Naar de content

Politici geloven te veel in lichaamstaal

Stem wijzer: non-verbale communicatie

Lobke van Aar voor NEMO Kennislink

Al sinds het Romeinse Rijk is er veel aandacht voor non-verbale communicatie bij politici. Daarin schuilt een gevaar. “De presentatie mag nooit belangrijker zijn dan de boodschap.”

17 oktober 2025

Het debat tussen John F. Kennedy en Richard Nixon was een bepalend moment in de Amerikaanse politiek en wordt door de NOS omschreven als ‘de moeder aller debatten’. Het was het eerste debat dat presidentskandidaten live voor radio én tv voerden. Uit cijfers zou blijken dat Kennedy volgens tv-kijkers won, terwijl radioluisteraars de voorkeur zouden geven aan Nixon. Nixon had wat baardgroei, zag er ziek uit en miste sowieso de jeugdigheid en uitstraling van Kennedy, die wist hoe hij de camera’s moest bespelen. Het debat zou het ultieme bewijs zijn dat er een nieuwe tijd was aangebroken, waarin non-verbale communicatie het zou winnen van het gesproken woord.

Inmiddels wordt sterk betwijfeld of Nixon écht de betere was op de radio: wetenschappelijk onderzoek uit onze eeuw toont aan dat de vermeende radio-overwinning een Republikeinse spin zou zijn en dat er weinig bewijs is dat het medium televisie in het voordeel van Kennedy werkte.

Nixon zelf leek in elk geval wél overtuigd van dit televisie-effect. Hij trainde extreem op de non-verbale communicatie voor zijn tweede debat, stelt wetenschapper Marc Swerts (Tilburg University). Ook bij de volgende verkiezing hield Nixon veel meer rekening met zijn presentatie. “En hij is niet de enige. Ook presidentskandidaat Jimmy Carter zei achteraf over een debat met Ronald Reagan: ‘als het niet op televisie was geweest, had ik gewonnen’. Reagan, een voormalig acteur, wist zich goed te presenteren. Zo zijn politici steeds meer gaan geloven dat het er wél toe doet, en zijn non-verbale trainingen standaard onderdeel van de voorbereiding.”

Zwart-witfoto van Kennedy.

De lichaamstaal en jeugdige uitstraling van Kennedy zou hem hebben geholpen in het debat tegen Nixon. 

Associated Press, publiek domein

Romeinse analyse

De focus op non-verbale technieken stamt (in ieder geval) uit de Romeinse tijd, vertelt Swerts. De retoricus Quintilianus ging in zijn geschriften diep in op de manier waarop een tekst werd gepresenteerd. Als redenaar red je het niet met tekst alleen, was zijn boodschap. Hij analyseerde al in de eerste eeuw het gebruik van hoofd, gezicht, wangen, wenkbrauwen, neus, lippen, hals, schouders, armen en handen.

Het is aannemelijk dat politici tegenwoordig van Chili tot aan China hun gebaren oefenen. Maar of non-verbale communicatie werkelijk doorslaggevend is, blijft controversieel, stelt Swerts. “In de loop der tijd zijn politici steeds meer gaan geloven dat non-verbaal gedrag ertoe doet, terwijl dit niet of nauwelijks wetenschappelijk is aangetoond.”

Hij legt uit dat onderzoek doen erg lastig is. Je kan als wetenschapper moeilijk aan Geert Wilders (PVV) of Frans Timmermans (PvdA) vragen om in de Tweede Kamer, de ‘natuurlijke habitat’ van politici, een betoog te houden met non-verbale expressies en eentje zonder, om te testen of dat effect heeft op hoe hun boodschap overkomt.

Passende gebaren

De politieke overtuiging dat non-verbale communicatie ertoe doet, heeft effect. Soms googelt Marieke Hoetjes op communicatiecoaches die politici en andere publieke sprekers uitleggen welke houding overtuigend overkomt bij het publiek. De wetenschapper (Radboud Universiteit) verbaast zich over zoveel zelfverzekerdheid bij de coaches. “Daar leeft sterk het idee dat handgebaren veel invloed hebben op hoe sympathiek of competent je overkomt. ‘Doe dit gebaar, houd je handen zo’, enzovoort. Maar vanuit de wetenschap weten we daar eigenlijk heel weinig van. Niemand weet precies wat het effect is van bepaalde gebaren op het publiek. Bewegen je handen een beetje? Dan kom je misschien minder stijf over. Maar hoeveel? En hoe precies? Dat is niet onderzocht.”

