Naar de content

Scoren met wetenschap en technologie

Sportwetenschappen bij voetbalclubs

Copyright Erwin Otten. SportphotoAgency.com

Beter voetballen dankzij technologie, big data en nieuwe wetenschappelijke inzichten. De sportwetenschapper is al niet meer weg te denken bij voetbalclubs. Maar hoe gaan ze te werk? NEMO Kennislink ging op bezoek bij FC Groningen en de Universiteit Twente.

Wouter Frencken in de fitnessruimte van het nieuwe Topsportzorgcentrum in Groningen.

Flickr.com

Voor het raam van sportwetenschapper Wouter Frencken lopen spitsen Mimoun Mahi en Jannik Pohl langs. De spelers van FC Groningen zijn op weg naar de kleedkamer na een ochtendtraining. Om hun bezwete lichamen zitten nog allerlei meetsystemen, die precies registreerden hoeveel kilometers ze aflegden, welke inspanning ze leverden en waar ze zich op het veld begaven. Nog voordat ze de kleedkamer binnen zijn, is die data al op de computer van Frencken en zijn team verschenen. De gegevens zijn de bouwstenen waarmee zij de ploeg beter proberen te maken.

Dat sportwetenschap steeds serieuzer wordt genomen bij de club uit het noorden, geeft de locatie van het kantoor van Frencken wel aan. Hij zit niet weggestopt in een hoekje, maar op een prominente plek in het spiksplinternieuwe Topsportzorgcentrum van FC Groningen. Frencken kijkt uit over de trainingsvelden en zit op een steenworp afstand van de kleedkamer van de eerste selectie en de jeugdteams.

Wouter Frencken is al zeven jaar in dienst bij FC Groningen. Hij studeerde van 2000 tot 2005 bewegingswetenschappen in Maastricht en promoveerde in 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij onderzocht daarbij het bewegingsgedrag van voetballers tijdens wedstrijden en partijspelen met behulp van trackingssystemen.

Grip op de werkelijkheid

Sinds een paar jaar vertolken sportwetenschappers bij voetbalclubs een steeds belangrijkere rol. Ze analyseren de zwakten van tegenstanders door naar heel veel gegevens tegelijkertijd te kijken, gaan na hoe je blessures van de eigen spelers voorkomt en analyseren de veldbezetting. Zo dragen ze een steentje bij aan de prestaties op het veld. “Via de wetenschap en technologie proberen we meer grip op de werkelijkheid te krijgen en uit te zoeken wat wel en niet werkt op basis van wetenschappelijk onderzoek”, zegt Frencken.

Wouter Frencken bevestigt meetappartuur bij Robert Visscher, de auteur van dit artikel. Tijdens de shuttlerun, die Visscher met de selectie van FC Groningen liep, wist Frencken daardoor voortdurend wat de hartslag was.

FC Groningen

Een voorbeeld daarvan is hoe hij met zijn team gebruik maakt van nieuwe inzichten. Zoals het verschil tussen impliciet en expliciet leren. “Als trainer kan je de instructie geven dat je met je lichaam achterover moet leunen om een bal hoog te trappen. Maar je kan een speler dit zelf ook laten ontdekken door een pion neer te zetten en de opdracht te geven de bal eroverheen te schieten. Daarna zet je steeds een hoger object neer, waardoor een speler zelf leert hoe het moet, zonder diegene het te vertellen. Dit inzicht komt uit wetenschappelijk onderzoek naar hoe je bewegingen aanleert. Ik probeer de info van dit soort onderzoeken naar de werkvloer te vertalen.”

Veldbezetting

Nog interessanter is hoe nieuwe technologie een team beter maakt. Voetbalclubs onderzoeken momenteel volop hoe ze de veldbezetting kunnen weergeven en analyseren. Zo weet je voortdurend precies waar alle spelers zich op het gras begeven. “Dit is de heilige graal van de sportwetenschap”, zegt Frencken. Nu nog wordt er met technologie vooral gekeken naar hoeveel afstand een speler aflegt en de snelheid die hij haalde. Of hoeveel passes hij in welke richting geeft en het succespercentage ervan. Die informatie vind je ook al bij wedstrijdanalyses.

