Een psychose kun je herkennen aan subtiele veranderingen in iemands taalgebruik. AI-modellen kunnen helpen om signalen op te pikken uit alledaagse gesprekjes.
Stel je voor: je zit bij een psychiater, en in plaats van zware vragen over je mentale toestand krijg je luchtige gespreksonderwerpen voorgeschoteld. “Hoe was je zwemles vroeger?” “Wat kijk je graag op tv?” “Wat deed je op je laatste verjaardag?” Klinkt vreemd? Niet voor onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Zij onderzochten of spontane, ogenschijnlijk alledaagse gesprekken informatie kunnen opleveren over iets wat allesbehalve alledaags is: een psychose. Een psychose wordt gekenmerkt door hallucinaties en wanen, maar óók gedesorganiseerde spraak.
Subtiele spraakveranderingen
Psychiater en taalwetenschapper Janna de Boer van het Universitair Medisch Centrum Groningen en Karakter het Centrum Jonge Kind legt het uit: “Bij mensen met een psychose zien we vaak subtiele veranderingen in hun spraak. Mensen gebruiken kortere zinnen, maken vreemde associaties, of geven soms atypische antwoorden. In ernstige gevallen van psychose kan de spraak zó verward raken dat het voor anderen niet meer te volgen is.”
De klinische observatie dat taal verandert bij mensen met een psychose, gaf de onderzoekers van het UMCG een aanknopingspunt voor wetenschappelijk onderzoek. Door korte gesprekken op te nemen van mensen met én zonder psychose, onderzochten zij of er verschillen zaten in spontane spraak. De Boer: “We voerden gesprekken van ongeveer een kwartier, waarin we mensen vroegen naar hele gewone, persoonlijke ervaringen. Over tandartservaringen, of het halen van hun rijbewijs. Veel patiënten vonden dat juist prettig – eindelijk eens praten over iets anders dan de mentale klachten.”
Hulp van het algoritme
Vervolgens zaten De Boer en haar collega’s uren met een koptelefoon achter de computer om alle spraakfragmenten te analyseren. “Toen we een aantal jaar geleden begonnen, moesten we nog elk gesprek volledig uittypen om te controleren of de taalsoftware zijn werk goed deed. Dat was monnikenwerk,” vertelt ze.
“Met de komst van AI-taalmodellen, zoals ChatGPT, is de taalsoftware enorm verbeterd”, bevestigt neurowetenschapper Sanne Schuite-Koops van het Universitair Medisch Centrum Groningen. “Met behulp van slimme software en taalmodellen worden automatisch allerlei kenmerken uit de spraak gehaald: intonatie, aantal pauzes, grammaticale complexiteit, zinslengte, etc. Al die informatie stoppen we vervolgens in een model dat voorspellingen kan doen.”
Met een AI-model voorspellen of iemand een psychose heeft of niet. Hoe werkt dat dan? Een voorbeeld: je leert een kind het verschil tussen katten en honden. Je laat afbeeldingen zien en zegt er steeds bij: “Dit is een kat” of “Dit is een hond.” Na een tijdje begint het kind zelf het verschil te zien: puntoren, snorharen, blaffen of miauwen. Dat is precies hoe een AI-model leert – maar dan met data in plaats van afbeeldingen.
Een AI-model moet je eerst ‘trainen’ op een dataset. Bij elke patiënt in de dataset geef je aan wat het ‘juiste antwoord’ is: psychose of geen psychose. Het model zoekt vervolgens naar allerlei kenmerken in de spraak, zoals intonatie, aantal pauzes, grammaticale complexiteit, zinslengte – die samen kenmerkend zijn voor iemand met een psychose. Dat ontgaat ons als mens, maar het algoritme niet.
