Naar de content

Vader-Joden en hun band met het Jodendom: de cijfers

Onderzoeker Marlene de Vries komt tot de verrassende conclusie dat vader-Joden een zwakke band hebben met het Jodendom in religieus, sociaal en cultureel opzicht. Vader-Joden zijn mensen met een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Zij worden, in tegenstelling tot mensen met twee Joodse ouders of mensen met een Joodse moeder en een niet-Joodse vader, officieel niet als Joods erkend door de Joodse wet (de halacha). Vader-Joden voelen zich veelal sterker met het Jodendom verbonden als gevolg van de oorlog en antisemitisme dan vanwege de Joodse religie of cultuur. De Vries baseert zich hier op twee onderzoeken onder zowel vader-Joden als mensen met alleen een Joodse moeder (moeder-Joden) en mensen met twee Joodse ouders.

Joden kunnen, globaal gesproken, op twee manieren met het Jodendom verbonden zijn: in sociaal-cultureel opzicht, al of niet gepaard gaande met religie, en de tweede manier is een verbondenheid als gevolg van de oorlog en van antisemitisme. Op de eerste manier zijn vader-Joden gewoonlijk niet zo sterk met het Jodendom verbonden, maar op deze laatste manier weer wél.

Afb. 1 Catherine Keyl is een vader-Jood Bron: eo.nl.

Volgens de Joodse wet (de Halacha) worden de volgende personen als Joods beschouwd:
1) zij die geboren zijn uit een Joodse moeder (dat zijn dus mensen met twee Joodse ouders of met een Joodse moeder en een niet-Joodse vader), ongeacht of zij ‘iets doen’ aan de Joodse religie en
2) zij die niet als Jood zijn geboren maar tot het Jodendom zijn overgegaan onder de auspiciën van een orthodox rabbinaat.

De aantallen

Laat ik eerst eens wat cijfers laten zien; dan weten we waarover we het hebben.

Deze cijfers hebben betrekking op de hele populatie, van jong tot oud, en ze zijn inclusief de in Nederland woonachtige buitenlandse Joden. Het aandeel mensen met één Joodse ouder is echter lager bij de oudste categorie (geboren voor 1925), en hoger bij de jongere geboortecohorten. Dit is een gevolg van de toegenomen gemengde huwelijken. Die toename nam vooral na de Tweede Wereldoorlog een hoge vlucht, en te verwachten is dat dit doorgaat.
Bron: Van Solinge, H. & M. de Vries ‘De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom’. Aksant, Amsterdam, 2001.

Joodse zelfdefinitie naar Joodse afkomst

Laten we eens kijken hoe vader-Joden zichzelf zien. We hebben de respondenten de vraag voorgelegd of zij zichzelf als Jood beschouwen of niet. Behalve ‘ja’ en ‘nee’, waren er ook ‘tussenantwoorden’ mogelijk, namelijk ‘Ik beschouw mezelf soms als Jood’ en ‘Ik beschouw mezelf niet zozeer als Jood maar als iemand met een Joodse achtergrond’.

Bron: Van Solinge, H. & M. de Vries ‘De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom’. Aksant, Amsterdam, 2001.

U ziet het: de meerderheid van de vader-Joden, 61%, kan zichzelf vinden in het antwoord ‘Ik beschouw mezelf niet zozeer als Jood, maar als iemand met een Joodse achtergrond’. Dat neemt niet weg dat 18% van de vader-Joden zichzelf volmondig als Jood beschouwt, maar dat percentage is laag vergeleken bij personen met twee Joodse ouders of alleen een Joodse moeder. Opvallend is trouwens de positie die deze laatste categorie innneemt, de categorie van de moeder-Joden.

Weliswaar gaat het daar in dit stuk niet over, maar ik wou u toch wijzen op hun positie tussen vader-Joden en twee-ouder-Joden in. Moeder-Joden zijn halachisch-Joods (ze zijn Joods volgens de Joodse wet) en vanuit dat oogpunt zouden we een verdeling in Joodse zelfdefinitie kunnen verwachten die ongeveer gelijk is aan die van twee-ouder-Joden. Dat is, zoals uit tabel 2 blijkt, niet de werkelijkheid. Vanuit het idee dat zowel vader- als moeder-Joden maar één Joodse ouder hebben, zou je weer een gelijksoortige verdeling bij deze beide categorieën kunnen verwachten, en dat is óók niet de werkelijkheid. Blijkbaar zijn er twee zaken van invloed op de zelfdefinitie van moeder-Joden: het feit dat zij halachisch-Joods zijn én het feit dat zij maar één Joodse ouder hebben.

