Te vroeg geboren baby’s zitten nu nog vaak vast aan allerlei vastgeplakte sensoren die hun gezondheid monitoren. Dat kan ook contactloos via een sensor in het matras, laat onderzoek van de TU Eindhoven zien.
Bij vroeg geboren baby’s zijn hun organen nog veel te klein en onderontwikkeld. Daarom is het van levensbelang dat medische apparaten de kleintjes monitoren. Stijgt de hartslag plots? Of is de ademhaling onregelmatig? Dan gaat een alarm en komen verpleegkundigen in actie. Maar om dit te kunnen monitoren zitten de baby’s vast aan allerlei plakkers en draden.
Levensgevaarlijk ziek
“De babyhuid is heel teer waardoor dit vervelend is voor ze. Het zorgt ook voor een barrière tussen de ouders en hun kind”, zegt onderzoeker Rohan Joshi van de TU Eindhoven. Hij is net cum laude gepromoveerd op een oplossing: een sensor op het matras, die geen huidcontact nodig heeft. De kleine wordt wel nog steeds net zo nauwkeurig in de gaten gehouden.
De sensor is dun en flexibel, en merkt verschillen in druk op via de bewegingen die een baby maakt. Joshi ontwikkelde ook een algoritme dat het verschil weet tussen lichaamsbewegingen en ademhaling. “Op die manier is het mogelijk om contactloos met dezelfde nauwkeurigheid de ademhaling te monitoren”, legt Joshi uit.
Alarmmoeheid
De sensor heeft nog een voordeel. Omdat hij de bewegingen opmerkt, is het ook mogelijk om alarm te slaan bij een grote kans op andere ziekten. Neem sepsis, een infectie die zich in de bloedbaan uitbreidt. Wanneer een baby dit heeft, ontwikkelt de ziekte zich razendsnel. Binnen tien tot twaalf uur gaat een kind van gezond naar levensgevaarlijk ziek.
“Als een baby weinig beweegt, dan is er een kans dat hij of zij sepsis heeft. Normaal moet verplegend personeel dit opmerken, maar zij zien de kleintjes vaak elke twee uur. Met de sensor in het matras weten we direct wanneer een baby te weinig beweegt en kan het systeem alarm slaan. Hierdoor is het mogelijk om eerder met antibiotica te beginnen en sneller te helpen.”
Juist het kijken naar de lichaamsbeweging van baby’s is nieuw en levert voordelen op, volgens Joshi. Verplegers en artsen kijken nu nog vooral naar vitale functies zoals ademhaling, temperatuur en bloeddruk. “Wat mij betreft zou lichaamsbeweging daar ook bij moeten horen. Dat geeft ons veel informatie over hoe gezond de baby is. Maar het is wel lastig om het te meten. Het gaat om baby’s die vaak maar zeshonderd gram wegen. Dan heb je dus een zeer gevoelige sensor gecombineerd met een slim algoritme nodig, waarmee je de juiste data vangt.”
“Via een matje de lichaamsbewegingen bekijken is een slimme manier om te monitoren”, zegt hoogleraar aan de TU Delft en opleidingsdirecteur van Klinische Technologie Jaap Harlaar. Hij is niet betrokken bij het onderzoek van Joshi, maar kijkt er desgevraagd naar. “Deze aanpak is zeker minder belastend. En is handig voor het kind, ouders en verpleegkundigen. Je kan het overigens ook via beelden doen, bijvoorbeeld met camera’s kijken naar de ademhaling, beweging en zelfs doorbloeding.”
Alarm!
Daarnaast keek Joshi nog naar het fenomeen alarmmoeheid. Te vroeg geboren baby’s liggen aan allerlei medische apparaten gekoppeld. En er komen er steeds meer bij. Die apparaten slaan nogal eens alarm: tussen de driehonderd en vierhonderd keer per dag. Dat zijn geen levensbedreigende situaties, maar een teken dat een verpleger even poolshoogte moet nemen. “Dat leidt enorm af, omdat een verpleger moet stoppen met wat hij of zij doet en na moet gaan wat er aan de hand is.”
Volgens Joshi is het mogelijk om op een verantwoorde manier het aantal alarmen terug te dringen. Hij deelde de signalen op in twee typen: de belangrijke (dertig per dag) en de minder belangrijke alarmen (driehonderd per dag). Na een analyse herkende hij meerdere patronen in de alarmen, waardoor hij het aantal terug wist te dringen met dertig procent. “We ontdekten bijvoorbeeld dat bepaalde alarmen afgingen na de voeding van baby’s. Een oplossing was om ze op een andere manier te voeden. En zo vonden we nog veel meer manieren die echt een verschil maken.” Joshi deed zijn onderzoek met het Maxima Medisch Centrum, de TU Eindhoven en Philips Research. Bij dat laatste bedrijf zet hij zijn onderzoeken voort.
Harlaar verbaast zich al een tijd over de vele alarmen in ziekenhuizen en met name bij de intensive care. “Dat probleem is echt groot en dat is bij dit onderzoek goed gezien. Het is uitstekend dat Joshi een bijdrage levert om dit terug te dringen.”
Joshi keek ook nog naar het zogeheten Kangaroo Care, ook wel buidelen genoemd, waarbij ouders langere tijd huid-op-huidcontact hebben met hun kinderen. Deze aanpak wordt wereldwijd toegepast, omdat de baby’s daardoor minder snel ziek zouden worden en sneller zouden herstellen. “Maar hoe dit precies werkt, weten we eigenlijk niet”, zegt Joshi. “Wij hebben daarom meer dan duizend Kangaroo-sessies geanalyseerd.”
Joshi ontdekte dat er tijdens het buidelen wat gebeurt met de hartslag van de baby. Vaak is de variatie daarvan vooral vrij groot. De hartslag fluctueert dan tussen de 100 en 170 slagen per minuut. Bij een volwassene ligt dit rond de 75-80 slagen per minuut en blijft het vrij stabiel. Joshi ontdekte dat de enorme variatie in de hartslag afneemt wanneer er huid-op-huidcontact is tussen ouder en kind wat een teken bleek te zijn van ontspannenheid. Dit is een tegengesteld effect van wat normaal bij volwassenen wordt gezien. “Het is dus zeer waardevol om dit te blijven doen. Ik ga mijn onderzoeken voortzetten bij Philips Research.”