Een kind dat stout is verdient straf. Toch? Of werkt een andere aanpak wellicht beter? Een pedagoog en een expert jeugdstrafrecht bespreken de overlap in hun vakgebieden.
Je kind weigert op te ruimen en smijt zijn speelgoed door de kamer. Straf je hem dan? Zet je hem op de trap, ontzeg je hem zijn toetje? Of ga je het gesprek met hem aan? Moet je kinderen überhaupt straffen, en moeten ze er dan iets van leren? Dezelfde vragen kun je stellen in de klas, of bij jongeren die met justitie in aanraking komen. Of kan je stoute kinderen en criminele jongeren niet met elkaar vergelijken?
We gaan erover in gesprek in Heilige Boontjes. Een toepasselijke plek, want in dit grand café in het centrum van Rotterdam komen jonge Rotterdammers ‘met een randje’ je cappuccino brengen. Het werd in 2015 opgezet door -naar eigen zeggen- ‘een agent en een ouwe boef’ die het leven van vastgelopen jongeren weer inhoud en zin wilden geven. Uit Beijerse is er een bekend gezicht. De hoogleraar jeugdstrafrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en plaatsvervangend rechter komt er regelmatig een kop koffie drinken. Ze gaat in gesprek met Stijn Sieckelinck, lector jongerenwerk aan de Hogeschool van Amsterdam, opvoedfilosoof voor de opvoedrubriek van NRC en vader van twee.
Zondebok uitsluiten
Stijn, krijg je van krantenlezers vaak vragen over straf?
Stijn: “Dat valt wel mee, de vragen zijn heel divers. Het valt me op dat ouders vaak erg onzeker zijn over wat ze moeten in bepaalde situaties. Mag mijn kind zelf kiezen met welke vriendjes hij speelt? Die vraag komt nog wel eens voorbij. Dat kan nog best ingewikkeld worden als je de ouders van die vriendjes goed kent. Wat zijn daar dan de gevolgen van?”
Jolande, is dat een herkenbaar verhaal voor jou?
Jolande: “Zeker, maar ik denk ook meteen: dat zijn allemaal hoogopgeleide ouders die NRC lezen. Dat zijn niet de ouders van de jongeren die ik in de meervoudige kamer van de rechtbank zie. Daar komen jongeren tussen de twaalf en achttien jaar voor die worden verdacht van ernstige feiten. Die hebben geen reep chocola gepikt, maar hebben geweld gepleegd of mensen beroofd. Een veel voorkomende bijzondere voorwaarde is een contactverbod met bepaalde vrienden. Jongeren plegen het delict meestal samen of onder invloed van anderen. De ouders die ik in de rechtszaal zie, zijn vaak alleenstaande moeders, die wanhopig zijn en zich geen raad meer weten met hun kind, niet weten waar het ’s nachts uithangt.”
— Stijn SieckelinckThuiszitten betekent in de praktijk op straat lopen. Dat is funest
Is het niet een beetje appels met peren vergelijken, de cases van Stijn en de zaken van Jolande? Moeten we dan ook niet heel anders straffen?
Stijn: “Ik denk dat bij beide groepen het doel van straf in de kern hetzelfde zou moeten zijn. Het principe achter straffen, waarbij je laat merken dat er consequenties aan gedrag zitten, is een pedagogisch uitgangspunt om een groep mensen te kunnen laten samenleven.”
En dan kan je het gezin zien als de samenleving in het klein?
Stijn: “Het uitgangspunt is, wat voor achtergrond je ook hebt, om jongeren of kinderen er zoveel mogelijk bij te houden, bij je samenleving of bij je gezin. Wat we ons moeten afvragen, is of jouw straf hen helpt om na te denken over hun gedrag en over hun plek in de groep, of dat de straf alleen maar bedoeld is om de groep te beschermen tegen degene die zich heeft misdragen. In dat laatste geval schiet je tekort met je straf.”
Kan je dat uitleggen?
Stijn: “In het laatste geval is sprake van wat de filosoof René Girard noemt een zondebokmechanisme: we hebben de zondebok eruit geduwd, uit de klas bijvoorbeeld, en we gaan gewoon verder met de groep die zich wél gedraagt en we hebben verder geen aandacht voor het kind dat er uitgezet is. Ik denk dat het belangrijk is om altijd een weg te vinden naar heraansluiting. Op individueel niveau betekent dat iemand duidelijk maken dat bepaald gedrag niet gewenst is, maar dat hij of zij er wel bij hoort. De groep moeten we duidelijk maken dat kinderen in sommige omstandigheden gedrag vertonen dat vervelend en kwetsend is, maar dat we allemaal verbonden zijn met elkaar en dat we dat niet oplossen door iemand eruit te sturen. Het vraagt ook iets van ons als maatschappij om een nieuwe start mogelijk te maken, net als dat het van een gezin iets vraagt als een kind ontspoort. Kunnen wij randvoorwaarden creëren waardoor iemand ook echt een ander leven kan opbouwen en nieuwe kanten van zichzelf kan ontdekken?
Ik heb dat ook heel duidelijk gezien in het onderzoek naar radicalisering bij jongeren waar ik aan meewerkte. We zagen veel scholen die deze jongeren van school stuurden. Begrijpelijk, maar ook geen oplossing, zagen we al in 2009. Het doet eerder het omgekeerde: het kan ze nog verder radicaliseren. Ik denk om die reden dat je moet oppassen met het inzetten van het strafrecht bij jongeren en dat je dat alleen als uiterst redmiddel moet gebruiken.”