Religieuze zelfdefinitie naar Joodse afkomst

Laten we vervolgens een kijken hoe vader-Joden zich, in vergelijking met de andere afkomst-categorieën (mensen met twee Joodse ouders en mensen met alleen een Joodse moeder), in Joods-religieus opzicht definiëren.

Bron: Van Solinge, H. & M. de Vries ‘De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom’. Aksant, Amsterdam, 2001.

Seculiere respondenten konden kiezen uit de eerste twee definities, ‘Niet-praktiserend’ en ‘Niet religieus, maar wel bepaalde Joodse feesten en/of gebruiken’. De overige drie zelfdefinities waren bedoeld voor respondenten die zichzelf op enigerlei wijze als religieus beschouwen. U ziet: vader-Joden definiëren zichzelf in overgrote meerderheid als seculier, en wel in de meest seculiere variant, namelijk als niet-praktiserenden. Het paar procent vader-Joden dat zichzelf als religieus bestempelt (liberaal, traditioneel of orthodox), betreft meestal vader-Joden die een gioer hebben ondergaan, dat wil zeggen die officieel tot het Jodendom zijn overgegaan (‘uitgekomen’ in het moderne spraakgebruik). Overigens definiëren ook mensen met twee Joodse ouders en moeder-Joden zich in meerderheid als seculier, maar niet in zo’n overweldigende mate als vader-Joden.

Nu zult u zeggen: geen wonder dat verreweg de meeste vader-Joden zichzelf tot de categorie van de niet-religieuzen rekenen. Zij tellen immers niet mee! Ze kunnen geen lid worden van een Joodse kerkelijke gemeente, ze mogen geen Joodse rites de passage ondergaan (zoals een Bar of Bat Mitswa doen, een Choepa – Joods huwelijk –, etc.) en ook andere poorten zijn voor hen gesloten, zoals die van Joodse scholen. Het mag dus geen verbazing wekken dat zij zichzelf niet bestempelen als Joods-religieus.

Een Bar Mitswa bij het het Beit Ha’Chidush, een betrekkelijk nieuwe Joodse gemeenschap in Nederland, die als enige Joodse kerkelijke gemeente vader-Joden wél als lid accepteert.

Ook sociaal en cultureel minder Joods

Maar: het is niet alleen in religieus opzicht dat vader-Joden laag scoren vergeleken met twee-ouder- en moeder-Joden. Ook als het gaat om Joodse geïnvolveerdheid op terreinen die wél voor hen openliggen, scoren vader-Joden relatief laag.

Ik geef u enkele voorbeelden hiervan:
- Vader-Joden doen veel minder vaak thuis iets aan Joodse feestdagen, geven mede daarom minder vaak hun kinderen iets Joods mee bij de opvoeding.
- Ze hebben minder vaak enige kennis van het Hebreeuws (dat geldt zowel voor het oud- als modern-Hebreeuws).
- Ze nemen veel minder vaak deel aan cursussen op Joods gebied of aan gespreksgroepen, en bezoeken minder vaak Joodse websites.
- Ook lezen vader-Joden minder vaak Joodse bladen zoals het NIW dan halachische Joden, bezoeken minder vaak conferenties of manifestaties van Joods Maatschappelijk Werk (JMW), bezoeken ook minder vaak het Joods Historisch Museum en gaan minder vaak naar een dodenherdenking.

Allemaal zaken dus die binnen het bereik van vader-Joden liggen, maar waarop zij zich naar verhouding niet in groten getale manifesteren. De geïnvolveerdheid van mensen met twee Joodse ouders is hier het grootst, vervolgens die van moeder-Joden, en op de laatste plaats komen dan de vader-Joden.

Maar behalve de Joodse afkomst, is hierbij van groot belang of iemand een Joodse partner heeft. Is dit het geval, dan is zijn of haar band met het Jodendom veel sterker, en dit geldt óók voor vader-Joden. Alleen hebben vader-Joden veel minder vaak een Joodse partner dan de andere categorieën (18% van de vader-Joden tegenover 60% van de twee-ouder Joden en 34% van de moeder-Joden). Ditzelfde patroon zien we weerspiegeld als het om vrienden gaat, zoals blijkt uit tabel 4.

Bron: Van Solinge, H. & M. de Vries ‘De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom’. Aksant, Amsterdam, 2001.

Dus: op religieus, cultureel én sociaal terrein scoren vader-Joden steevast lager dan mensen met twee Joodse ouders of alleen een Joodse moeder.

