Naar de content

Pissebed: goed voor buik en bodem

Een zwart en bruin insect op de grond.
Een zwart en bruin insect op de grond.
Wikimedia Commons, Franco Folini via CC BY-SA 3.0

Ze hebben hun naam en hun uiterlijk niet mee, maar pissebedden zijn onmisbaar voor onze bodem. Ze recyclen plantaardig materiaal en dragen zo bij aan de koolstofkringloop. Gezond voor de ondergrond dus, en mogelijk zelfs gezond voor ons!

Veertien poten, dus een insect kan het niet zijn. Een spinachtige is de pissebed evenmin. Familie van de duizendpoot dan? Nee: te weinig poten. Om de achter-, achter-, achterneef van de pissebed te achterhalen, moet je verder kijken dan je eigen achtertuin. Langs de kust, dáár vind je zijn verwanten.

Naam: rolpissebed
Latijnse naam: Armadillidium vulgare
Leeftijd: 2 jaar
Eet: plantaardig materiaal, soms ook dode dieren
Aantal poten: 7 paar
Lengte: tot 2 cm
Kleur: donkergrijs

Een zwart en bruin insect op de grond.

De rolpissebed in uitgerolde vorm. Wereldwijd komen er zo’n 900 soorten pissebedden voor

Wikimedia Commons, Franco Folini via CC BY-SA 3.0

Doorgeëvolueerd

Pissebedden behoren tot de substam van de Crustaceae, de schaaldieren. Net als bijvoorbeeld de krab en de kreeft. In tegenstelling tot die grotere – en smakelijkere – stamgenoten, is de pissebed wel tot landdier doorgeëvolueerd. Tenminste, dat geldt voor de meeste pissebedden. Van de 37 soorten die er in Nederland leven, behoort het merendeel tot de landpissebedden. Daarnaast bestaan er ook enkele soorten zoetwaterpissebedden.

Strooisellaag

In achtertuinen komen vooral de ruwe pissebed en de rolpissebed voor. De eerste onderscheidt zich door ruwe bobbeltjes op de rugsegmenten; de tweede doet zijn naam eer aan en kan zich tot erwtgrootte oprollen als er gevaar dreigt.

Beide soorten leven in de bovenste laag van de bodem: de strooisellaag. Ze eten rottend hout en bladeren en zijn belangrijk voor de recycling van verschillende nutriënten. Zo dragen ze bij aan de koolstof- en stikstofkringloop. Wanneer er niet voldoende dood materiaal aanwezig is, eten ze ook wortels van levende planten.

http://www.youtube.com/watch?v=-BlnLrh7WWo

Regenboogvirus

Zie je een blauwachtige of paarsige pissebed? Dan maakt hij het niet lang meer. Eenmaal besmet met het iridovirus (vernoemd naar de Griekse godin Iris), dat verantwoordelijk is voor de verkleuring, sterft een pissebed na enkele weken. Vooral soorten die in tuinen leven zijn gevoelig voor het virus: daar zitten veel pissebedden bij elkaar, wat de verspreiding vergemakkelijkt. Ook sterk fluctuerende vochtigheid van de bodem speelt mogelijk een rol.

Pantserhuid

Pissebedden beschikken over een exoskelet: hun skelet bevindt zich aan de buitenkant van hun lichaam. Het voordeel is dat zo’n pantserhuid een goede bescherming biedt tegen vijanden. Nadeel is dat het niet meegroeit met de rest van het lichaam – en dus moet een pissebed ongeveer eens in de vier weken van huid wisselen. Op zo’n moment is hij bijzonder kwetsbaar en daarom gebeurt de metamorfose in twee fases: eerst vervelt de achterkant en zo’n 12 uur later de voorkant. Hoewel pissebedden planteneters zijn, kunnen ze – bij voedselschaarste – kannibalistische neigingen vertonen en zich tegoed doen aan een vervellende soortgenoot.

http://www.youtube.com/watch?v=0XpCe2hgfdE

Maagdelijke voortplanting

Bij jonge pissebedden wordt het harnas bij elke vernieuwing iets donkerder en steviger. Ook het zevende paar poten ontstaat pas bij de tweede vervelling. Handig is dat het nieuwe pantser zich al in ‘zachte vorm’ onder het oude bevindt.

