Naar de content

'Verdacht DNA'

Discussie over de grenzen van DNA-onderzoek

Pixabay CC0

Na het succes van het DNA-verwantschapsonderzoek in de zaak Marianne Vaatstra, heeft de Tweede Kamer begin december 2012 de vraag gesteld of onze regering toewerkt naar een nationale databank met DNA-profielen van alle Nederlanders. Er is veel discussie gaande rondom onze privacy en de grenzen van DNA-technieken in de opsporing en bewijsvoering van verdachten. In het Kenniscafé in de Balie gingen drie wetenschappers in discussie.

De snelle ontwikkeling van de kennis over forensisch DNA-onderzoek is een ‘beetje gevaarlijk’, vindt Bert-Jaap Koops, hoogleraar regulering van technologie aan de Tilburg University for Law, Technology and Society. “Als je dit in historisch perspectief bekijkt, hadden we dit 20 jaar geleden niet gewild. Maar nu is het zover. Het lijkt soms in onze maatschappij alleen nog maar te gaan over het oplossen van misdrijven”, zei Koops in de Balie.

Het is sinds 2012 toegestaan om DNA-verwantschapsonderzoek te gebruiken. Deze wettelijke goedkeuring maakt dat er angstig uitgekeken wordt naar de komst van een ‘nationale databank’. Maar waar liggen de grenzen en wordt er nog wel rekening gehouden met zaken zoals privacy en lichamelijke integriteit? We moeten vooral niet vergeten welke prijs we als samenleving willen betalen voor het oplossen van een misdaad.

Hoe krijg je een DNA-profiel?

Voor de opsporing van daders en het achterhalen van de mogelijke oorzaken van een misdrijf, wordt een DNA-profiel uit celmateriaal gehaald. De DNA-profielen van celmateriaalsporen en verdachten worden daarbij met elkaar vergeleken. Alle lichaamscellen van één individu bevatten hetzelfde DNA. In elke lichaamscel zit dus hetzelfde erfelijke materiaal, verdeeld over 23 chromosoomparen. Het maakt dus niet uit of celmateriaal afkomstig is van wangslijmvlies, bloed of huidschilfers.

2% van ons DNA is verantwoordelijk voor erfelijke eigenschappen, zoals oogkleur of bloedgroep. Op de overige 98% zitten plekken met DNA die variëren van persoon tot persoon. Deze plekken worden ‘loci’ (enkelvoud ‘locus’) genoemd. Een locus bestaan uit hele korte repeterende stukjes DNA. Het aantal keer dat korte repeterende stukjes DNA op een locus voorkomen, verschilt per persoon.

Forensisch onderzoekers kijken naar 15 loci als ze een DNA-profiel willen vaststellen dat voor iedereen uniek is. In elke cel zijn de DNA-moleculen, de chromosomen, in tweevoud aanwezig: één chromosoom is overgeërfd via de vader en het andere via de moeder. Dat maakt dus dat onderzoekers naar 30 plaatsen – 15 loci per chromosoom – op het DNA kijken. “Dat is een heel betrouwbare techniek en zeer gevoelig. Er zijn maar vijf tot tien cellen nodig om een DNA-profiel te schetsen,” bevestigt Lex Meulenbroek, DNA-deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).

Het DNA heeft gebieden die zeer sterk variëren van persoon tot persoon. Deze gebieden, loci genoemd, bestaan uit repeterende stukjes en zijn zeer geschikt om personen te onderscheiden. In deze illustratie komt op locus 1 het repeterende stukje zes keer voor en op locus 2 acht keer voor. In dit geval heeft dit chromosoompaar het DNA-kenmerk zes en acht (6/8). De DNA-analyse apparatuur geeft de DNA-kenmerken van de loci weer als pieken (rood omcirkeld).

NFI

DNA-verwantschapsonderzoek

Het DNA-profiel verkregen uit de sporen wordt vergeleken met het DNA-profiel van de verdachte. Er is sprake van een ‘match’ als de DNA-profielen precies overeenkomen: de aangetroffen sporen zijn dan van de verdachte afkomstig. Het kan ook voorkomen dat er maar een paar DNA-kenmerken overeenkomen. In dat geval kunnen er bloedverwanten bij het misdrijf betrokken zijn, omdat DNA-materiaal van verwanten op elkaar lijkt.

