Naar de content

Verdwenen paradijs of verachtelijke kolonie?

Verhalen uit Nederlands-Indië (1900-1940)

EYE

In het filmmuseum EYE is een bijzonder stukje geschiedenis te zien. Of eigenlijk gecomponeerde geschiedenis. De Hongaarse kunstenaar Péter Forgács mixte vooroorlogse privé-filmpjes uit Nederlands-Indië met brieven uit dezelfde periode tot de filminstallatie ‘Sluimerend Vuur’.

11 oktober 2013

Péter Forgács had niets met Nederlands-Indië – geen wortels, geen kennis, geen idee eigenlijk – voordat hij aan dit project begon. Toch was hij de juiste man om met de uitgebreide collectie privéfilmpjes uit Nederlands-Indië aan de slag te gaan.

Hij bewerkt sinds de jaren ’80 privé-filmpjes tot kunstwerken, waarmee hij een nieuw licht werpt op de betreffende geschiedenis. Dit deed hij ook al eerder met Nederlandse geschiedenis, zoals De maalstroom: een familiekroniek van amateurfilmpjes uit de periode 1939-1942 over de in de Holocaust omgekomen joodse familie Peereboom.

Een lange aanloop

Forgács is al bijna 20 jaar bezig met het Nederlands-Indië project. In eerste instantie zou het amateur-filmmateriaal bewerkt worden voor televisie. Dit plan belandde in de ijskast omdat het onderwerp nog te gevoelig lag. Het EYE durfde het 15 jaar later wel aan om een tentoonstelling aan het onderwerp te wijden. Het filmmuseum bezit meer dan 100 uur aan amateurbeeldmateriaal uit Indië en wilde dat graag aan het publiek laten zien, maar hoe pak je dat aan met amateurfilmpjes?

Péter Forgács koos voor de vormgeving van een installatie in plaats van het maken van een film van anderhalf uur. Zo kon hij veel meer archiefmateriaal tonen: in totaal 6 uur, verdeeld over 15 schermen. Elk scherm “vormt een universum op zichzelf”, zegt Forgács: het vertelt een opzichzelfstaand verhaal. De filmpjes die je ziet, zijn voorzien van commentaar uit brieven. Deze brieven zijn geschreven in dezelfde periode als de amateurfilmpjes zijn gemaakt en werden gestuurd naar familie in Nederland. De brieven komen voornamelijk uit de collectie van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden.

Onderzoek in brieven, boeken en filmarchief

Eveline Buchheim, onderzoeker bij het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), heeft de collectie bestudeerd en de brieven geselecteerd voor het project. In sommige gevallen is het beeldmateriaal en de brief van dezelfde hand, maar nog vaker heeft Péter Forgács de twee media bij elkaar gebracht en bewerkt. Hij pretendeert dan ook niet ‘ware geschiedenis’ te tonen. Zijn werk is geen objectieve documentaire maar een persoonlijke interpretaties van de koloniale geschiedenis.

Om de complexiteit van de cultuur en de geschiedenis te kunnen begrijpen, heeft Péter Forgács alle boeken die hij kon vinden over Nederlands-Indië bestudeerd. Hij is tot de conclusie gekomen dat geschiedenis niet zwart-wit is: “Jullie Nederlanders hoeven Indië niet te romantiseren maar jullie zouden je ook niet moeten schamen over de Nederlandse rol in de Oost. Het is niet alleen zwart-wit, goed versus slecht, maar een groot grijs gebied.” Geen romantisch paradijs maar ook geen verachtelijk kolonie.

Veranderingen in de Archipel
Rond 1900 veranderde de Nederlands-Indische samenleving in rap tempo. Steeds meer blanke Europeanen arriveerden en vestigden zich voornamelijk op Java. In 1880 leefde de helft van de Nederlandse mannen nog samen met Indische (bij)vrouwen maar met de komst van Europese vrouwen kwam daar verandering in. De huishoudens werden steeds meer op Europese wijze ingericht en de afstand tussen de Indonesiërs, de gemengde bevolking en de Europeanen groeide.

Deze visie is ook terug te vinden in de installaties. We zien blije Nederlanders die zich vriendelijk gedragen tegen hun bedienden en in de brieven besmuikt praten over het feit dat er überhaupt bedienden zijn. Veel Nederlanders die naar Indië waren verhuisd, waren dat van huis uit niet gewend. Dat hun in de Archipel geboren kinderen dat wel waren, en de bedienden een stuk dwingender behandelden, wordt eveneens met een zweem van schaamte meegedeeld. Maar net zo makkelijk wordt geschreven dat de Indonesiërs geen fijn karakter hebben: opvliegend, jaloers en al met al van slechte invloed op Europeanen.

Acht abortussen

Bijzonder is ook om te zien hoe blanke Nederlanders (totoks) en Indo’s (kruising van blanke Nederlander en Indonesiër) met elkaar omgingen. De gekleurde Nederlander lijkt volgens de beelden gelijk aan de blanke Nederlander: ze feesten samen, rijden samen auto (waarvan er in Indië al veel meer reden dan in Nederland) en eten samen. Maar ondertussen vertelt een anoniem Indo-meisje dat de Nederlandse jongens hard voor haar weglopen als het een eerzame relatie betrof. Uiteindelijk lukt het haar om een ‘echte’ Nederlander te trouwen, maar hier moest ze een hoge prijs voor betalen. In haar pogingen een volbloed Hollander te strikken heeft ze sinds haar tienerjaren acht abortussen ondergaan en eigenlijk is ze verliefd op heel iemand anders.

Tropenmuseum

Het minderwaardigheidscomplex van de Indonesiërs zit volgens de Nederlandse briefschrijver Willem Walraven diep en ze willen allemaal blank zijn. De Indonesische vrouwen waar de Nederlandse mannen het voor de gezelligheid mee aanleggen, gaan er dan ook niet van uit dat ze legitieme echtgenotes zullen worden. Ze vinden dat, tot de verbazing van de briefschrijver, ook geen probleem, zolang de man maar voor de kinderen blijft zorgen als hij genoeg van haar heeft. (Walraven kwam in 1915 als KNIL-soldaat naar Indie en trouwde in 1922 met de Indonesische Itih.)

Al met al is de tentoonstelling ‘Sluimerend Vuur’ een bijzondere mix van indringende verhalen en voornamelijk vrolijke beelden. Het is echter geen historisch of politiek statement: met zijn project wil Forgács het normale leven tonen in Nederlands-Indië tijdens de bloeitijd van de kolonie. Hoe Europeanen met elkaar en met de Indonesiërs omgingen, de feestjes, het familieleven, de uitgebreide rijsttafels… Forgács wil op deze manier een nieuwe laag toevoegen aan de geschiedschrijving over Nederlands-Indië en is daar aardig in geslaagd.

Bronnen (via EYE filmmuseum)

- Willem Walraven, Brieven – Aan familie en vrienden 1919-1941, Uitgeverij G.A. van Oorschot
- Anonieme brieven in Paul W. van der Veur, Race and color in Colonial Society: Biographical sketches by a Eurasian women concerning pre-World War II Indonesia in In Indonesia 8 (oktober 1969), p 69-80.
- Overige brieven uit de collectie van het KITLV

EYE