Naar de content

Prehistorische zuivel niet voor iedereen

Een persoon die een koe melkt.
Een persoon die een koe melkt.
University of York, CC1.0

Archeologen hebben het gebruik en de verspreiding van zuivel door prehistorisch Zuid-Europa in kaart gebracht. Omdat bijna iedereen in die periode ziek werd van onbewerkte melk, kleine kinderen uitgezonderd, werd er kaas, yoghurt of boter van gemaakt om het te kunnen verteren. De prehistorische Griek moest alleen niets van zuivel weten en hield het bij varkensvlees.

Zuivel heeft niet altijd tot ons dieet behoord. Jagers-verzamelaars in het Midden-Oosten stapten ongeveer 10.000 jaar geleden over op de landbouw. Van daaruit verspreidden groepen landbouwers zich richting het westen. Innovaties in West-Turkije zorgden voor de introductie van melkvee voor zuivelproducten. Maar welke dieren in welke regio werden gehouden, verschilt.

Archeologen van de University of York hebben gekeken naar prehistorische veehouderij van het nabije oosten tot aan Zuid-Europa. Hierbij is voor het eerst de combinatie gemaakt tussen de locaties waar restjes zuivel in aardewerk zijn teruggevonden met onderzoeken naar de slachtleeftijd van vee. Kalfjes werden bijvoorbeeld bij melkveeboeren geslacht omdat ze anders de melk van hun moeder opdronken.

Melk- en slachtvee

Dit overzichtsonderzoek naar prehistorische zuivel brengt veel verschillende lokale archeologische onderzoeken bij elkaar. De archeologen hebben honderden potten met zuivelrestjes (residu) en de botten en kiezen van geslacht vee van 84 archeologische opgravingsgebieden geanalyseerd. Eerder onderzoek had aangetoond dat het bewerken van zuivel al veel voorkwam in het nabije oosten vanaf het zevende millennium voor Christus. De mensen die daar woonden maakten van melk yoghurt, boter en kaas en verwijderden daarmee de lactose. Vandaag de dag zijn de meeste mensen buiten Europa lactose-intolerant, en dat gold helemaal voor de prehistorische mens. Met andere woorden, ze werden ziek van het drinken van onbewerkte melk.

Genmutatie

Het kunnen drinken van melk gaf onze vroege voorouders een evolutionaire voorsprong op de niet-melkdrinkers. Berekend is dat lactose-tolerante mensen bijna twintig procent meer kinderen hadden die de vruchtbare leeftijd bereikten. De genmutatie naar lactose-tolerantie begon 7500 jaar geleden in Hongarije. Doordat migrerende groepen lactose-tolerante landbouwers zich met de plaatselijke bevolking vermengden, verspreidde deze mutatie zich verder naar het noorden en westen van Europa.

Nieuwe vragen

Dit onderzoek geeft echter niet alleen overzicht, het roept ook vragen op. De Nederlandse archeoloog Fokke Gerritsen (Vrije Universiteit Amsterdam en Nederlands Instituut in Turkije) doet opgravingen naar prehistorische landbouwnederzettingen in noordwest-Turkije. Hij is niet verbonden aan dit onderzoek maar licht toe: “De koppeling tussen residu-onderzoek en botanalyse en het bij elkaar voegen van eerder regionaal onderzoek is een stap vooruit. Maar de onderzoekers generaliseren soms waar ik dat niet had gedaan.”

“De archeologen kijken bijvoorbeeld naar Turkije en nemen ook onze opgravingslocatie Barcın Höyük in het gebied rond de Marmarazee mee. Barcın Höyük heeft al vroege aanwijzingen voor intensief melkgebruik. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Çatalhöyük in Centraal Turkije, wat opmerkelijk is. Maar omdat de onderzoekers naar Turkije als geheel hebben gekeken en er gemiddeld veel zuivelresten zijn gevonden, valt dit detail weg. De weinige zuivelresten in Çatalhöyük zijn te verklaren doordat de boeren die naar het westen trokken, onderweg meer mogelijkheden ontwikkelden om aan hun boerenbestaan toe te voegen.”

De trek was richting het westen waardoor het oosten wel eerder was in het bedrijven van landbouw en veeteelt, maar niet voor de zuivelproductie.

Grot als stal

De archeologen vergelijken het houden van vee voor zuivel op verschillende plekken in Zuid-Europa. Aan de hand van residu-onderzoek is niet vast te stellen of het schapen-, geiten- of koeienmelk betreft, maar het soort vee dat mensen hielden, hing vaak af van de natuurlijke omgeving. Geiten waren bijvoorbeeld handig te houden in droge berggebieden en runderen juist weer op grote vlaktes. In het noorden van Spanje is in grotten aardewerk met zuivelresten teruggevonden. De natuurlijke holtes in de grotten vormden daar ideale stallen voor het vee.

De ecologische omstandigheden verklaren alleen niet alles. Zo blijkt uit dit onderzoek dat in het noorden van Griekenland amper zuivelresten en botten van melkvee zijn terug te vinden, terwijl er niets mis was met de natuurlijke omgeving om schapen of runderen te houden. In de omliggende regio’s was het gebruik van zuivel dan ook wél verspreid. Desondanks hielden de prehistorische Grieken het bij varkens voor de slacht, zoals de opgegraven botresten laten zien. Een verklaring hiervoor hebben de archeologen nog niet, maar ze gaan ervan uit dat er culturele redenen aan ten grondslag liggen.

Gerritsen: “Dat moet haast wel als er geen ecologische bezwaren zijn. Maar welke culturele redenen dat dan zouden kunnen zijn, is moeilijk te achterhalen. Dit geldt ook voor onze onderzoekslocatie in het Marmaragebied. Hier was zuivel al vroeg dominant, zoals ook is meegenomen in dit onderzoek, maar varkens zijn hier weer opvallend weinig te vinden. Opmerkelijk omdat dit erg handige dieren zijn om te houden.”

h2. Bronnen
  • Cynthianne Debono Spiteri e.a., Regional asynchronicity in dairy production and processing in early farming communities of the northern Mediterranean in PNAS (15 november 2016)
  • Dr. Fokke Gerritsen (Vrije Universiteit Amsterdam, Nederlands Instituut in Turkijke.
ReactiesReageer