Wie de geschiedenis van de mens(heid) wil begrijpen, moet vooral kijken naar schuivende continenten en veranderende klimaten, schrijft Lewis Dartnell in zijn boek Origins. Dat levert veel interessants op, maar hij ziet soms te gemakkelijk een oorzakelijk verband.
Waarom ziet de aarde er vandaag de dag zo uit? Hoe zijn continenten, oceanen, bergketens en woestijnen ontstaan? En in hoeverre heeft deze aardse geschiedenis de loop van menselijke geschiedenis bepaald? Dat zijn de niet geringe vragen die de Britse hoogleraar wetenschapscommunicatie Lewis Dartnell zich stelt als startpunt van zijn boek Origins: How the Earth made us. Hij zoekt de antwoorden in geologische en klimatologische processen die zowel de aarde als de mensheid hebben gevormd.
Planetaire factoren
Dartnell is terecht van mening dat de geschiedenis van de mensheid niet louter te verklaren is vanuit bewuste besluiten en acties van (groepen) mensen. Verklaren waarom op de ene plek landbouw ontstond terwijl elders mensen bleven jagen en verzamelen, heeft alles te maken met de specifieke lokale omstandigheden. Je hebt wilde planten nodig die je kunt eten en kweken, je hebt een geschikte bodem nodig en ook nog het juiste klimaat. Stuk voor stuk zijn dit zaken die je niet in de hand hebt en die volledig worden bepaald door ‘planetaire factoren’, zoals Dartnell ze noemt.
Een voorbeeld van een belangrijke planetaire factor is de periodieke verandering in de vorm van de baan waarin de aarde om de zon draait. Die baan is ellipsvormig, maar varieert in de mate van uitgerektheid. Dat beïnvloedt weer de afstand tot de zon en daarmee de temperatuur op het aardoppervlak. Dan zijn er ook periodieke variaties in de stand van de aardas en in het tollen van de aarde om de eigen as. Ook die hebben directe invloed op de hoeveelheid zonlicht die op delen van de aarde valt en dus op de temperatuur. Dartnell legt aan de hand van deze zogeheten Milankovitch-cycli helder uit hoe het klimaat op aarde de afgelopen honderden miljoenen jaren steeds weer is veranderd en welke invloed dat had op de omstandigheden en het landschap op aarde.
Krimpende ijskappen
Een ander invloedrijk fenomeen is plaattektoniek: het bewegen van de verschillende delen van de aardkorst. Over de afgelopen paar miljard jaar is het aanzien van de aarde onherkenbaar veranderd. Drijvende, botsende, brekende en schurende landmassa’s hebben niet alleen gezorgd voor bergketens en vulkanen, maar ook voor meren, zeeën en oceanen. Dankzij deze doorlopende veranderingen is het landschap en alles wat daar leeft zo gevarieerd geworden. Dartnell weet heel behendig grote geologische en klimatologische veranderingen van miljoenen jaren geleden te vertalen naar het landschap zoals wij dat nu kennen en dat werkt heel goed. Je krijgt geen droge, chronologische opsomming van gebeurtenissen. Wel een heldere koppeling tussen bijvoorbeeld de groeiende en krimpende ijskappen tijdens de verschillende ijstijden en het huidige landschap.
Op dezelfde manier behandelt Dartnell ook het ontstaan van de oceanen, zeeën en belangrijke waterwegen, evenals de evolutie van de planten- en dierenfamilies die ons dagelijkse dieet vormen. Dartnell laat zien waarom bepaalde gesteentes en de grondstoffen die we daaruit halen, zoals metalen, steenkool en aardolie, op specifieke plaatsen op aarde voorkomen. Hij beschrijft het allemaal op een toegankelijke en aansprekende manier, waardoor je heel goed ziet dat er een directe lijn is tussen die grote, oncontroleerbare gebeurtenissen van miljoenen tot miljarden jaren geleden en de omgeving waarin wij konden ontstaan en nu nog steeds opereren.
Kort door de bocht
Helaas kan Dartnell de verleiding niet weerstaan om steeds weer te benadrukken hoe direct die lijn is. Dat is ook een valkuil van zijn benadering en van andere _Big History_-schrijvers die proberen alles in één grote greep te vatten én te verklaren. Natuurlijk kunnen we onze geschiedenis niet los zien van de geschiedenis van de aarde. En ja, zoals de titel van zijn boek ook claimt heeft de aarde ons ‘gemaakt’. Maar dat betekent niet dat je dus alles wat je nu ziet een-op-een kunt terugvoeren op een geologische of klimatologische oorzaak.
Zo laat Dartnell bijvoorbeeld zien dat er een overeenkomst is tussen de locaties van de steenkoollagen in Engeland en Wales en de moderne kiesdistricten waar de Labour-partij al jaren de verkiezingen wint. Nou is het niet vreemd dat die partij veel aanhang heeft (of had) in gebieden waar vroeger veel mijnwerkers woonden, maar Dartnell formuleert het zo alsof het een oorzakelijk verband zou zijn. Tegelijkertijd haalt hij in een voetnoot zijn eigen claim dan weer onderuit door te stellen dat dit principe voor Schotland niet op gaat. Op dezelfde manier koppelt hij de samenstelling van aardlagen in een strook kiesdistricten in het zuidoosten van de Verenigde Staten aan de dominantie van de Democraten in die gebieden. Want: vruchtbare grond, dus katoenplantages, dus veel slaven, dus nu Democratische stemmers.
Deze kort-door-de-bocht redeneringen zijn echt onnodig en zwakken Dartnells betoog eerder af dan dat ze iets toevoegen. De geschiedenis van de aarde en hoe dat ook onze eigen kleine geschiedenis heeft beïnvloed en nog steeds doet is spannend en interessant genoeg. Gelukkig biedt Dartnells boek vooral ook dat verhaal.