Na deze training is het tijd voor de test. Nu krijgt het model nieuwe gesprekken te horen, waarvan het nog niet weet of iemand wel of geen psychose heeft gehad. Dit is de test-set. Het model probeert nu zélf een inschatting te maken, op basis van wat het geleerd heeft. Hoe vaker het goed zit, hoe slimmer het wordt. “Het model kon in 85 procent van de gevallen goed voorspellen of iemand wel of geen psychose had”, bevestigt De Boer.

Een AI-model moet je eerst ‘trainen’ op een dataset.
Wiki Commons, DARPA,CC-0Wekelijks gemonitord
Een succesvol AI-model dus. Maar hoe helpt zo’n model in de behandelkamer? “Momenteel onderzoeken we in een groot Europees onderzoek of dit model succesvol kan voorspellen welke patiënt een terugval krijgt en welke niet”, vertelt De Boer.
“Patiënten met een psychose gebruiken zware medicatie met veel bijwerkingen. Daarom stoppen veel patiënten met de medicatie zodra het weer goed gaat. Dat is fijn, want dan nemen de bijwerkingen af, maar de kans op een terugval neemt toe”, legt De Boer uit. Schuite-Koops: “Op basis van het AI-model zijn we een app aan het bouwen om de kans op terugval te monitoren. Elke week doe je een spraaktestje van vijf tot tien minuten. Daar komt vervolgens een score uit die naar de behandelaar kan worden gestuurd.”
— Sanne Schuite-Koops
“Het voordeel van deze app is dat patiënten wekelijks gemonitord worden. Normaal gesproken ziet een psychiater iemand maar eens in de paar maanden. Met deze app kunnen we dus sneller ingrijpen als het mis dreigt te gaan” vertelt Schuite-Koops.
Regie bij de behandelaar
Maar wat als het AI-model een foutje maakt? Bijvoorbeeld door te voorspellen dat de kans op een terugval toeneemt, terwijl er geen sprake is van een terugval? Wordt er dan automatisch opnieuw met medicatie gestart? “Het is belangrijk om de app echt te zien als een hulpmiddel”, legt Schuite-Koops uit. “De behandelaar houdt de regie in handen. Die beslist of een nieuw gesprek nodig is, of dat een telefoontje volstaat. Samen met de patiënt wordt gekeken of medicatie opnieuw nodig is.” Als het AI-model ernaast zit, is er altijd nog de behandelaar die dat kan opmerken en corrigeren.
Schuite-Koops benadrukt dat de app nu uitsluitend gebruikt wordt voor onderzoek. “Als we het straks in de praktijk willen inzetten, moet hij aan allerlei strenge eisen voldoen.” Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe Europese AI Act, met strengere wetgeving en regels rondom privacy. “De app verzamelt gevoelige informatie over iemands gezondheid. Daar moeten we uiterst zorgvuldig mee omgaan,” legt Schuite-Koops uit. “Het is bijvoorbeeld essentieel dat die data vertrouwelijk blijft en niet in handen komt van andere partijen.”
Al met al zijn De Boer en Schuite-Koops enthousiast over de mogelijkheden van de app en zien bredere toepassingen voor AI binnen de gezondheidszorg. “De app zou ook bij de huisarts kunnen worden ingezet als screeningsinstrument,” vertelt De Boer. “Op basis van de score kan de huisarts dan beslissen om iemand door te verwijzen naar de psychiater.” Volgens De Boer zijn de taaltesten bovendien universeel toepasbaar: “De taaltest kan ook gebruikt worden bij andere diagnoses, zoals depressie, angststoornissen of zelfs dementie.” Schuite-Koops vult aan: “Daarvoor moeten we de AI-modellen wel opnieuw trainen, zodat ze leren hoe ze die verschillende ziektebeelden kunnen herkennen.” Tegelijkertijd benadrukken beiden nogmaals dat AI een hulpmiddel blijft: “Het opent een hoop nieuwe deuren, zolang we niet vergeten dat het een robot is die alleen advies geeft – de uiteindelijke beslissing ligt altijd in de behandelkamer; bij patiënt en de arts.”