Naar de content

Sterke taal heeft meer impact

Flickr, FaceMePLS via CC BY 2.0

Op allerlei manieren kun je woorden kracht bij zetten. Bijvoorbeeld door het gebruik van toevoegingen als heel, erg of een uitroepteken. Maar woorden die beelden en emoties oproepen, zoals metaforen, versterken nog meer, blijkt uit onderzoek van Christine Liebrecht. Op 10 juli 2015 promoveert ze aan de Radboud Universiteit.

Een snelle blik op het nieuws deze week: Retourtje Griekenland? Vergeet geen cash, kopte NRC Handelsblad. De Telegraaf deed er nog een schepje bovenop: Griekse politie vreest voor golf van criminaliteit. De laatste kop blijft waarschijnlijk beter hangen bij de lezer. Waarom? Omdat er een taalintensiveerder (of: taalversterker) in staat.

Een golf van criminaliteit is een sprekend voorbeeld van een betekenisrijke versterker, zoals gedefinieerd in het proefschrift van Liebrecht. Zo’n metafoor roept in deze context een extra betekenis op. En hoe meer beelden er opgeroepen worden in ons brein, hoe beter we een boodschap onthouden.

Maat houden

Natuurlijk staat daar tegenover dat we soms beducht zijn voor al te sterk taalgebruik. “Je wilt ook niet al te veel overschreeuwen”, zegt Liebrecht, die freelance tekstschrijver is. “Reclames staan bekend als misleidend en reclamemakers moeten dus maat weten te houden met taalversterkers.”

Voor haar proefschrift analyseerde Liebrecht 387 teksten in verschillende media. Ze onderzocht welke woorden als taalversterker in aanmerking komen. Daarbij maakte ze een onderscheid tussen betekenisarme en betekenisrijke taalversterkers. Betekenisrijke versterkers zoals tsunami voor ‘ramp’ of sodemieteren voor ‘gooien’ roepen meer beelden op dan betekenisarme versterkers zoals ‘heel’ of ‘erg’. Uit een experiment dat Liebrecht afnam bij 80 proefpersonen bleek dat lezers betekenisrijke versterkers daadwerkelijk als sterker ervaren. Het betekenisrijke type wordt vooral gebruikt door geoefende schrijvers; het betekenisarme type door amateurs.

Quotes van een website met hotelbeoordelingen

tripadvisor

Goed is niet goed genoeg

Een opvallende uitkomst van het onderzoek was ook dat positieve woorden minder sterk overkomen dan negatieve. “Zeggen dat iets een goed hotel is, is nauwelijks een aanbeveling. Maar lees je in een recensie over een slecht hotel dan kijk je uit naar een andere optie. Pas als de schrijver een versterker gebruikt – het is een fantastisch hotel – ervaart de ontvanger de boodschap als sterk. Waarschijnlijk pikt hij deze dus eerder op.”

Volgens de promovenda is een mogelijke verklaring dat we meestal al uitgaan van het positieve. Misschien ook omdat positieve formuleringen sociaal wenselijk zijn. Daardoor heeft een positief woord als ‘goed’ geen toegevoegde waarde, maar een versterkt woord als ‘geweldig’ of ‘fantastisch’ wel.

Automatische taalanalyse

Dit is een belangrijk inzicht voor bedrijven die producten aan de man willen brengen, aldus Liebrecht. Er wordt nu veel geld gestoken in het automatisch analyseren van lezersreacties op internet. Maar dergelijke computerprogramma’s maken vaak geen verschil tussen ‘goed’ en ‘fantastisch’, terwijl ‘goed’ eerder een synoniem blijkt van ‘voldoende’.

Metaforen of dubbelzinnig gebruikte woorden voegen betekenis toe aan taal. Ook eerste delen van samenstellingen kunnen betekenis toevoegen, zoals dood- (doodsbang), kei- (keihard), stront- (strontziek), mier- (mierzoet), peper- (peperduur), super (superslim), toren- (torenhoog) en zijde- (zijdezacht).

Flickr, FaceMePLS via CC BY 2.0

Bovendien zouden ze naast bijvoeglijk naamwoorden ook andere woordklassen moeten analyseren, meent de promovenda. “Zelfstandig naamwoorden en werkwoorden worden vaak metaforisch gebruikt, zoals de woorden ‘tsunami’ en ‘betoveren’, en dan tellen ze dus ook als versterker in een tekst.”

Censuur in de krant

Overigens vond Liebrecht geen verschil in gebruik van taalversterkers tussen NRC en De Telegraaf. Maar dat had waarschijnlijk te maken met het genre dat ze onderzocht: columns en recensies, die geschreven worden op persoonlijke titel, en minder de stijl van de krant representeren. “Misschien dat we onszelf daarmee in de vingers hebben gesneden”, aldus de onderzoeker, die tijdens dit gesprek veel in metaforen praat.

Op internet werden wel meer taalversterkers gevonden dan in de kranten. Daar zijn volgens Liebrecht met name eindredacties debet aan, die de neiging hebben om al te sterke taal af te zwakken. Is de promovenda zelf eigenlijk anders gaan schrijven door haar onderzoek? Ja, toch wel: “Niet dat ik denk: laat ik nu nog eens een intensiveerder erin gooien, maar ik ben me wel bewuster geworden van de impact die sterke taal heeft.”

ReactiesReageer