Heraansluiten
En als we weer even inzoomen op het gezin. Stel, je kind smijt uit woede zijn speelgoed door de kamer heen. Is het soms ook beter om gedrag te negeren in plaats van in te grijpen?
Stijn: “Het doel van straf is uiteindelijk zelfinzicht. Je wil dat je kind zich bewust wordt van gedrag dat onprettig is voor anderen. Het gaat om ruimte creëren, waarin ze de kans krijgen om zichzelf wat beter te leren kennen in relatie tot bepaalde triggers of omstandigheden. Bij de een doe je dat door te praten, bij de ander, die misschien wat minder talig is, doe je dat door ze lichamelijk ook iets te laten ervaren. Niet in de zin van een lijfstraf, maar kort even laten afkoelen op de trap bijvoorbeeld.”
Jolande: “Overreageren kan ook schadelijk zijn. In Nederland is het sinds een aantal jaar zo geregeld dat elke jongere die door de winkelier is aangehouden, al is het maar voor het stelen van een reep chocolade, moet worden overgebracht naar het politiebureau, omdat hij recht heeft op een advocaat bij het verhoor. Dat lijkt mooi, maar dat betekent dat een jongere voor iets waarvoor hij vroeger met een waarschuwing naar huis ging, nu in afwachting van de advocaat soms uren in onzekerheid in een politiecel wordt vastgehouden. Dat schiet zijn doel volledig voorbij en is zelfs schadelijk voor het kind. Je wil alleen maar bereiken dat hij het niet nog een keer doet. Dat kan ook heel simpel door een gesprek met de ouders erbij.”

Uit Beijerse (l.) en Sieckelinck aan tafel in grand café Heilige Boontjes in Rotterdam
Jerry van der Weert voor NEMO KennislinkStijn: “Voor een snoepjesdiefstal heb je het strafrecht helemaal niet nodig. Veel problemen zijn te voorkomen door een goede samenwerking tussen politie, jongerenwerk, reclassering, ouders en docenten. We zien dat jongeren tegenwoordig sneller van school worden gestuurd, dat het aantal thuiszitters groeit. Alleen al in regio Rotterdam zijn het er al bijna drieduizend. Maar thuiszitten betekent in de praktijk op straat lopen. Dat is gewoon funest. We weten dat schoolverzuim één van de meest bepalende factoren is die de kans op afglijden of criminele uitbuiting vergroten. Voor die groep hebben we nu geen alternatief vangnet. Dan hoef je alleen maar op Telegram of op Snapchat te gaan en je krijgt zo je klusjes aangeboden en je dagbesteding bij elkaar. En dat is ongelooflijk lastig om tegenop te boksen. Tegelijkertijd geloof ik dat elke jongere uiteindelijk ergens wil groeien. Het tragische is dat veel van die criminele clubs hen precies die kans geven: om te groeien. Zij bieden de jongeren een carrière, het opbouwen van een status. Als we dat durven zien, vanuit dat perspectief durven meekijken, kunnen we veel meer doen en jongeren een geloofwaardig alternatief bieden.”
Ik kan me voorstellen dat het voor docenten ook hard werken is om iedereen erbij te houden in de klas. Dan zit er soms weinig anders op dan iemand van school te sturen.
Stijn: “Ik zie kansen in het herstelrechtprincipe: er moet zicht zijn op herstel, op heraansluiting. Sommige scholen hebben tegenwoordig een alternatief voor de ‘strafkamer’ van vroeger, een plek waar ze jongeren naar toe stuurden als ze zich misdroegen en waar ze moesten afkoelen. Daar hebben ze nu een ‘reconnect room’ van gemaakt. In die kamer staat niet vergelding centraal, maar verbinding. Ze gaan het gesprek met de jongeren aan: ‘Wat is er gebeurd? Hoe komt het dat jij zo bent uitgevlogen tegen een klasgenoot?’ Ze proberen kinderen inzicht te geven in hun eigen gedrag. De school probeert te ‘reconnecten’ met delen die misschien gekwetst zijn of die over het hoofd gezien worden bij jongeren. Als je erin slaagt om dat aan te raken, dan is de kans veel groter dat ze weer in een groep kunnen functioneren.”
Jolande: “Dat herstelrecht is een belangrijk inzicht voor het jeugdstrafrecht. De afgelopen jaren zie ik daarin een positieve trend, waarbij België en Spanje het goede voorbeeld geven. Daar zetten ze bij jeugdstrafzaken eerst in op herstelbemiddeling, omdat dat juist bij jongeren goed werkt. Je merkt dat jongeren zich vaak totaal niet realiseren wat ze het slachtoffer aandoen. Als je ze in het geval van een roofoverval zegt ‘stel dat het jouw oma was geweest’, dan zie je dat ze ineens gaan nadenken. Ik denk dat we af moeten van het idee dat we jongeren opnieuw kunnen opvoeden, maar we kunnen ze wel -precies wat Stijn zegt- zelfinzicht bieden en daarmee kansen om hun talenten te ontwikkelen en een andere weg in te slaan.”
Voor straf
Experts weten het allang: mensen opsluiten werkt niet en is vooral ontzettend duur. Toch klinkt vanuit de politiek en de maatschappij continu de roep om strengere straffen. Hoe zinvol is straf?