Via DNA-verwantschapsonderzoek is het mogelijk om daders – waarvan geen DNA-profiel beschikbaar is – op te sporen via het DNA van bloedverwanten waarvan het DNA-profiel wél voorhanden is. De achterliggende gedachte hier is dat het DNA van verwanten meer gelijkenis vertoont dan het DNA van personen zonder bloedverwantschap.

Video van de NOS over DNA-verwantschapsonderzoek.

Naast het profiel van de verdachte kan er steeds meer uit DNA afgeleid worden. Lex Meulenbroek legt uit dat het NFI tegenwoordig in staat is om vast te stellen van welke type celmateriaal de gevonden sporen afkomstig zijn. “De sporen moeten wel een hoge mate van kwaliteit hebben,” benadrukt DNA-deskundige Meulenbroek. Ook het tijdstip van het achterlaten van bloedsporen kunnen achterhaald worden via ouderdomsbepaling van bloedsporen.

Bijna niets blijft dus meer geheim. Onderzoekers van het Erasmus Medisch Centrum hebben zelfs een test ontwikkeld om op basis van DNA de oogkleur van de verdachte te voorspellen. Met deze test wordt er meer bekend over uiterlijk waarneembare persoonskenmerken. “Het is echt niet zo dat we nu precies weten hoe iemand er helemaal uit ziet. Maar we kunnen wel haar- en oogkleur voorspellen”, zegt Lex Meulenbroek van het NFI.

Lees meer over deze test

DNA-opslag van iedereen

De discussie lijkt vooral te gaan over de opslag van DNA, terwijl het juist de digitale DNA-profielen zijn die opgeslagen worden. Ondanks dat Koops van mening is dat de maatschappij verandert, schrikt hij niet terug voor een ‘nationale databank’ met DNA-profielen van iedereen in Nederland. “Dit is wel veel eerlijker.” Koops is niet de enige dit dit vindt. Peter R. de Vries, te gast bij De Wereld Draait Door, liet op groot scherm in de Balie weten dat een ‘nationale DNA-databank’ niet alleen een hulpmiddel is in de opsporing van misdrijven, maar dat de databank ook in tijden van oorlogen en natuurrampen handig is.

“Op het moment dat er een tsunami over Nederland heen komt, kun je slachtoffers meteen identificeren. Met de databank kun je materiaal namelijk direct thuisbrengen.” Deze uitspraak wordt een beetje lacherig ontvangen door de drie wetenschappers. “Peter R. de Vries heeft het over een tsunami,” merkt socioloog Victor Toom een beetje brutaal op. “Maar hij vergeet even dat het NFI dicht bij zee ligt en dat bij een tsunami alles weg is. Ook de databank..”

http://www.youtube.com/watch?v=9MHwc7FnyNY

Peter R. de Vries bij De Wereld Draait Door.

Onze huidige DNA-databank bevat iets meer dan 150.000 DNA-profielen. Dat is ongeveer 1 procent van de hele bevolking. In Engeland daarentegen heeft 10% van de Engelse bevolking een DNA-profiel in de bank. “Dat de DNA-databank daar zoveel groter is, komt omdat er een paar jaar geleden DNA werd afgenomen van iedereen die in aanraking kwam met de politie; zelfs als je door rood fietste of dronken over straat liep”, verklaart Victor Toom, wetenschaps- en rechtssocioloog aan het Northumbria University Centre for Forensic Science in Engeland.

Korting

Maar zelfs Engeland heeft niet iedereen vastgelegd in de databank. “Op een gegeven moment kunnen we alles wel gaan opslaan: sms-berichten, onze reizen met het openbaar vervoer, onze zoekfuncties op het internet, noem maar op”, somt de hoogleraar uit Tilburg op. Bovendien moeten we vooral niet denken dat ontwikkelingen in het forensisch onderzoek potentiële misdadigers afschrikt. “Het is onzin dat mensen door de DNA-databank minder misdrijven plegen. Veel misdrijven voorkom je niet. Die gebeuren in een opwelling,” zegt Koops.

Socioloog Toom denkt ook dat veel Nederlanders tegen een ‘nationale databank’ zullen zijn en heeft hier een simpele verklaring voor: “Je krijgt er niets voor terug. Neem nou de Albert Heijn. Ze hebben dan wel al je bonuskaartgegevens en weten hoe vaak je in welk filiaal biertjes of plofkip koopt, je krijgt er tenminste wel korting.”

