Volgens een bekende hypothese speelt blootstelling aan testosteron in de baarmoeder een belangrijke rol bij autisme. Wetenschappers laten nu zien dat testosteron het empathisch vermogen niet vermindert. Hiermee stellen ze het controversiële idee dat autisme een extreme vorm is van het mannelijk brein ter discussie.
Ongeveer vier keer zoveel jongens als meisjes worden gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Waarom? Komt het door de geslachtshormonen? Wel volgens de hypothese waarin autisme een extreme vorm is van het mannelijk brein.
Deze hypothese stelt dat er in de baarmoeder, onder invloed van geslachtshormonen, breinverschillen ontstaan tussen jongens en meisjes. Mannen zouden over het algemeen een meer systematische manier van denken en doen ontwikkelen. Empathie, de emoties van anderen kunnen lezen, zou een cognitieve vaardigheid zijn die het vrouwenbrein typeert. Volgens dit idee kan een grote prenatale blootstelling aan testosteron leiden tot een doorgeschoten mannelijk brein, met weinig sociale intelligentie, zoals je dat ziet bij autisme.
Een nieuw grootschalig onderzoek van Amerikaanse en Canadese wetenschappers zaait twijfel over deze populaire maar controversiële hypothese. Onderzoeksleider Gideon Nave van de University of Pennsylvania en zijn collega’s doken dieper in de relatie tussen testosteron en cognitieve empathie. In experimenten kregen mannen een placebo of testosteron toegediend. De onderzoekers vonden nul bewijs dat testosteron het empatisch vermogen vermindert. Dat schrijven ze deze week in Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences.
Testosteron toedienen
Het onderzoek omvatte twee grootschalige experimenten. In de één kregen 243 deelnemers een gel met testosteron via de schouder toegediend, in de ander ging dat bij vierhonderd mannen via een gel in de neus. In beide experimenten kreeg de helft van de groep testosteron en de andere helft een placebo.
Verder was de werkwijze hetzelfde. De proefpersonen deden de Reading the Mind in the Eyes Test (RMET). Bij deze gedragstest kijk je naar foto’s van de ogen van een acteur. Je moet uit vier emoties de emotie kiezen die je het best bij de foto vindt passen. Psychologen gebruiken de RMET om het empatisch vermogen vast te stellen. De deelnemers voerden de helft van de test uit voor toediening van de gel, en de andere helft erna.
In tegenstelling tot in eerdere, kleine studies presteerden de mannen na testosteron niet slechter op de test. De concentratie van het hormoon ging door de testosterongel wel omhoog, dit werd gemeten in het speeksel, maar op empathie had het geen effect.
In 2011 vond een groep wetenschappers onder leiding van hoogleraar sociale neurowetenschap Jack van Honk van de Universiteit Utrecht wél een causale relatie tussen toediening van testosteron en slechtere scores op de RMET. Bij dit onderzoek was ook de Britse hoogleraar ontwikkelingspsychopathologie Simon Baron-Cohen betrokken, die bekendstaat als grondlegger van de extreem mannelijk brein-hypothese. Het ging om een kleinschalig onderzoek onder zestien vrouwen, dat door veel andere wetenschappers is geciteerd. In meerdere studies werd zo’n verband aangetroffen, maar de groep proefpersonen was altijd klein, wat de resultaten minder betrouwbaar maakt.
Wijsvinger-ringvinger-index
Veel onderzoek naar het ‘extreem mannelijk brein’ kijkt naar de verhouding tussen de lengte van wijs- en ringvinger, als indirecte maat voor de blootstelling aan testosteron in de baarmoeder. Mensen met een relatief korte wijsvinger zouden een grotere prenatale blootstelling hebben gehad. Onderzoekers proberen die wijsvinger-ringvinger-index in verband te brengen met empathie en autisme. Soms lukt dat, soms niet. Daarmee blijft het een discutabele maat.
