Veertien poten, dus een insect kan het niet zijn. Een spinachtige is de pissebed evenmin. Familie van de duizendpoot dan? Nee: te weinig poten. Om de achter-, achter-, achterneef van de pissebed te achterhalen, moet je verder kijken dan je eigen achtertuin. Langs de kust, dáár vind je zijn verwanten.
Naam: rolpissebed Latijnse naam: Armadillidium vulgare Leeftijd: 2 jaar Eet: plantaardig materiaal, soms ook dode dieren Aantal poten: 7 paar Lengte: tot 2 cm Kleur: donkergrijs
Doorgeëvolueerd
Pissebedden behoren tot de substam van de Crustaceae, de schaaldieren. Net als bijvoorbeeld de krab en de kreeft. In tegenstelling tot die grotere – en smakelijkere – stamgenoten, is de pissebed wel tot landdier doorgeëvolueerd. Tenminste, dat geldt voor de meeste pissebedden. Van de 37 soorten die er in Nederland leven, behoort het merendeel tot de landpissebedden. Daarnaast bestaan er ook enkele soorten zoetwaterpissebedden.
Strooisellaag
In achtertuinen komen vooral de ruwe pissebed en de rolpissebed voor. De eerste onderscheidt zich door ruwe bobbeltjes op de rugsegmenten; de tweede doet zijn naam eer aan en kan zich tot erwtgrootte oprollen als er gevaar dreigt.
Beide soorten leven in de bovenste laag van de bodem: de strooisellaag. Ze eten rottend hout en bladeren en zijn belangrijk voor de recycling van verschillende nutriënten. Zo dragen ze bij aan de koolstof- en stikstofkringloop. Wanneer er niet voldoende dood materiaal aanwezig is, eten ze ook wortels van levende planten.
Regenboogvirus
Zie je een blauwachtige of paarsige pissebed? Dan maakt hij het niet lang meer. Eenmaal besmet met het iridovirus (vernoemd naar de Griekse godin Iris), dat verantwoordelijk is voor de verkleuring, sterft een pissebed na enkele weken. Vooral soorten die in tuinen leven zijn gevoelig voor het virus: daar zitten veel pissebedden bij elkaar, wat de verspreiding vergemakkelijkt. Ook sterk fluctuerende vochtigheid van de bodem speelt mogelijk een rol.
Pantserhuid
Pissebedden beschikken over een exoskelet: hun skelet bevindt zich aan de buitenkant van hun lichaam. Het voordeel is dat zo’n pantserhuid een goede bescherming biedt tegen vijanden. Nadeel is dat het niet meegroeit met de rest van het lichaam – en dus moet een pissebed ongeveer eens in de vier weken van huid wisselen. Op zo’n moment is hij bijzonder kwetsbaar en daarom gebeurt de metamorfose in twee fases: eerst vervelt de achterkant en zo’n 12 uur later de voorkant. Hoewel pissebedden planteneters zijn, kunnen ze – bij voedselschaarste – kannibalistische neigingen vertonen en zich tegoed doen aan een vervellende soortgenoot.
Maagdelijke voortplanting
Bij jonge pissebedden wordt het harnas bij elke vernieuwing iets donkerder en steviger. Ook het zevende paar poten ontstaat pas bij de tweede vervelling. Handig is dat het nieuwe pantser zich al in ‘zachte vorm’ onder het oude bevindt.
Vrouwtjespissebedden produceren per jaar vaak twee keer een eierlegsel: in de lente en in de zomer. Per keer is er in hun buidel plaats voor zo’n 200 eitjes. De eitjes zijn geelgekleurd en komen na een paar weken uit. De jonge pissebedden blijven nog een maand in de buidel wonen. Ze eten de uitwerpselen van hun moeder, waarin nog voldoende voedingsstoffen zitten. Opvallend is dat de vrouwtjes van enkele pissenbedsoorten nakomelingen kunnen krijgen via ‘maagdelijke voortplanting’: er hoeft geen mannetje aan te pas te komen. Hun nakomelingen zijn dan ook bijna allemaal vrouwtjes.

Nachtdieren
Pissebedden hebben primitieve ogen (ocelli) waarmee ze het verschil tussen licht en donker kunnen waarnemen. De twee voelsprieten op hun kop dienen als tastzintuig; aan de achterkant hebben ze zogenaamde uropoden: antenne-achtige uitsteeksels waarmee ze ook kunnen voelen en een afweerstof tegen vijanden kunnen afscheiden. Bij in het water levende kreeftachtigen worden de uropoden nog gebruikt als zwempoten.
Overdag houden pissebedden zich schuil op donkere plekken, onder tegels of stukken hout. Pas ’s nachts worden ze actief.

Kieuwen
Ogenschijnlijk hebben ze weinig meer gemeen met krabben en kreeften, maar ademen doen pissebedden nog precies zoals hun in het water levende verwanten: door kieuwen. Daarom leven ze ook altijd in een vochtige omgeving. De kieuwen moeten voortdurend nat gehouden worden. Een pissebed die langer dan twee uur aan droogte is blootgesteld gaat dood.
Laxeerpil
Bedplasproblemen? Probeer eens een pissebed! Waar tegenwoordig een plaswekker wordt gebruikt, kregen bedplassers vroeger gemalen pissebed toegediend. Men dacht dat de stof die pissebedden uit de uropoden afscheiden om zich te beschermen tegen vijanden – spinnen, kevers, duizendpoten, padden – heilzaam zou zijn voor de blaas.
De pissebed was ook een beproefd laxeermiddel: soms droegen mensen een zakje pissebedden aan een koordje om hun nek, of stopten ze een pissebed in een medaillon. Bij plotselinge maagkrampen konden ze dan zo’n ‘pil’ slikken, waardoor de pijn verdween. Klinkt vergezocht, maar geheel onlogisch is het niet: de rugschildsegmentjes van pissebedden bestaan uit kalk – uitstekend om maagzuur te neutraliseren.
Wat dat betreft heeft de rolpissebed een voordeel ten opzichte van andere soorten: door zich op te rollen verliest hij minder vocht. Maar aangezien zijn pantser – net als die van andere pissebedden – niet waterdicht is, droogt hij op den duur toch uit.
Zie ook:
- Alevering 1: de regenworm
- Smullen van paarse pissebedden
- Meer is niet beter in de bodem (Bionieuws)
- Geen kind zonder vader? (LUMC)
- Complexe evolutie (Kennislink)
- Evolutie in actie: ijzervreters op vervuilde grond (Kennislink)
Bronnen
- Baker, N., Allemaal Beestjes (Baarn 2011)
- Saint Pierre, S., Woodlouse (Oxford 2008)