Maar dit zijn niet de enige argumenten tegen het opslaan van het DNA van alle Nederlands. DNA is als enig bewijsmateriaal namelijk niet genoeg. “Één bewijsmiddel is géén bewijsmiddel,” concludeert Koops. Het belangrijkste van een DNA-databank is dat er misdrijven mee worden opgelost; je hebt namelijk niets aan een databank met DNA-profielen als er geen misdaden mee worden opgelost.

Forensisch onderzoekers worden steeds vaker als deskundigen in de rechtbank opgeroepen.

Flickr, Tori Rector via CC BY 2.0

Eén bewijsmiddel is géén bewijsmiddel

Ook in de rechtszaal is er dus discussie over het belang van DNA. In Nederland heeft het oproepen van forensisch deskundigen – waaronder Meulenbroek – tot verbetering geleid. Toch is er nog steeds sprake van onzekerheid. “Je hebt twee partijen tegenover elkaar. Aan de ene kant heb je de rechters, advocaten en officieren (de alfa’s) en aan de andere kant de onderzoekers (de bèta’s). Dit is lastig. Hoe zorg je er voor dat de bèta’s alles goed blijven uitleggen aan de alfa’s?” Denk hierbij aan een discussie over ‘minimale’ sporen. Deze sporen zijn onderhevig aan allerlei (weers)omstandigheden. Het is voor onderzoekers dus lastig om hier een goed DNA-profiel uit te halen.

“Het is veel meer publieksentertainment geworden in de rechtszaal”, concludeert socioloog Victor Toom lachend. Het is dan ook niet ongebruikelijk dat Lex Meulenbreuk opmerkt dat hij na ondervraging de rechtbank vaak vertwijfeld verlaat en zich afvraagt of zijn verhaal wel goed begrepen is. “Door de steeds groeiende techniek is het DNA-verhaal ongelofelijk technisch geworden.”

Door een track- en tracesysteem wordt met chips nauwkeurig bijgehouden waar bewijsstukken zich binnen het NFI bevinden.

Wiki Comm

Advocaten proberen altijd twijfel te zaaien rondom DNA-bewijs, zoals bij de Puttense moordzaak. Gelukkig kan een advocaat later nooit beweren dat forensisch onderzoekers niet weten waar het bewijsstuk allemaal geweest is. Een geavanceerd track- en tracesysteem registreert namelijk waar in het gebouw van het NFI de bewijsstukken zich bevinden.

DNA-analyticus Meulenbroek meldt dat het belang van DNA in de rechtbank eigenlijk alleen handig is om van te voren een schets van de dader te maken. Het belang ligt dus niet erg hoog. Koops is het met Meulenbroek eens, maar voegt hier aan toe dat DNA toch ook handig kan zijn om verdachten uit te sluiten. “Dan is het belang van DNA in de rechtszaak juist vrij groot. Met een knelpunt: je weet wie de dader is, maar kun je ook verklaren hoe een bloedspoor op de plaats delict terecht is gekomen?”

Opwelling

De wetenschappers lijken geen eenduidig antwoord te hebben over de grenzen van DNA-technieken in de opsporing en bewijsvoering van verdachten. Staatssecretaris Fred Teeven heeft wel een duidelijke mening. Volgens onze Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie staat een nationale databank op gespannen voet met onze rechten van eerbied voor privé-, familie- en gezinsleven.

“Slechts een klein deel van de bevolking is verantwoordelijk voor criminaliteit. Het DNA van alle Nederlanders opslaan, draagt niet bij aan een effectievere opsporing. Het schept bovendien schijnveiligheid omdat toeristen, illegalen en mensen die tijdelijk in Nederlands werken of studeren niet in de databank zouden zitten. Ook heb ik praktische bezwaren, zoals de hogere kosten. Daarnaast is er met een nationale DNA-databank een grotere kans op hits met DNA van onschuldige burgers”, laat Fred Teeven aan de Tweede Kamer weten. We kunnen dus opgelucht ademhalen en hoeven ons voorlopig niet druk te maken dat een nationale DNA-databank onze eigen veiligheid in gevaar brengt.