De studie uit 2011 wees uit dat de wijsvinger-ringvinger-index kan voorspellen hoe de vrouwen na toediening van testosteron presteren op de RMET. Met name vrouwen met een relatief korte wijsvinger (veel prenataal testosteron) gingen merkbaar achteruit op empathie.
In de grootste studie tot nu toe namen Nave en zijn team ook de wijsvinger-ringvinger-index mee. Zij vonden onder 643 mannen echter geen enkel verband tussen de lengte van vingers en empathie.
Geen vrouwen getest
Zijn de effecten van testosteron niet echt? Heeft het hormoon niks te maken met ons vermogen om emoties van anderen te lezen? Peter Bos, psycholoog verbonden aan de Universiteit Leiden, was destijds betrokken bij het onderzoek van Van Honk. Hij noemt de nieuwe studie ‘zeer indrukwekkend’. Bos: “Het is zorgvuldig uitgevoerd met een grote groep mensen, dergelijke aantallen proefpersonen zie je niet vaak in dit veld. Dit onderzoek toont overtuigend aan dat een enkele toediening testosterongel in mannen geen effect heeft op de prestaties op de RMET.”
Hij vindt het verrassend dat de onderzoekers in zo’n grote studie geen vrouwen hebben getest. “Testosteron blijft één van de belangrijkste factoren die aan de basis liggen van man-vrouwverschillen, dus we moeten er niet van opkijken als vrouwen anders presteren dan mannen.” En dat doen ze ook, over het algemeen scoren vrouwen beter op de RMET.
Als testosteron de empathie vermindert, zie je dat waarschijnlijk vooral bij vrouwen, volgens Bos, omdat er bij vrouwen het meest te verminderen valt. Mannen die er al slechter in zijn, vooral mannen met autistische trekken, kunnen niet superveel slechter worden. Bos: “Sowieso is het effect van een eenmalige toediening van hormonen meestal subtiel.”
De reden dat ze geen vrouwen testten, zijn de medische verschillen tussen mannen en vrouwen, reageert onderzoeksleider Nave per e-mail. Lage testosteronwaardes bij vrouwen komen niet doordat testosteron bij hen afwezig is, maar doordat ze het na aanmaak snel omzetten naar oestrogenen. “De aanname dat toegediend testosteron simpelweg aanwezig is en zich als testosteron gedraagt is zeker in vrouwen niet zo logisch als die eruit ziet,” aldus Nave.
Voorzichtig met conclusies
Dit onderzoek is een waardevolle bijdrage aan het veld, maar we moeten voorzichtig zijn met de implicaties die we er uit trekken, vindt Bos. “We weten allemaal dat de wijsvinger-ringvinger-index een wankele maat is voor prenataal testosteron.” Bovendien zijn de mannen niet gescreend op autistische kenmerken. Bos: “Deze studie zegt daarom niks over de invloed van testosteron op het ontstaan van autisme.”
Volgens Nave is het werk van zijn groep wél relevant voor de extreem mannelijk brein-hypothese. “De RMET wordt gebruikt om autistische kenmerken te meten sinds Baron-Cohen, die meewerkte aan de studie van Van Honk, de test als zodanig introduceerde.” De Utrechters gebruikten precies dezelfde test in hun studie onder vrouwen. Als de nieuwe studie irrelevant is voor de hypothese, dan is het werk van Van Honk en Bos dat ook, volgens de onderzoeksleider.
Nave: “We kunnen niet met zekerheid alle mogelijke verbanden tussen testosteron en andermans emoties interpreteren uitsluiten, maar we benadrukken dat de huidige literatuur geen overtuigend bewijs levert voor een causale invloed van testosteron op autistische kenmerken.”
Bos denkt niet dat de nieuwe studie het bewijs voor de theorie van het ‘extreem mannelijk brein’ volledig onderuit haalt. “Voor zo’n claim is het te vroeg. Deze studie toont aan dat het verhaal ingewikkelder in elkaar zit dan we aannamen. Maar als toekomstig onderzoek laat zien dat onze resultaten in vrouwen inderdaad toevalsbevindingen waren, moet ik me wel aansluiten bij die claim.”