Een en ander hangt natuurlijk samen met de wijze waarop vader-Joden zijn opgegroeid. Ze zijn minder vaak Joods opgevoed, en ze zijn minder vaak met andere Joden in aanraking gekomen. Ze wonen vaker buiten de Randstad, waardoor Joodse instellingen ook minder makkelijk onder hun bereik liggen. Om even op die opvoeding voort te borduren, in onderstaande tabel ziet u hoe vaak vader-Joden, vergeleken weer met twee-ouder-Joden en moeder-Joden, niet-Joods zijn opgevoed. De opvoeding is daarbij naar een aantal deelterreinen onderscheiden.

Bron: Van Solinge, H. & M. de Vries ‘De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom’. Aksant, Amsterdam, 2001.

25 procent van de vader-Joden is niet Joods opgevoed qua typisch Joods woordgebruik, typisch Joodse humor e.d. We zouden kunnen zeggen: deze 25 procent zijn niet grootgebracht in een typisch Joodse gezinssfeer. Maar dat betekent dat 75 procent van de vader-Joden dat wél is, in meerdere of mindere mate. Dit is echter het enige aspect waarin de opvoeding van de meerderheid der vader-Joden als Joods te kwalificeren is. Een zeer grote meerderheid van hen is niet Joods opgevoed als het om religie gaat, en een forse meerderheid is ook niet opgevoed met Joodse feesten en gebruiken. Wat verder opvalt is dat vader- en moeder-Joden in dit opzicht niet zo erg van elkaar verschillen. Beide categorieën zijn beduidend minder vaak Joods opgevoed dan twee-ouder-Joden.

Wie hebben nu wél een sterke band met het Jodendom in sociaal-cultureel opzicht? Dat zijn personen die Joods zijn opgevoed en een Joodse partner hebben. Maar het algemene patroon van vader-Joden is nu juist dat zij NIET of NAUWELIJKS Joods zijn opgevoed en GEEN Joodse partner hebben. Een situatie, kortom, die veelal leidt tot een zwakke band sociaal en cultureel gesproken.

De Tweede Wereldoorlog en antisemitisme

Nu zei ik in het begin al dat er, globaal gesproken, twee soorten verbondenheid met het Jodendom zijn: de sociaal-culturele band, en de band als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en van antisemitisme. Opvallend is dat vader-Joden (en trouwens ook moeder-Joden) in dit laatste opzicht een wat sterkere band met het Jodendom hebben dan twee-ouder-Joden. Het gaat dan met name om de volgende zaken:

- een gevoel van verbondenheid met andere Joden als gevolg van de Tweede Wereldoorlog
- het besef van Joods zijn wordt in sterke mate opgewekt indien men wordt geconfronteerd met de Tweede Wereldoorlog of met antisemitisme, en is in het algemeen treurig gekleurd
- het besef van Joods-zijn wordt in sterke mate opgewekt indien men wordt geconfronteerd met kritiek op Israël (van niet-Joden)

Het al of niet hebben van een Joodse partner maakt hierbij niet veel uit, al scoren mensen met een niet-Joodse partner wel iets hoger dan mensen met een Joodse partner. Maar het belangrijkste om hoog te scoren op deze factor (de band met het Jodendom als gevolg van de oorlog en van antisemitisme) zijn iemands opleidingsniveau en de periode wanneer hij geboren is. Het hoogst scoren namelijk dié mensen die wat lager zijn opgeleid – iets wat we niet kunnen verklaren – alsmede mensen die tussen 1925 en 1944 zijn geboren. Dit laatste is natuurlijk heel begrijpelijk: het gaat hierbij om mensen die de oorlog als klein kind of als adolescent hebben meegemaakt. Erg laag daarentegen scoren de mensen die heel Joods zijn opgevoed. En, zoals al gezegd, mensen met twee Joodse ouders scoren veel lager dan moeder- en vader-Joden. In een aantal opzichten ligt het verband hier dus precies omgekeerd als bij de sociaal-culturele band. Die laatste band is immers vooral sterk bij mensen die Joods zijn opgevoed en die met een Joodse partner door het leven gaan.

