Naar de content

Taalonderzoek in de desa’s van Suriname

Sophie Villerius op de fiets in Suriname. Ze deed onderzoek naar het Surinaams-Javaans, een taal die al meer dan 100 jaar niet meer gesproken wordt.
Sophie Villerius op de fiets in Suriname. Ze deed onderzoek naar het Surinaams-Javaans, een taal die al meer dan 100 jaar niet meer gesproken wordt.
Sophie Villerius voor NEMO Kennislink

Het Surinaams-Javaans wordt al meer dan een eeuw gesproken in Suriname. Niet alleen de woordenschat, maar ook de grammatica is afwijkend van het Javaans in Indonesië. Zowel het Sranantongo als het Nederlands hebben hun stempel gedrukt op deze taal, zo blijkt uit promotieonderzoek van Sophie Villerius.

Tussen 1890 en 1939 kwamen grote groepen Javaanse contractarbeiders naar Suriname.

Door Tropenmuseum, part of the National Museum of World Cultures, CC BY-SA 3.0

Toen aan het eind van de negentiende eeuw de slavernij was afgeschaft in Suriname, ontstond er behoefte aan nieuwe werkkrachten voor de plantages. In die periode kwamen zo’n 33.000 Javaanse contractarbeiders naar Suriname. Momenteel is de Javaanse gemeenschap uitgegroeid tot circa 70.000 mensen. Ook wonen er nog zo’n 25.000 in Nederland, die na de onafhankelijkheid in 1975 uit Suriname wegtrokken. De taal die deze groep spreekt, staat bekend als het Surinaams-Javaans.

Op welke manier verschilt het Surinaams-Javaans van de taal die nog altijd wordt gesproken op Java? En hoeveel wordt het eigenlijk gesproken in Suriname? Op die vragen zocht taalwetenschapper en FoS-blogger Sophie Villerius (Radboud Universiteit) een antwoord in haar proefschrift. Daarvoor voerde ze gesprekken met tientallen mensen in Suriname en in Indonesië.

Javaanse dorpen in Suriname

De promovendus bracht veel tijd door in Commewijne, een district in Suriname waar veel Javanen wonen. Het is een district met een aantal voormalige plantages, waar grote groepen Javanen tussen 1890 en 1939 een werkplek vonden. Een van die plantages is Rust en Werk, waar de Javanen tegenwoordig onder andere leven van de garnalenvisserij. Die garnalen worden bijvoorbeeld verwerkt tot trassi, de bekende Indische garnalenpasta. Een andere plek die Villerius bezocht is Lelydorp, een van de desa’s in Suriname. Een desa is een Javaans dorp. Ook Javanen in Suriname werden gehuisvest in Javaanse dorpsstructuren. Dat had alles te maken met het Surinaamse beleid om etnische groepen zoveel mogelijk bij elkaar te houden, zodat ze hun eigen cultuur konden behouden.

Sophie Villerius deed veldwerk in Suriname en Indonesië. Over haar onderzoek blogde ze ook voor Faces of Science.

Sophie Villerius voor NEMO Kennislink

Surinaamse Javanen wonen op het platteland dus nog redelijk gegroepeerd, wat bijdraagt aan het behoud van hun taal. Surinaamse Javanen die in de stad wonen, spreken veel meer een mengsel van talen, vertelt Villerius. Vooral door de stadse jongeren wordt bijna geen Javaans meer gesproken. Wel onder jongeren die in Lelydorp of Commewijne wonen. “Maar dan vooral met hun opa en oma”, zegt Villerius. Toch denkt ze dat de taal voorlopig blijft voortbestaan, alleen al door de culturele waarde. “Het dagelijks gebruik ervan gaat wel achteruit, maar bepaalde groepen jongeren vinden het tegelijkertijd cool om bepaalde Javaanse woorden of afkortingen te gebruiken.”

