Naar de content

Pomp houdt donoralvleesklier fit

Marjolein Leemkuil

Transplantatie van een alvleesklier is voor sommige diabetes-type-1 patiënten de enige uitkomst. Dat is een moeilijke procedure met veel kans op beschadiging van het orgaan. Onderzoekers Henri Leuvenink en Marjolein Leemkuil van het Universitair Medisch Centrum Groningen werken aan een oplossing om de conditie van donoralvleesklieren te verbeteren.

17 december 2015

Iemand met diabetes type 1 kan zijn of haar bloedsuikerspiegel meestal redelijk onder controle houden door op bepaalde momenten insuline te spuiten. Er zijn echter patiënten bij wie dat erg lastig blijkt: bij hen zijn er enorm veel wisselingen in hun bloedsuiker, waarvan ze vaak op vroege leeftijd al de gevolgen ondervinden. Een continu te hoge bloedsuikerspiegel kan bijvoorbeeld leiden tot nierfalen of schade aan het netvlies of de zenuwen; van een te laag glucosegehalte kun je weer bewusteloos of zelfs in coma raken.

Kwetsbaar orgaan

Deze groep heeft baat bij een alvleeskliertransplantatie. Per jaar worden er in Nederland rond de dertig alvleesklieren getransplanteerd. De resultaten na een geslaagde transplantatie zijn goed; een groot deel van de patiënten hoeft geen insuline meer te gebruiken. Maar de operatie is ingrijpend en vereist veel voorbereiding en grote zorgvuldigheid. Een alvleesklier is week van structuur, waardoor het snel beschadigt.

De gevolgen daarvan zijn groot: een alvleesklier bestaat namelijk maar voor ongeveer twee procent uit de eilandjes van Langerhans – met daarin de insulineproducerende cellen – en voor het grootste gedeelte uit cellen die spijsverteringsenzymen aanmaken. Als die door schade gaan lekken in de buikholte van de ontvanger, kunnen ze mogelijk ook de eigen organen verteren. En ondanks de zorgvuldigheid van artsen treden er vaak complicaties op.

Bewaren met machine

Onderzoekers Henri Leuvenink en Marjolein Leemkuil van het Universitair Medisch Centrum Groningen willen de kans op schade aan de alvleesklier zoveel mogelijk verkleinen, zodat het aantal geschikte donororganen toeneemt. “Tijdens een donatieprocedure treedt er in verschillende stappen schade op aan de organen”, zegt Leuvenink. Risico op schade start al bij het overlijden van de donor. Vervolgens worden de organen op de operatiekamer gekoeld, uit het lichaam genomen en in een piepschuimdoos op ijs getransporteerd naar het desbetreffende ziekenhuis. Hier worden ze aangesloten op de bloedvaten van de ontvanger, waarna er weer warm bloed door het orgaan stroomt. Dat moet anders kunnen, vonden de Groningse onderzoekers.

Een alvleesklier die is aangesloten op een pomp. Deze voorziet hem van zuurstof en nutriënten, waardoor het orgaan in betere conditie blijft.

Marjolein Leemkuil

Een alternatief voor de piepschuimdoos is zogenoemde machineperfusie: een methode die is afgekeken van de hart-longmachine op de operatiekamer. Als je het te transplanteren orgaan na uitname kunt aansluiten aan zo’n soort machine, verklein je de kans op schade. “Wanneer een orgaan afkoelt, daalt het metabolisme tot ongeveer tien procent. De organen hebben dan dus nog steeds zuurstof en voedingsstoffen nodig. Met een pomp kun je het orgaan continu doorspoelen met een vloeistof naar keuze en het bovendien op de gewenste temperatuur houden. Een oxygenator levert zuurstof. Je zou zelfs medicijnen kunnen geven of het orgaan kunnen repareren”, zegt Leuvenink.

Testrit

Sluit je een orgaan meteen aan op een pomp, dan kun je er ook eerst tests op uitvoeren voor je hem transplanteert. Leuvenink: “Als je een oude auto koopt, wil je ook zeker weten dat de motor goed is. Van een donororgaan dat in een piepschuimdoos binnenkomt weet je niets. Het is dus heel relevant om eerst een ‘testrit’ te maken met het orgaan. Bij een alvleesklier wil je natuurlijk weten: produceert hij wel insuline?”

Voor de nier, de lever en longen bestaat zo’n pomp al langer. Machineperfusie bij de alvleesklier is echter een nog onontgonnen expertise. Leemkuil heeft binnen DCTI, het onderzoeksconsortium voor diabetes type 1, gewerkt aan een prototype voor de pomp, gebruikmakend van bestaande apparaten voor de nier. “We hebben gemerkt dat deze pomp niet geschikt is voor een alvleesklier en nog aanpassingen behoeft, maar eerst wilden we testen of een dergelijke opstelling überhaupt effect had voor dit orgaan. Als het veilig leek, dan konden we een pomp ontwikkelen specifiek voor de alvleesklier.”

Een humane alvleesklier wordt aangesloten op de pomp.

Marjolein Leemkuil
Op weg naar genezing van Diabetes Type 1 - voorkant

In de online uitgave ‘Op weg naar genezing van Diabetes Type 1’ lees je alles over de nieuwste ontwikkelingen in het diabetesonderzoek. Klik op de afbeelding om te openen (nieuw venster).

Parkers

Proof of principle

De eerste proeven met varkensalvleesklieren waren succesvol. Ook bij afgekeurde menselijke donoralvleesklieren testte Leemkuil wat de pomp voor effect had op het weefsel, en vergeleek dat met het weefsel van alvleesklieren die op de conventionele manier bewaard werden. Het pompsysteem bracht geen schade toe aan het weefsel van de alvleesklieren en de vitaliteit was groter: ze bevatten meer ATP, de drager van energie in een cel. Inmiddels wordt het effect van de pomp op de kwaliteit van de eilandjes van Langerhans na isolatie onderzocht in een samenwerkingsverband met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

“Het principe werkt. Dat was de eerste stap”, zegt Leemkuil. “Maar we kunnen de methode nog niet aan iedereen adviseren. Er moet nu eerst een specifieke pomp komen voor de alvleesklier, waarbij we de instellingen kunnen toespitsen op de ‘wensen’ van het orgaan.”

Als die alvleesklierpomp er eenmaal is, kan hij wellicht ook worden gebruikt bij de transplantatie van eilandjes van Langerhans. De verwachting is dat de eilandjes van een op de pomp bewaarde alvleesklier een betere conditie hebben. Dat is gunstig, want losse eilandjes functioneren minder goed dan een hele alvleesklier. Daarom zijn er voor transplantatie nu eilandjes van twee of drie donoren nodig. Leuvenink: “We willen proberen om met de pomp de conditie van de alvleesklier en dus de kwaliteit van de eilandjes beter te maken, zodat we met één alvleesklier toekunnen.”

ReactiesReageer