Neemt de kwaliteit van het menselijk sperma af? Er is al jaren debat over de betrouwbaarheid van onderzoek op dat gebied. Nu lijkt de spermakwaliteit bij honden in een fokprogramma sinds 1988 ook terug te lopen. Maar er blijven twijfels.
Voor de wetenschap moet je wat over hebben. Om de spermakwaliteit van Britse honden in een fokprogramma door de jaren heen te onderzoeken, werden in totaal 1925 monsters verkregen door ‘handmatige manipulatie van de penis’. Volgens het onderzoeksprotocol in Scientific Reports van deze week, was er niet eens een teaser bitch (animatieteef) bij aanwezig om de zaak op gang te helpen. Op deze manier zijn tussen 1988 en 2014 ruim tweehonderd honden onderzocht, die in die periode als fokhond een centrum bezochten dat honden opleidt tot blindengeleidehond.
In die tijd nam de gemiddelde kwaliteit van het hondensperma af, althans volgens algemeen aanvaarde criteria als de beweeglijkheid van de spermacellen. Ook nam in het centrum het percentage mannelijke pups dat geboren werd (dood of levend) af, terwijl het percentage doodgeboren mannelijke pups afnam, maar voor de vrouwelijke pups toenam. Desgevraagd licht onderzoeksleider Richard Lea per e-mail toe wat het netto-effect was: “In de 26 jaar dat de studie duurde is de totale vruchtbaarheid niet veranderd. Ook is er geen bewijs voor minder pups per worp of een afname van het aantal doodgeboren pups of pups die snel overlijden.”
Spermakwaliteit is bij de mens heel moeilijk te onderzoeken. Allerlei gedrag dat die kwaliteit en de metingen daarvan kan beïnvloeden is voor onderzoekers onbeheersbaar. Wat dat betreft zijn honden veel betere proefpersonen: ze delen ons leefmilieu en levensomstandigheden, hun voeding is goed controleerbaar, en ze worden toch al vaak gecastreerd, zodat er ruimschoots verse testikels beschikbaar zijn voor onderzoek.
Daarom zou een duidelijk resultaat over achteruitgang van de spermakwaliteit bij honden, en of hun vruchtbaarheid daaronder te lijden heeft, veel meer houvast geven voor verder onderzoek naar de oorzaken. Komt dit door een veranderende levensstijl of door hormoonachtige stoffen in ons leefmilieu?
Halvering van de man
Mensen begonnen zich serieus zorgen te maken over hun vruchtbaarheid in 1990. In dat jaar constateerde de Deense onderzoeker Skakkebaek dat het aantal zaadcellen per milliliter sperma bij Deense mannen een stuk minder was dan vroeger, en ook dat het percentage misvormde of slecht bewegende cellen hoger was. Vele onderzoeken door andere wetenschappers volgden, met wisselende resultaten. Het onder een microscoop tellen van spermacellen en het meten van hun beweeglijkheid bleek een zeer subjectieve zaak.
Niettemin zag Greenpeace er wel brood in. Ze startten een campagne met de sexy slogan: You’re not half the man your father was. Chemicaliën in het milieu, wist Greenpeace al zeker, draaiden onze spermacellen massaal de nek om. De verdachte chemicaliën zijn hormoonachtige stoffen, zoals DEHP en PCB153, die onder meer als weekmaker in plastics voorkomen. Op den duur lekken die weg uit het plastic, en komen via afval in het oppervlaktewater en in zee terecht, en uiteindelijk weer in ons voedsel.
Tegengestelde effecten
Beide stoffen, zo bleek uit het onderzoek van Richard Lea en zijn collega’s van de Universiteit van Nottingham, komen ook in meetbare hoeveelheden voor in hondenvoer. In hogere concentraties bleken ze, althans in een reageerbuisje, invloed te hebben op de spermacellen van honden. Verwarrend is dan weer wel, dat ze op alle gemeten gezondheidscriteria (zoals beweeglijkheid en snelheid van voortbewegen in een rechte lijn), bij de spermacellen een tegengesteld effect hebben. Zo neemt de beweeglijkheid door DEHP af, maar door PCB153 juist toe. Of stoffen als DEHP en PCB153 verantwoordelijk zijn voor veranderingen in de vruchtbaarheid is daarmee nog niet aangetoond. Zoals gezegd, de totale vruchtbaarheid van de honden in het centrum nam van 1988 tot 2014 niet af.
Een ander euvel dat bij de mens zorgen baarde omdat het leek toe te nemen, was het aantal jongens waarbij de teelballen niet indaalden (cryptorchidisme). Dit komt ook bij pups voor, en ook dat is in het hondencentrum onderzocht. Na een onverklaarde piek tot 20 procent rond 2010, neemt dit percentage tot en met 2014 weer af tot 7 procent, licht verhoogd ten opzichte van het vrijwel constante percentage van 5 procent tussen 1994 en 2008.
Hoewel de trends over de periode 1988-2014 wijzen op een lichte afname van de spermakwaliteit, vertonen de grafieken daar tussenin pieken en dalen die groter zijn dan de trend. Zo is er een diepe dip in de beweeglijkheid van het sperma rond 1994, en bijna tegelijkertijd, rond 1993, een grote piek in de TSO, de totale spermaproductie. Wat zit daarachter?
Soms zijn zulke pieken en dalen slechts een artefact van de manier waarop de data verzameld zijn, bijvoorbeeld omdat in dat jaar een andere technicus in het laboratorium aan de slag ging. “Het jaar 1994 kwam niet overeen met een wisseling van technicus,” aldus Lea, “dus dat kunnen we uitsluiten. Het zou kunnen dat beide waarnemingen verband met elkaar houden, maar de oorzaak weten we nu niet.”
Opvallend is ook de plotselinge afname van de spermaproductie in 2006, waarna die vrijwel constant blijft, iets wat de onderzoekers in hun artikel zelf ook signaleren. Misschien houdt dit verband met het ‘opschonen’ van de populatie honden tussen 1999 en 2001, toen honden met slecht sperma uit het fokprogramma gehaald werden. Lea: “Het lijkt erop dat deze populatie honden stabieler is wat betreft de eigenschappen van hun sperma. Het is interessant, dat de standaarddeviaties (de verticale balkjes met foutmarges in de grafieken, red.) over het algemeen kleiner zijn voor alle sperma-eigenschappen nadat de honden met slecht sperma weggehaald zijn.”
Na al het onderzoek naar spermakwaliteit bij de mens, dat door andere onderzoekers weer werd aangevochten, geeft dit onderzoek tenminste enig houvast. Op z’n minst kun je concluderen dat ook spermakwaliteit die zorgvuldig, onder gecontroleerde omstandigheden en bij honderden ‘proefpersonen’ wordt gemeten, door de jaren heen grote ups en downs vertoont. Maar vooral de beweeglijkheid van spermacellen, wat als een belangrijke graadmeter voor vruchtbaarheid wordt gezien, vertoont een onmiskenbaar dalende trend. Terwijl honden toch geen strakke onderbroeken dragen.