“Maar daarmee heb je nog weinig context. Speelt een middenvelder de bal vooral terug naar de verdedigers omdat diegene onder druk wordt gezet of teamgenoten niet goed vrij lopen? Dat zeggen de data niet. Bij een analyse van veldbezetting kunnen we daar wel van alles over zeggen”, aldus Frencken.

Met behulp van camerasystemen of GPS weet je dan voortdurend waar spelers zijn. “Voetballers hebben maar twee procent van de tijd de bal, dus het is zeer waardevol om te weten wat ze zonder de bal doen”, aldus Frencken. Vooral bij trainingsvormen heb je veel baat bij deze analyses. De laatste training voor een wedstrijd wordt er altijd 11 tegen 11 gespeeld, waarbij de reserves de tegenstander nadoen. “Wij kunnen dan real-time kijken of dit wel goed gebeurt. Als we tegen PSV spelen kan ik nagaan of de rechtsback van onze reserves wel goed Denzel Dumfries (rechtsachter van PSV, red.) imiteert in de speelwijze. Uiteindelijk heeft dat invloed op de wedstrijd. Want hoe goed je traint, bepaalt ook hoe sterk je een wedstrijd speelt.”

Een voetbalteam staat bij elkaar in een cirkel.

Wouter Frencken (zwart shirt) geeft uitleg op het trainingsveld van FC Groningen.

FC Groningen

Voetballab

Het klinkt misschien eenvoudig om veldbezetting weer te geven, maar het is razend ingewikkeld. Dat komt vooral doordat er zoveel op een voetbalveld gebeurt: er zijn 22 spelers, een scheidsrechter en een bal. Al die mensen hebben ook nog de neiging om vlak bij elkaar te gaan staan. “Het is lastig om de spelers voortdurend te herkennen en ook nog eens alle data snel te verwerken. Pas nu is de technologie zo ver om hierin te slagen”, zegt wiskundige Joost Kok, decaan van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica van de Universiteit Twente.

Kok ontwikkelt met collega’s weer andere manieren dan Frencken gebruikt om veldbezetting goed in kaart te brengen. Bij de Universiteit Twente doet Kok dat op hun eigen veld onder de naam voetballab. Met behulp van twaalf camera’s weten de onderzoekers waar iedereen zich op het veld begeeft. Ze ontwikkelen dit systeem in samenwerking met SciSports, een spinoff van de universiteit Twente, die gespecialiseerd is in voetbaldata.

“We willen straks in real-time precies weergeven waar alle spelers op het veld zijn”, zegt Kok. De onderzoekers gaan de komende tijd zoveel mogelijk informatie verzamelen; alle voetbalteams zijn dus welkom om op het veld een balletje te trappen. Dat levert weer meer data op, die de universiteit deelt met iedereen. Zodat ook een team waar dan ook ter wereld er wat aan heeft. “Zij leiden straks misschien wel uit dezelfde data af hoe je het beste een corner neemt”, aldus Kok. (Zie kader ‘Hoekschoppen’.)

En zo’n systeem is tot nog veel meer in staat. “Jij en ik letten misschien hooguit op twee dingen tegelijkertijd als we naar een wedstrijd kijken”, zegt Frencken. “Een computer analyseert met gemak honderd of meer dingen tegelijkertijd. En geeft bijvoorbeeld een advies om spelers anders neer te zetten op het veld. Zover is het nog niet, maar dit is wel mogelijk in de nabije toekomst.” Daarbij gaan de sportwetenschappers niet op de stoel van de trainer zitten, maar adviseren ze hem wel gerichter.

