Naar de content

Queen’s English is de norm, maar hoe lang nog?

Een rode pen op een stuk papier.
Een rode pen op een stuk papier.
Pxhere via CC0

Engelsen hebben een groot normbesef als het gaat om taal: in formele situaties hoor je beschaafd Engels te spreken en bepaalde zinsconstructies te vermijden. Toch zijn de meesten tijdens het dagelijks taalgebruik wel een stukje milder in hun oordeel. Dat blijkt uit een onderzoek van taalkundige Carmen Ebner. Zij promoveert op 5 september aan de Universiteit Leiden.

Net zoals er onder Nederlanders bepaalde taalergernissen bestaan – over het gebruik van hun hebben of kennen in plaats van kunnen – winden Engelsen zich op over allerhande taalvarianten. “Een van de bekendste is split infinitive”, licht Ebner toe, “waarbij een werkwoordscluster wordt onderbroken door een bijwoord: ‘He refused to even think about it’!” Het woordje even staat hier op een wel erg ongebruikelijke plek. Andere voorbeelden zijn: het gebruik van I in plaats van me in ‘Between you and I’ (onder ons gezegd), of het moderne woordje like in ‘The restaurant is like two minutes up the road’ (het is zeg twee minuten lopen).

Over dit soort taalvormen wordt veel geklaagd op internetfora, of in ingezonden brieven in de krant. Maar vaak wordt het debat gedomineerd door zogenaamde prescriptivisten – mensen die bepaalde normen voor willen schrijven. Daartegenover staan de taalkundigen die zichzelf descriptivisten noemen: zij beschrijven enkel hoe mensen taal gebruiken, maar laten zich niet uit over goed of fout. De mening van de grote meerderheid wordt vaak buiten beschouwing gelaten. Vandaar dat Ebner nu eens de waardeoordelen van deze groep in kaart wilde brengen.

Sociaal wenselijk

Om de attitudes van het grote publiek zo nauwkeurig te meten, gebruikte de promovenda verschillende onderzoekstechnieken. Ebner: “In eerdere studies naar taalattitude vroegen onderzoekers heel direct aan mensen wat ze acceptabel vonden in taal en wat niet. Maar meestal geef je op dat soort vragen sociaal wenselijke antwoorden. Om daar doorheen te prikken heb ik directe en indirecte testen naast elkaar gebruikt. Op die manier kon ik zowel bewuste als onbewuste oordelen van mensen boven water halen.”

Dat gebeurde bijvoorbeeld in de persoonlijke interviews met 63 proefpersonen uit Cambridge, Londen en Oxford. Daarbij moesten ze eerst een sollicitatiebrief lezen en aangeven welke woorden of zinnen ze wel en niet acceptabel vonden. “Sommige mensen corrigeerden niets, anderen letterlijk de héle brief. Na afloop confronteerde ik ze met de achterliggende regels en vroeg ik ze om hun oordeel. Daarbij kwam het heel vaak voor dat mensen bijvoorbeeld split infinitive niet acceptabel vonden, terwijl ze het in de brief niet hadden gecorrigeerd.”

Sociaal stigma

In de interviews werd nog een andere manier van indirect testen gebruikt: de proefpersonen kregen geluidsfragmenten te horen van een spreker die ongeaccepteerde taalvarianten gebruikte, en een spreker die alleen geaccepteerde taalvarianten ten gehore bracht. De laatste spreker werd door alle informanten ingeschat als harder werkend, beter geletterd, netter en vermogender.

Ebner: “Mensen die dubbele ontkenning gebruiken, worden bijvoorbeeld getypeerd als lager opgeleid of als dialectsprekers. Aan dit soort taalverschijnselen kleeft dus heel duidelijk een sociaal stigma. Maar minder bekende ‘taalfouten’ hebben hier minder last van.”

Kloof jong en oud

De promovenda gebruikte ook een online vragenlijst die ze uitstuurde onder ruim honderd Engelsen. Zij moesten hun oordeel geven over een groot aantal bekende taalergernissen. Een heel directe manier van vragen dus. De gegevens analyseerde ze op basis van leeftijd, geslacht (man/vrouw) en moedertaal. Deze factoren bleken stuk voor stuk van invloed op de manier van oordelen. “Vooral de oudere deelnemers vonden minder zinsconstructies acceptabel”, aldus Ebner. Ook vrouwen waren in een enkel geval wat strenger in de leer, net als niet-moedertaalsprekers. “Maar die hebben ander onderwijs gehad.”

De ouderen associëren onacceptabele taalvarianten vooral met laagopgeleiden of met jongeren, vertelt Ebner. “Ze hadden ook kritiek op het huidige taalonderwijs, dat niet up-to-date zou zijn. Sommige mensen gaven aan dat jongeren beter moeten leren welke vormen in welke situaties acceptabel zijn. Maar uit ander onderzoek blijkt juist dat studenten heel goed weten dat ze tijdens een examen geen afkortingen moeten gebruiken zoals in een whatsappje. Het is natuurlijk wel zo dat er veel veranderd is in dat opzicht. Jongeren schrijven nu veel meer op sociale media, dat is zeker.”

Een rode pen op een stuk papier.

Ouderen zijn over het algemeen strenger in de leer dan jongeren.

Pxhere via CC0

Grammaticaonderwijs

Is de Engelse situatie vergelijkbaar met die in Nederland? Volgens de promovenda niet helemaal. “In Nederland krijg je heel degelijk grammaticaonderwijs bij het vak Nederlands. Maar in Engeland kreeg je bij de Engelse les heel lang alleen maar literatuur. Je werd gewezen op de belangrijkste boeken en literaire stromingen. Taal is nog maar heel kort een apart onderdeel, sinds een jaar of zeven.”

En ook in de Verenigde Staten is de situatie heel anders volgens Ebner. “Daar speelt etniciteit een grotere rol in de variatie van de standaardtaal. In Engeland is sociale klasse veel belangrijker. In het openbaar is RP of BBC Engels nog steeds de norm. Hoewel er tegenwoordig steeds meer accenten te horen zijn op de BBC. Dus die norm is zeker aan het veranderen, en ook daar wil ik onderzoek naar doen.”

Bron:

Ebner, C., Proper English Usage. A sociolinguistic investigation of attitudes towards usage problems in British English, proefschrift Universiteit Leiden, 2017

ReactiesReageer