Naar de content

Terugkerende patronen in families van melodieën

Notenschrift van het liedje 'Daar was laatst een meisje loos'.
Notenschrift van het liedje 'Daar was laatst een meisje loos'.
Meertens Instituut

Liederen die een gemeenschappelijke melodie hebben, behoren tot dezelfde melodieënfamilie. Berit Janssen deed aan het Meertens Instituut onderzoek naar melodieënfamilies in de Liederenbank. Ze ontwikkelde een computerprogramma om terugkerende elementen in melodieën op te sporen.

Notenschrift van het liedje 'Daar was laatst een meisje loos'.

Liederen die een gemeenschappelijke melodie hebben behoren tot dezelfde melodieënfamilie. In de Nederlandse Liederenbank zijn ze aan elkaar gelinkt.

Meertens Instituut

Wie in de Nederlandse Liederenbank zoekt naar Daar was laatst een meisje loos, vindt tientallen hits. Niet alleen verschillende bronnen van hetzelfde lied, maar ook tal van andere teksten, op dezelfde melodie: Hier vandaan naar ‘t Groenewout, Met dees zoeten Kermis tyd, Hoor eens van den kleinen Jan, Daar was laatst een Molenaarszoon et cetera. Deze liederen horen allemaal tot dezelfde melodieënfamilie. In de Nederlandse liederenbank zijn ze daarom aan elkaar gelinkt.

Promovenda Berit Janssen legt uit hoe de relaties tot stand zijn gekomen: enerzijds door medewerkers van de Liederenbank, die op basis van hun eigen gehoor overeenkomsten ontdekten, anderzijds door de computer. Collega Peter Kranenburg ontwikkelde een zogenaamde melodieënzoekmachine, die vergelijkingen maakt op basis van notenschrift. Op die manier werden ook gelijkenissen die niet onmiddellijk met het blote oor werden vastgesteld, opgespoord.

Voor het onderzoek van Janssen vormden de melodieënfamilies het uitgangspunt. De voornaamste vraag die ze wilde beantwoorden was: welke motieven zijn in alle liederen van een familie terug te vinden? Een motief is de kleinste eenheid in de muzikale zinsontleding.

Computer versus mens

Maar die vraag bleek nog niet zo makkelijk te beantwoorden. Janssen: “Van één melodie had ik bijvoorbeeld vijftien verschillende versies van volksliederen, opgenomen in verschillende delen van het land, en allemaal getranscribeerd met muzieknotatie erbij. Meestal waren er nog geen twee identiek. Zelfs in korte motieven van twee à drie noten zitten al kleine veranderingen.”

De computertechniek die ze in eerste instantie gebruikte kon alleen identieke fragmenten naar boven halen, en dat werkte dus niet. Daarom koos ze voor een andere aanpak. Ze liet de computer analyseren hoe vaak bepaalde melodiefragmenten met lichte variaties in de verschillende varianten voorkomen. Hiervoor liet ze eerst experts beoordelen of fragmenten in melodievarianten op elkaar leken. De keuzes die zij maakten, probeerde Janssen vervolgens na te bootsen in een computermodel. Op die manier lukte het om met de computer grootschalig onderzoek te doen, wat menselijke oren te veel tijd gekost zou hebben.

Onbekende liederen

Vervolgens liet ze de computer 1700 melodieën vergelijken op basis van hun notenschrift. De liederen waren allemaal afkomstig uit de verzameling volkskliederen die deel uitmaken van de Meertens Tune Collections. De meeste van deze liederen zijn indertijd verzameld door Wil Scheepers en Ate Doornbosch, onder andere voor het radioprogramma Onder de Groene Linde. De onderzoekers maakten in de jaren vijftig honderden zogenaamde ‘veldopnames’ van mensen in het hele land. Daarnaast omvat de verzameling versies van dezelfde liederen uit liedboeken uit de negentiende en twintigste eeuw.

Zelf probeerde de promovenda in dit stadium van het onderzoek zo weinig mogelijk naar de liedjes te luisteren, om de ontwikkeling van de methode niet onbewust te beïnvloeden. “Achteraf deed ik wel een check van de stabiele melodiefragmenten die de computer eruit pikte. Maar ik heb maar een stuk of 50 van die 1700 liederen beluisterd.” Er zitten bekende liederen tussen, zoals Daar was eens een meisje loos, of Altijd is Kortjakje ziek, maar de meerderheid is onbekend. De mensen die deze liedjes voor de veldonderzoekers zongen, hebben ze niet meer aan hun kinderen doorgegeven, verklaart de onderzoeker. “Die zijn alleen nog in deze opnames bewaard gebleven.”

Menselijke cognitie

Met behulp van de computer kwam Janssen melodiefragmenten op het spoor die vaker voorkomen dan andere. Vervolgens wilde ze weten wat de eigenschappen waren van deze fragmenten. Of met andere woorden: welke stukjes blijven beter hangen in je hoofd? Hier komt de menselijke cognitie om de hoek kijken. De variatie tussen de liederen is immers te verklaren door mondelinge overdracht. Fragmenten die men beter kon onthouden, komen vaker terug in de liedversies.

Een groene en blauwe achtergrond met binaire codenummers.

Op basis van een vijftal muzikale eigenschappen kun je bepalen of elementen uit een melodie behouden blijven bij mondelinge overdracht.

Wiki Commons, DARPA,CC-0

Janssen kwam tot een vijftal voorspellers: de plek binnen de melodie (want een fragment aan het begin blijft misschien beter hangen), wel of geen herhaling binnen de melodie, een lange of korte notencombinatie (kort is makkelijker), een combinatie die zelf een herhalend patroon heeft (zoals bijvoorbeeld in de melodie van de zin Daar was laatst een meisje loos). Maar ook de aansluiting bij de muzikale verwachting zou kunnen voorspellen of een muziekfragment beter onthouden wordt.

Verrassend genoeg bleek een combinatie van al deze vijf factoren de beste voorspeller te zijn. De promovenda had dat niet onmiddellijk zien aankomen: “Er zijn zoveel verschillende factoren die invloed hebben op de mondelinge overdracht van liederen, los van de muziek zelf. Misschien neem je bijvoorbeeld eerder versies over van mensen die je aardig vindt, of die je vaker hoort. Al dat soort factoren kon ik in mijn onderzoek niet meten. Het is dus heel interessant dat we hier op basis van alleen muzikale eigenschappen kunnen voorspellen welke melodiefragmenten bewaard blijven.”

Bron:

Berit Janssen: Retained or Lost in Transmission? Analyzing and Predicting Stability in Dutch Folk Songs. Proefschrift verdedigd aan de Universiteit van Amsterdam, februari 2017.

Dit artikel is een publicatie van Meertens Instituut
ReactiesReageer