Invloed van Nederlands en Sranantongo

De reden dat het Surinaams-Javaans minder gebruikt wordt door jongeren, is dat er thuis in veel gezinnen Nederlands wordt gesproken. Het Nederlands is de taal van het onderwijs, en vanuit de scholen werd het gestimuleerd om thuis Nederlands te spreken. Daarmee zouden ouders de kansen van hun kinderen op de arbeidsmarkt vergroten. Ook nu is Nederlands vaak de thuistaal, weet Villerius: “De ouders van de jongste generatie hebben dat Nederlands al meegekregen van hun ouders, en kiezen daar zelf ook weer voor. Soms wel gemengd met wat Javaans. Dat willen ze hun kinderen wel meegeven, maar het Nederlands is nog altijd belangrijker.”

Doordat men veel wisselt tussen Javaans, Nederlands en ook Sranantongo, is het Surinaams-Javaans ook beïnvloed door deze talen. Dat heeft ervoor gezorgd dat de taal zich heel anders heeft ontwikkeld dan het Javaans in Indonesië. In haar proefschrift keek Villerius specifiek naar een aantal grammaticale constructies en concludeerde dat die verschillen in Suriname en Indonesië. Vooral het Sranantongo heeft een structurele invloed gehad op de grammatica: “Dat komt doordat de Javanen vrijwel meteen na aankomst op de plantages Sranantongo moesten leren, om te communiceren met de andere bevolkingsgroepen en opzieners. Ze werden dus snel tweetalig.”

Pas later kwamen de Javanen ook in contact met het Nederlands. Villerius: “Dat was in het begin eigenlijk een onbereikbare taal, van een groep mensen met een hogere sociale status. Pas op het moment dat het onderwijs ook toegankelijk werd voor Javanen en zij hogere maatschappelijke posities gingen innemen, kwam het Nederlands ook bij hen in zwang. Dat is iets van de laatste decennia. Daarom zie je wel recentere invloeden van het Nederlands op het Surinaams-Javaans.”

Behalve op grammaticaal niveau zijn die verschillen er ook op woordniveau, legt de onderzoeker uit. “Een voorbeeld is gwenti. Dat betekent ‘gewend zijn’ in het Sranantongo. Het Javaanse equivalent ervan wordt in Suriname niet meer gebruikt. Gwenti voelt voor de sprekers als deel van hun Javaans. En er zijn ook wel woorden in het Surinaams-Javaans die in het Indonesisch-Javaans verouderd zijn. Dat ze op Java zeggen: die spreekt nog zoals mijn oma.”

Onbeleefd Javaans

Door die invloeden heeft het Surinaams-Javaans zich dus anders ontwikkeld dan het Indonesisch-Javaans, dat op zijn beurt beïnvloed is door het Standaard Indonesisch. Toch kunnen sprekers van de twee talen elkaar onderling wel verstaan. Alleen vinden de Indonesiërs de taal van de Surinamers vaak onbeleefd. “Dat komt doordat je op Java van oudsher verschillende soorten Javaans hebt, die verschillen in formaliteit. Tegen mensen van het hof en tegen ouderen spreek je het hoogste niveau en tegen kinderen het laagste niveau. De verschillende niveaus hebben een heel eigen woordenschat. In Suriname viel dat hoogste niveau meteen al weg, doordat er weinig klasse-onderscheid was. De meeste Javanen waren landarbeiders. Het leeftijdsverschil was er eerst nog wel. Maar nu spreekt men zelfs tegen ouderen het informele Javaans. Want als jongeren al Javaans spreken, is dat meestal het enige wat ze nog kunnen.”

Een ander verschil heeft ook te maken met het gebruik ervan. Doordat Surinaams-Javaanse jongeren hun taal minder gebruiken, spreken ze het minder vloeiend dan de ouderen. “In Indonesië is het juist andersom: daar spreken de jongeren sneller en vloeiender. In die zin is het Javaans in Suriname echt een erftaal of migrantentaal. De sprekers schakelen sneller over op de taal die de meerderheid van de bevolking spreekt: het Sranantongo of het Nederlands.”

ReactiesReageer