Iemand die weinig met zijn handen doet, is niet per se een slechte spreker

— Marieke Hoetjes

Zelf is ze expert in handgebaren. Dat handgebaren een effect hebben, noemt Hoetjes ‘logisch’. Een goed verhaal, duidelijk gebracht, gecombineerd met passende gebaren en vriendelijke gezichtsuitdrukkingen, kan de boodschap versterken, stelt ze. “Maar iemand die weinig met zijn handen doet, hoeft niet per se een slechte spreker te zijn. Het belangrijkste is dat de boodschap en de gebaren bij elkaar passen, dat ze synchroon zijn. De beste sprekers zijn ontspannen, overtuigd en gebruiken hun handen vanzelfsprekend, als onderdeel van hun spreken.”

Politieke gebaren

In de politiek wordt vaak gebruik gemaakt van drie soorten gebaren: iconische gebaren, deiktische gebaren en beatgebaren. Iconische gebaren beelden uit wat je zegt (het huis was zo groot), deiktische gebaren zijn wijsgebaren (zoals iemand aanwijzen in het publiek). Beatgebaren worden het meest gebruikt: het zijn handbewegingen die de structuur en het ritme van je spraak ondersteunen. Dat kan zijn door je hand op het ritme van je stem te bewegen. Je kan ook met drie vingers aangeven dat je nu bij het derde punt bent.

Overtuigende onwaarheden

Hoewel er weinig bekend is over de ‘non-verbale impact’ van politici, zijn er wel meer algemene onderzoeksresultaten, die aantonen dat het non-verbale gedrag van een spreker invloed heeft op het publiek. Swerts vertelt dat mensen die glimlachen, bij anderen ook glimlachen oproepen. “Lichaamshouding werkt ook zo. We kunnen vaak goed inschatten of iemand agressief, zelfverzekerd of juist timide is, puur op basis van hoe diegene staat of beweegt.”

Je kan volgens Swerts aan het non-verbale gedrag van sprekers aflezen hoe stellig ze zijn over een uitspraak die ze doen, zelfs als ze iets beweren wat feitelijk niet klopt. Het overtuigend brengen van onwaarheden kan een politieke beïnvloedingsstrategie zijn. “Er is wat onderzoek naar lichaamstaal bij leugens. Denk aan de interviews van de Amerikaanse president Bill Clinton rond zijn overspel en van Nixon rond het watergate-schandaal. Hoewel er geen heel duidelijke patronen zijn, zijn er wel studies die aangeven dat hun non-verbale gedrag verandert als ze liegen: zo krabben ze vaker aan de neus.”

Swerts deed zelf veel onderzoek naar speeches van de voormalige Amerikaanse president Barack Obama. Hij is ‘een goed voorbeeld’ van een politicus waarbij verbale en non-verbale communicatie synchroon lopen. “Bij hem valt op hoe zijn expressies vaak volledig congruent zijn met wat hij zegt. Hij benadrukt inhoudelijke punten met intonatie én met handbewegingen, vaak synchroon met het ritme van zijn zinnen. Zijn linkerhand dirigeert zijn woorden, wat de indruk wekt van controle en beheersing. Het oogt spontaan, maar is waarschijnlijk goed getraind.”

Obama houdt in zijn ene hand een microfoon, en maakt met zijn andere hand een knijpgebaar.

Bij Obama lopen verbale en non-verbale communicatie synchroon. 

Roger H. Goun, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons

Kijk je hem diep in zijn hart, dan vindt Swerts dat er veel te veel tijd en geld naar zulke communicatietrainingen gaat. Dat is zonde, want kiezers zouden ‘meer door non-verbaal gedrag heen zouden moeten kijken’. Swerts: “Bij politici gaat het uiteindelijk om de inhoud. Als het over migratieproblematiek gaat, wil ik feiten, cijfers, argumenten; niet dat iemand het charmant brengt. Alleen is het in de politiek vaak niet een kwestie van gelijk hebben, maar vooral van je gelijk halen. Daarin kan non-verbaal gedrag een rol spelen. Dat maakt het krachtig, maar tegelijk ook problematisch. De presentatie mag nooit belangrijker zijn dan de boodschap.”

ReactiesReageer