardoplossingen zijn vaak ongeschikt omdat zij deze bijzondere sociale en culturele aspecten negeren. Dit kan leiden tot het ontwikkelen van oplossingen die uiteindelijk niet worden gebruikt omdat zij niet passen in de gewoontes van de lokale gemeenschap. De specifieke kenmerken van de buurt en haar bewoners zijn belangrijk. Buurten die voornamelijk bestaan uit seizoenarbeiders, die er dus slechts voor een gedeelte van het jaar leven zonder hun familie, vragen andere voorzieningen dan buurten die permanent bevolkt worden door families met veel kinderen. Het is dus nodig om oplossingen te ontwikkelen gericht op specifieke buurten of gemeenschappen en daarbij hun sociale en culturele omstandigheden te betrekken, evenals de beschikbaarheid en toegankelijkheid van natuurlijke en de economische hulpbronnen.

Dit betekent ook dat het meestal niet voldoende is om stedelingen van efficiënte technische apparaten te voorzien, wanneer je streeft naar het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen. In plaats daarvan moeten bestaande, soms ingesleten activiteiten als geheel worden veranderd om een langdurige duurzaam effect te realiseren. Dit is ingewikkeld en vereist langdurige inspanning en meer gevoeligheid ten opzichte van de lokale omstandigheden dan tot nu toe vaak wordt gezien. Het veranderen van deze praktijken moet daarom worden gedaan met de hulp van lokale opinieleiders.

Flexibele oplossingen voor verschillende situaties

Deze locatie-specifieke benadering van stedelijke ontwikkeling, die niet standaard uitgaat van het westerse model van gecentraliseerde systemen, stimuleert om kleinschalige stedelijke oplossingen te bestuderen die al zijn gerealiseerd. Die kunnen een basis bieden voor het ontwikkelen en realiseren van innovaties op het terrein van schoon drinkwater, gezond voedsel, duurzame energie, riool en afvalbeheer, op de schaal van buurten of lokale gemeenschappen. Deze benadering stimuleert creatief nadenken over het ontwikkelen van oplossingen die aansluiten bij de bestaande situatie, zowel sociaal als infrastructureel.

Dit maatwerk vereist grondige kennis van de lokale context. Daarom moeten innovaties worden ontwikkeld in nauwe samenspraak met (vertegenwoordigers van) de lokale gemeenschap. Netwerken van duurzame steden kunnen uitwisseling van best-practices stimuleren.
Een voorbeeld hiervan is ICLEI: Local Governments for Sustainability, een organisatie van meer dan duizend lokale over­heden met leden in 83 landen. Zij helpt haar leden om hun stad en omgeving duurzamer te maken met een groene economie en een slimme, duurzame infrastructuur. Een Afrikaans lid van ICLEI, de stad Moshi in Tanzania, heeft bijvoorbeeld een eigen programma ontwikkeld om de stad te verduurzamen door de afvoer van regenwater sterk te verbeteren en goedkope toiletten te installeren evenals houtbesparende ovens en zonnecellen.

Conclusie: steden bieden kansen

In dit hoofdstuk hebben wij verschillende zaken belicht: de historische ontwikkeling van de steden en hun relaties met het platteland, de discussies over de gevolgen van de bevolkingsgroei, en de ontwikkelingen die laten zien dat steden interessante mogelijkheden bieden voor duurzame innovatie wanneer dat op de juiste manier wordt aangepakt. Wij hebben geprobeerd te laten zien dat verstedelijking in het Globale Zuiden niet alleen maar leidt tot grote problemen zoals extreme armoede, ongelijkheid en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, maar dat steden ook de gelegenheid bieden om met dergelijke uitdagingen om te gaan en duurzame ontwikkeling te stimuleren.

Innovaties die lokaal worden ontwikkeld omdat de overheid geen oplossingen biedt, verschaffen de mogelijkheid om nieuwe oplossingsrichtingen te verkennen. Aanpassen aan de specifieke lokale omstandigheden, met hun culturele normen en waarden, is cruciaal voor hun succes. Deze oplossingen kunnen wellicht opgeschaald worden maar moeten altijd aangepast blijven aan de lokale omstandigheden. Ook in stedelijke gebieden zijn duurzame oplossingen nooit alleen technisch maar ook sociaal en cultureel.

Dit artikel is een publicatie van Stichting Biowetenschappen en Maatschappij
ReactiesReageer