Hoekschoppen

Als een team een corner krijgt, juicht het publiek vaak. Maar uiteindelijk wordt slechts uit drie procent van de hoekschoppen gescoord. Dat blijkt uit onderzoek naar de corners in de Engelse Premier League. Dat is vreemd, want je kan er op trainen, zegt Frencken. “Maar dat gebeurt overal te weinig. Wij namen vorig seizoen vaak een korte corner, omdat daar in het algemeen meer uit wordt gescoord. Maar uiteindelijk weer niet door ons. Het ontbreekt vooral aan tijd om veel op corners en andere dode spelmomenten te trainen. Je moet daar veel tijd in investeren en je kunt niet alles doen.”

Een goed voorbeeld van dat er meer uit standaardsituaties te halen valt is te zien bij deze ingestudeerde aftrap van Red Bull Leipzig.

Wondermiddel

De Twentse wetenschappers maken gebruik van zogeheten deep-learning, een methode waarbij het computersysteem leert van de analyses. Net zoals een voetballer steeds meer leert door tegen een bal aan te trappen, leert dit systeem ook al doende. “Voetbal is een spel van patronen”, zegt Kok. “Daarom spreekt het mij als wiskundige aan. Door onze nieuwe technologie is het straks mogelijk om na te gaan of de tactiek klopt tijdens een wedstrijd. Stel dat je met een ruit op het middenveld speelt, dan ga je aan de hand van een analyse van de veldbezetting na of dat goed wordt uitgevoerd en is het mogelijk te corrigeren als dat nodig is”, legt Kok uit.

Het nieuwe Topsportzorgcentrum in Groningen.

Copyright Erwin Otten. SportphotoAgency.com

Dat klinkt veelbelovend, maar het is geen wondermiddel. Kok en Frencken benadrukken dat het geen magie is wat ze doen waardoor teams opeens ontzettend goed gaan presteren. “Je wint niet meer wedstrijden alleen door de wetenschap. Dat zie je wel aan onze plek op de ranglijst momenteel”, zegt Frencken in verwijzing naar de laatste plaats die FC Groningen bezet ten tijde van het interview.

Toen Leicester City in 2016 tot verrassing van iedereen kampioen werd van de Engelse Premier League, zochten de media de verklaring in de manier waarop de club data en technologie gebruikt. “Dat is klinkklare onzin. Zo groot is de invloed niet van wat we doen. Dit soort verhalen doen het altijd goed en het klinkt mooi. Maar zo simpel is het niet. We leveren een bijdrage aan de prestatie op het veld, we zorgen dat de tactiek beter wordt begrepen en spelers minder blessures hebben”, aldus Frencken.

Virtual Reality

De sportwetenschapper schuift achter zijn bureau vandaan en geeft een rondleiding door het nieuwe Topsportzorgcentrum, waar FC Groningen traint. Frencken stopt aan het eind van een grote hal en wijst op een lege plek. “Daar willen we een zogeheten skills arena aanleggen en onderzoek doen.” Daarbij sta je in een ronde arena met allemaal lichtjes. Als een lampje brandt, moet je de bal ertegenaan schieten. “Ik wil graag samen met een universiteit onderzoeken of dit spelers beter maakt. Gaat de balbehandeling van een speler vooruit als hij dit duizend keer doet?”

De handen van Frencken jeuken ook om met virtual reality aan de slag te gaan. Stel dat je een voetballer een VR-bril opzet en hij in een omgeving van het voetbalspel FIFA belandt. “Dan doe je een bepaalde situatie uit het veld precies na en dan laat je de speler een andere beslissing nemen. Of denk aan augmented reality. Dan projecteren we een spelsituatie op het trainingsveld. Vroeger trainde je op het veld en deed je video-analyse in een kamertje. Nu voeg je die twee samen. Dit kan je nu al zo doen, technisch is het mogelijk. We moeten alleen nog de tijd vinden om het toe te passen.”

ReactiesReageer