Naar de content

Seks met maar één ander

Waarom is de mens (niet) monogaam?

[phil h]

De meesten van ons zijn op zoek naar die ene ware. Het ideaal om onze enige echte grote liefde op een dag tegen het lijf te lopen, zit diep in de Westerse cultuur ingebakken. Monogamie is een norm die we met de paplepel ingegoten krijgen. Maar hoe monogaam is de mens nu eigenlijk?

Het antwoord op die vraag hangt – zoals zo vaak – af van de bril waarmee je kijkt. Voor een evolutiebioloog zijn we een merkwaardig monogame diersoort. Er zijn maar weinig dieren die het zo lang bij elkaar uithouden – zelfs als onze kinderen al lang het huis uit zijn, blijven mensen het bed delen met hun partner.

Een priester of relatietherapeut heeft echter heel ander perspectief. Zij worden regelmatig geconfronteerd met seks voor het huwelijk, overspel en scheiding. Ook eigenaars van bordelen en parenclubs zullen beamen dat het wel meevalt met de monogame mens.

De waarheid ligt – ook zoals zo vaak – ergens in het midden. Vergeleken met andere diersoorten zijn mensen verrassend monogaam, vergeleken met ons cultureel bepaald ideaal – in ieder geval onder christenen en in het westen – laat de monogamie nog wel eens te wensen over.

Twee personen dansen en lachen buiten. De achtergrond is wazig.

Het ideaal om onze enige echte grote liefde op een dag tegen het lijf te lopen, zit diep in de westerse cultuur ingebakken.

moriza, CC by-nc 2.0

De monogame aap

Wat is nu eigenlijk de aard van het beestje? Is de mens van nature monogaam? Volgens evolutiebiologen wel. Het gedrag van de mens is uniek: we vormen vaste paartjes en blijven in vergelijking met andere diersoorten uitzonderlijk lang bij elkaar. Eeuwige trouw is namelijk niet aan het dier besteed. Slechts 3% van de diersoorten vormt een vast paartje.

Evolutiebiologen kunnen dit verschil wel verklaren: de meeste dierenvrouwtjes kunnen hun kroost prima zonder hulp van papa grootbrengen. Maar een mensenkind kwam tienduizenden jaren geleden – voor de tijd van crèche en kinderbijslag – zo hulpeloos ter wereld dat het niet veel kans had om te overleven zonder steun van mama én papa. En dus heeft de natuur iets moois bedacht: verliefdheid, liefde en monogamie. Zo blijven mensenstelletjes lang genoeg bij elkaar om hun kinderen volwassen te zien worden – en zelfs om voor hun kleinkinderen te zorgen.

Seks is in dit hele evolutionaire verhaal onontbeerlijk. We hebben niet alleen seks om zwanger te raken, maar ook om bij elkaar te komen én te blijven. Na een vrijpartij komen er namelijk allerlei intimiteits- en liefdesstofjes in ons lichaam vrij, waardoor we van onze bedpartner blijven houden. Seks functioneert dus als sociale lijm.

De praktijk is anders: slippertjes

De mens is dus over het algemeen monogaam. Maar wie inzoomt op wat wij dagelijks allemaal uitspoken, ziet dat de werkelijkheid een stuk weerbarstiger is. Vreemdgaan komt namelijk veel voor. Uit gegevens van de Rutgers Nisso Groep uit 2009 blijkt dat bijna een op de tien mannen in de laatste zes maanden minstens één keer is vreemdgegaan. Nederlandse vrouwen zijn iets minder promiscue (of zeggen dat te zijn): 3% heeft zich het afgelopen half jaar schuldig gemaakt aan overspel. Volgens ruwe schattingen is een kwart tot eenderde van het aantal Nederlanders ooit wel eens vreemdgegaan. Het hardnekkige gerucht gaat dat tien tot dertig procent van de kinderen zelfs zou zijn verwekt door mama’s geheime minnaar. Sociaal gezien zijn we dan wel monogaam, maar seksueel gezien snoepen we nog wel eens buiten de deur.

Evolutiebiologen kunnen dit stiekeme gedrag wel verklaren. Voor mannen is het gunstig om het met zoveel mogelijk vrouwtjes te doen, omdat de kans zo groter wordt dat ze hun eigen genen kunnen doorgeven. Maar ook vrouwen hebben baat bij een beetje seks buiten de deur: een kinderschare met een gevarieerd genenpakket heeft een grotere kans om te overleven. Zolang de sociale papa haar maar niet verlaat.

De praktijk is anders: de ene relatie na de andere

Naast heimelijke seks met secretaresse en buurman, bestaat er ook nog zoiets als seriële monogamie – een monogame relatie met opeenvolgende partners. In de hedendaagse westerse samenleving is dit een bekend fenomeen; als tieners en twintigers proberen we eerst de ene relatie na de andere, voordat we echt gaan settelen. Maar ook in andere culturen wordt er nog wel eens van partner gewisseld. De antropologe Helen Fisher, een grote naam binnen de liefdeswetenschap, ontdekte twintig jaar geleden zowaar een cross-cultureel patroon van seriële monogamie. Zij analyseerde de echtscheidingscijfers in 58 samenlevingen en zag een echtscheidingspiek na vier jaar. Miljoenen mensen uit uiteenlopende culturen – met allemaal andere huwelijksnormen – blijken gemiddeld na vier jaar huwelijk weer uit elkaar te gaan, meestal zo rond hun 27e en na één kind.

Fisher verklaart dit als volgt: de moderne echtscheidingscyclus volgt het vierjarige ‘broedseizoen’ van onze voorouders. Die kregen op de Afrikaanse savanne in vier jaar ongeveer één kind. Na deze periode gingen mensenpaartjes volgens Fisher weer uit elkaar om een andere mama of papa voor hun volgend kind te zoeken. Hoewel Fishers theorie volgens sommige wetenschappers veel te kort door de bocht is, staat het voor de meeste wetenschappers wel vast dat ons seksuele gedrag vandaag de dag nog altijd wordt beïnvloed door de tijd dat we als geüpgrade apen over de savanne renden.

De invloed van cultuur

Het lijkt er dus op dat eeuwige trouw eigenlijk niet aan de mens besteed is. Waarom dan dat hele gedoe met ringen, bruidstaart en ‘tot de dood ons scheidt’? Het antwoord is simpel: we zijn meer dan een stel voorgeprogrammeerde genen uit de oertijd. We kennen sociale normen, cultuur en religie. We leven inmiddels in complexe samenlevingen die volgens uiteenlopende sociale, culturele, juridische en religieuze principes zijn georganiseerd. Seksuele instincten hebben invloed op ons gedrag, maar normen en idealen misschien nog wel meer.

Lees Trouwen met maar één ander, over monogamie en polygamie als culturele idealen.

Lees meer:
ReactiesReageer