Het feit dat vader- én moeder-Joden vaker een relatief sterke band met het Jodendom hebben als gevolg van de oorlog en van antisemitisme dan mensen met twee Joodse ouders, is natuurlijk heel opvallend. In het algemeen is deze band het zwakst bij mensen die deel uitmaken van een religieus milieu (en dat betreft meestal mensen met twee Joodse ouders). Mogelijk biedt de aan dat milieu inherente religieuze, sociale en culturele band met het Jodendom een zekere compensatie voor het oorlogsverdriet, en wordt het gevoel Jood te zijn veel vaker door andere zaken dan de oorlog of antisemitisme opgewekt en versterkt. Ook heeft de sterkere band bij vader- (en moeder-)Joden vermoedelijk mede te maken met hun onzekerder positie.

We zien iets soortgelijks bij andere etnische groepen, zoals Surinamers, Turken en Marokkanen. Uit onderzoek blijkt dat mensen die tot een van deze groepen behoren en die onzeker zijn over hun etnische identiteit, vaak gevoeliger zijn voor discriminatie en racisme dan mensen die die onzekerheid niet hebben. We zouden dus kunnen concluderen dat onzekerheid over de eigen positie binnen een groep iemand extra kwetsbaar maakt.

De poort van het concentratiekamp Auschwitz.

Samenvattend: vader-Joden hebben doorgaans een zwakke band met het Jodendom in sociaal, cultureel en religieus opzicht, en een sterkere band als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en van antisemitisme.

Uitsluiting en assimilatie

De in het algemeen zwakke band in sociaal-cultureel opzicht van vader-Joden met het Jodendom is een gevolg van:
1. Het anticiperen op de halachische uitsluiting. Waarom zou je moeite doen als je toch niet meetelt?
2. De assimilatie-neiging van hun vader en eventuele andere Joodse familieleden. Gevolg: geen Joodse opvoeding e.d.

Het gaat hier om twee mogelijke verklaringen die zich heel goed in combinatie met elkaar kunnen voordoen, maar die wel om andere maatregelen vragen. Voor de eerste is de remedie heel simpel: hef de halachische barrières op. Erken vader-Joden als volwaardige Joden, en laat hen onvoorwaardelijk als leden en participanten toe tot alle Joodse instituties. Zelfs als dit ooit zal gebeuren, dan acht ik het heel waarschijnlijk dat dit niet automatisch zal leiden tot een gigantische toestroom van vader-Joden naar het geïnstitutionaliseerde Jodendom. Daarvoor zit de tweede mogelijke oorzaak, de al ver voortgeschreden assimilatie, teveel in de weg. Vader-Joden hebben sowieso al een vader die van een zekere assimilatie-bereidheid blijk heeft gegeven. Hij is immers met een niet-Joodse vrouw getrouwd, wetend dat hij dan niet-Joodse kinderen zou krijgen. En het is niet altijd alleen de vader die die bereidheid had.

Uit de gesprekken die ik voor het kwalitatieve onderzoek (zie hieronder) heb gevoerd, is mij duidelijk geworden dat vader-Joden vaak voortkomen uit een familie waar de assimilatie (tot uiting komend in gemengde huwelijken en het niet praktiseren van de Joodse religie) zich al enige generaties aan het voltrekken was. Ik kan niet zeggen of dit het meest voorkomende patroon onder vader-Joden en hun Joodse familie van afkomst is, want daarvoor waren de aantallen in het kwalitatieve onderzoek te klein. Maar het lijkt plausibel, en het is in ieder geval de moeite waard om deze omstandigheid mee te laten wegen bij het bedenken van mogelijkheden om het tij te keren.

De cijfers uit dit artikel zijn gebaseerd op het grootschalige survey dat in 1999 onder Joden in Nederland (inclusief vader-Joden) is verricht. Dat survey staat bekend als het ‘sociaal-demografisch onderzoek’, en ik was een van de onderzoekers. De bevindingen zijn beschreven in Hanna van Solinge en Marlene de Vries (red.): De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom. Aksant, Amsterdam, 2001. Iedereen die 18 jaar of ouder was en minimaal 1 Joodse ouder had, ongeacht of dat de vader of de moeder betrof, kwam voor deelname aan dat onderzoek in aanmerking. Er zijn in totaal 1.036 mensen ondervraagd. Daarnaast baseer ik me op een kwalitatief vervolg-onderzoek onder 30 seculiere, na de oorlog geboren personen, onder wie ook een aantal vader-Joden. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in Marlene de Vries: Een blijvende band? Niet-religieuze joden en hun binding aan het jodendom. Het Spinhuis, Amsterdam, 2004. Beide onderzoeken zijn verricht in opdracht van Joods Maatschappelijk Werk (JMW).

Marlene de Vries is onderzoeker bij het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is een bewerking van een lezing die zij heeft uitgesproken tijdens het seminar Vader-Joden van Levisson Instituut.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk)