De Slag bij Waterloo speelde zich precies 200 jaar geleden af en wordt groots herdacht. Ook onze koning is hier bij aanwezig: Nederlandse soldaten, onder aanvoering van Prins Willem, hebben een belangrijke rol gespeeld in het verslaan van Napoleon. Zo kwam het alleen niet in de buitenlandse geschiedenisboeken te staan.
Bij een herdenking horen nieuwe publicaties. Twee mooie voorbeelden zijn ‘Onze slag bij Waterloo’ door Louis Ph. Sloos en ‘Waterloo, 200 jaar strijd’ door Ben Schoenmaker, Jeroen van Zanten en Jurriën de Jong. Beide boeken kijken naar Waterloo vanuit een Nederlands perspectief.
En zij schetsen een ander verhaal dan de gangbare versie, gedomineerd door Britse geschiedschrijving. Hierin werd de rol van de Nederlandse soldaten en van Slender Billy, de schampere bijnaam voor Prins Willem als figuurlijk magere bevelhebber, in de overwinning niet erkend. Sterker nog, als een stel laffe honden zouden de Nederlanders zijn gevlucht.
Dit vertekende beeld begon al bij het verschijnen van de eerste literatuur in 1816, waarbij Britten en Pruisen zich de overwinning toe-eigenden. Het daadwerkelijk belachelijk maken van de Nederlandse rol deed William Siborne in zijn bestseller History of the war in France and Belgium in 1815 uit 1844. De verontwaardiging was groot in Nederland, waar niet alleen Willem maar alle soldaten die ook maar iets met Waterloo te maken hadden, als helden werden gezien.
Iedereen leeft mee
De Slag bij Waterloo was geen gewone slag voor Nederland. Er waren verschillende redenen waarom dit gevecht meer impact had op de bevolking en de opinie dan ooit tevoren. Ten eerste waren we net onder het juk van Napoleon vandaan of daar doemde zijn leger weer op bij de grens. Onder de kleine generaal had het land bittere armoede geleden en daar zag niemand naar uit. De oproep van de kersverse koning Willem I aan jongemannen om Napoleon te bevechten leverde veel vrijwilligers op. Iedereen kende wel iemand die richting het zuiden was vertrokken om de troepen te versterken. Het hele land leefde mee. De slag speelde zich ook nog eens af op toen Nederlands grondgebied en daarnaast raakte prins Willem, die moedig voorging in de strijd, gewond. Dit nieuws, en anders nieuws over de gevechten, beheersten de kranten van die dagen. Met andere woorden, iedereen zat in spanning.
Vanuit de balzaal het slagveld op
De jonge prins Willem (1792-1849) had een militaire opvoeding genoten en al eerder in Spanje tegen Napoleons troepen gevochten onder de Britse generaal Arthur Wellesley, de hertog van Wellington. Het leger van geallieerden dat Brussel moest beschermen tegen Napoleons opmars, bestond uit een Pruisisch leger onder bevel van generaal Blücher en een Brits-geallieerd leger onder bevel van Wellington. Een derde van dit tweede leger bestond uit Nederlandse troepen, waarvan prins Willem de opperbevelhebber was. Daarnaast was hij ook commandant van het 1ste Britse legerkorps. In totaal bevochten bijna 300.000 soldaten elkaar tijdens de Slag bij Waterloo en de gevechten in de dagen ervoor. Een van de veldslagen vond plaats bij Quatre-Bras, een klein dorpje ten Zuiden van Waterloo.
Wellington wist dat Napoleon er aan kwam, maar de snelheid waarmee de keizer zijn leger verplaatste was een verrassing. Op het moment dat de Fransen naderden, hield de hertog nog een bal in Brussel, waar ook prins Willem bij aanwezig was. Wellington wilde dat zijn officieren hun sociale verplichtingen nakwamen, dus de militaire top was niet bij hun soldaten in het veld. Toen de boodschapper arriveerde met het slechte nieuws, haasten de officieren, vaak nog in galakostuum, zich naar hun soldaten. Gelukkig had Willem een jonge commandant onder zich, de hertog van Saksen-Weimar, die de vluchtende boeren en de geruchten van de naderden Fransen serieus had genomen en stellingen in gereedheid had gebracht bij Quartre-Bras. Dit bleek tegen de orders van Wellington in, maar Willem besloot dit belangrijke kruispunt te verdedigen en zo de weg naar Brussel te blokkeren.
Bloed, zweet en tranen
Op 16 juni valt Napoleon de Pruisen aan die bij Ligny, een ander dorpje in de buurt, gelegerd waren. Zijn beroemde maarschalk Michel Ney moest op hetzelfde moment Quatre-Bras innemen en trof daar prins Willem. Door deze onverwachte tegenstand konden de Fransen niet doorstoten om de Pruisen te omsingelen. De laatsten kregen namelijk goed op hun falie van Napoleon en gingen verliezen. Willem had ondertussen hulp gekregen van extra Engelse troepen maar vanwege de grote overmacht moesten ze Quatre-Bras de volgende dag opgeven. De troepen trokken zich terug naar het hoofdkwartier in Waterloo om te hergroeperen.
Bij Waterloo vond op 18 juni de finale veldslag plaats. De gevechten waren hevig, de verliezen groot en het regende die dagen pijpenstelen. Het voordeel hiervan was dat de kanonskogels in de modder ploften in plaats van rond stuiterden, wat nog meer doden zou hebben opgeleverd. Met zijn snelle paard Wexy had prins Willem bij Quatre-Bras aan de Franse cavalerie weten te ontkomen maar bij Waterloo werden zowel de prins als zijn paard getroffen door een kogel. Ze overleefden het en en de prins werd snel afgevoerd naar het hoofdkwartier om zijn wond te laten verzorgen.
Uiteindelijk kregen de geallieerden de overhand en sloeg het Franse leger op de vlucht. Met name de Pruisen kenden geen genade en slachtten alles af wat Frans was. Napoleon wist te ontkomen en zag dit verlies in eerste instantie niet als zijn definitieve einde. Hij wilde zijn mannen opnieuw bij elkaar brengen om de geallieerden te bevechten. Napoleon had alleen steeds meer draagkracht verloren. Veel Fransen zagen hem als agressor die hun jongens de dood in joeg met heilloze missies. De gevluchte Lodewijk XVIII had dus naast de geallieerden ook veel Fransen achter zich staan. Napoleon had zijn glans verloren en voor het eerst in zijn leven gaf hij zich gewonnen: 22 juni 1815 deed hij definitief afstand van de troon. Hij vroeg asiel aan in Engeland, maar eenmaal op de boot brachten ze hem naar het eiland St. Helena, waar Napoleon onder bewaking de jaren tot zijn dood in 1821 zou slijten.
Elk land zijn eigen helden
De grote kleine keizer was verslagen! Hoewel het een gezamenlijke overwinning was geweest, ging elk land met een eigen versie van de werkelijkheid aan de haal en creëerde eigen helden. In Nederland werd Prins Willem verheerlijkt. Hij kreeg maar liefst vier standbeelden, terwijl er voor zijn vader en zijn zoon geen enkel beeld opgericht zou worden. Hij was de hoeder van de natie en Oranje daarmee het rechtmatige koningshuis. Parallellen met overwinningen van Oranjes op de Spanjaarden in de Gouden Eeuw werden gretig gelegd. Koning Willem I liet ook een gedenkteken oprichten, de Leeuw van Waterloo, op de plek waar zijn zoon gewond was geraakt. Al in de dagen na de veldslagen kwamen de eerste ramptoeristen de plekken bezoeken, om met eigen ogen te zien wat hier voor verschrikkelijks was gebeurd. Eigendommen van overleden soldaten (mutsen, dagboekjes, horloges) en wapentuig vonden grif aftrek. Deze plek trok meer toeristen dan welk slagveld dan ook in de geschiedenis.
In het buitenland werden de Nederlandse heldendaden belachelijk gemaakt, met name door de Britten. Volgens de hedendaagse schrijvers heeft dat alles te maken met de opkomst van het Britse Wereldrijk. Wellington was de held (‘hij had Napoleon verslagen’) en Engeland de nieuwe grootmacht. Hier was geen plek voor andere helden, zelfs niet in de schaduw. De Nederlanders die hier direct al bezwaar tegen maakten, konden het negatieve beeld niet meer bijstellen. Maar hadden de Britten ook een punt? Ja en nee. Lafheid kon de Nederlandse soldaten en prins Willem niet verweten worden, onervarenheid wel. Dit laatste heeft hen parten gespeeld tijdens de gevechten en heeft voor meer doden gezorgd, ook onder Britten, dan nodig was.
Nieuwe boeken over Waterloo
Beide boeken bespreken de Slag bij Waterloo vanuit Nederlands perspectief. Sloos vermeldt de gevechten zelf slechts in de inleiding – want hier is al genoeg over geschreven – en richt zich op de gebeurtenissen voor en na Waterloo. Over hoe Nederland de dreiging ervoer en gelijk na de slag omging met de doden en gewonden, de wezen en weduwen, de veteranen en helden. Hij geeft mooi weer hoe de soldaten – en niet alleen de Prins – tot helden werden verklaard en hoe alom aanwezig Waterloo was in kunst en literatuur en met een nationale herdenkingsdag op 18 juni. Pas met de Tweede Wereldoorlog kwam de breuk: de herdenkingsdag verschoof naar 4 & 5 mei en Waterloo verdween door deze nieuwe verschrikkelijke oorlog naar de achtergrond.
Schoenmaker, Van Zanten en De Jong nemen de lezer wel mee naar het gevecht. Zij beschrijven uitvoerig wat zich heeft afgespeeld, zonder dat het een opsomming wordt. De auteurs putten namelijk vooral uit dagboeken en andere egodocumenten, waardoor je als lezer het idee hebt erbij te zijn. Zij kijken vanuit de Nederlandse soldaten en burgers naar de ontwikkelingen op en rond het slagveld, en vullen waar nodig aan vanuit internationaal perspectief. Zo beschrijven ze uitvoerig de tijd na de veldslag, waarbij een nieuw evenwicht gevonden moest worden binnen de Europese politiek (Wellington en Blücher stonden lijnrecht tegenover elkaar). Hierbij speelde Nederland geen grote rol.
Beide boeken, en vooral dat van Sloos, bevatten veel mooie afbeeldingen, die het verhaal uitstekend illustreren. Sloos is van de details en schrijft daardoor minder levendig dan Schoenmaker en de anderen; zij sleuren je meer mee in het verhaal. Samen geven de boeken een prima overzicht van de Slag bij Waterloo en de betekenis van deze historische gevechten voor Nederland(ers).