Vrouwtjespissebedden produceren per jaar vaak twee keer een eierlegsel: in de lente en in de zomer. Per keer is er in hun buidel plaats voor zo’n 200 eitjes. De eitjes zijn geelgekleurd en komen na een paar weken uit. De jonge pissebedden blijven nog een maand in de buidel wonen. Ze eten de uitwerpselen van hun moeder, waarin nog voldoende voedingsstoffen zitten. Opvallend is dat de vrouwtjes van enkele pissenbedsoorten nakomelingen kunnen krijgen via ‘maagdelijke voortplanting’: er hoeft geen mannetje aan te pas te komen. Hun nakomelingen zijn dan ook bijna allemaal vrouwtjes.

Een opgerolde leidekker op de grond.

De rolpissebed in opgerolde vorm. Wereldwijd komen er zo’n 900 soorten pissebedden voor.

Wikimedia Commons, Benjamint444 via CC BY-SA 3.0

Nachtdieren

Pissebedden hebben primitieve ogen (ocelli) waarmee ze het verschil tussen licht en donker kunnen waarnemen. De twee voelsprieten op hun kop dienen als tastzintuig; aan de achterkant hebben ze zogenaamde uropoden: antenne-achtige uitsteeksels waarmee ze ook kunnen voelen en een afweerstof tegen vijanden kunnen afscheiden. Bij in het water levende kreeftachtigen worden de uropoden nog gebruikt als zwempoten.

Overdag houden pissebedden zich schuil op donkere plekken, onder tegels of stukken hout. Pas ‘s nachts worden ze actief.

Een grote bruine pad zittend op de grond.

De gewone pad is een van de vijanden van de pissebed. Andere pissebedeters zijn bijvoorbeeld muizen, hagedissen, spinnen, kevers en duizendpoten

Wikimedia Commons, Luis Miguel Bugallo Sánchez via CC BY-SA 3.0

Kieuwen

Ogenschijnlijk hebben ze weinig meer gemeen met krabben en kreeften, maar ademen doen pissebedden nog precies zoals hun in het water levende verwanten: door kieuwen. Daarom leven ze ook altijd in een vochtige omgeving. De kieuwen moeten voortdurend nat gehouden worden. Een pissebed die langer dan twee uur aan droogte is blootgesteld gaat dood.

Laxeerpil

Bedplasproblemen? Probeer eens een pissebed! Waar tegenwoordig een plaswekker wordt gebruikt, kregen bedplassers vroeger gemalen pissebed toegediend. Men dacht dat de stof die pissebedden uit de uropoden afscheiden om zich te beschermen tegen vijanden – spinnen, kevers, duizendpoten, padden – heilzaam zou zijn voor de blaas.

De pissebed was ook een beproefd laxeermiddel: soms droegen mensen een zakje pissebedden aan een koordje om hun nek, of stopten ze een pissebed in een medaillon. Bij plotselinge maagkrampen konden ze dan zo’n ‘pil’ slikken, waardoor de pijn verdween. Klinkt vergezocht, maar geheel onlogisch is het niet: de rugschildsegmentjes van pissebedden bestaan uit kalk – uitstekend om maagzuur te neutraliseren.

Wat dat betreft heeft de rolpissebed een voordeel ten opzichte van andere soorten: door zich op te rollen verliest hij minder vocht. Maar aangezien zijn pantser – net als die van andere pissebedden – niet waterdicht is, droogt hij op den duur toch uit.

Het raderdiertje

Het raderdiertje kan jaren uitgedroogd in een soort slaaptoestand verkeren, heeft al miljoenen jaren geen seks gehad en weet parasieten op een slimme manier van zich af te schudden. Klein als hij is, is dit bodemdiertje bijzonder succesvol. "Lees verder over het raderdiertje":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/seksloos-bijzonder-succesvol
Wikimedia Commons, CC BY SA 3.0

De duizend- en miljoenpoot

Hun naam zegt niet zoveel over het aantal poten en de lengte van deze kruipers varieert gigantisch. Maar in welke vorm ook, ze zijn erg nuttig voor onze bodem. Ze recyclen dood plantaardig materiaal en houden planten knagende dieren bij planten weg; een goede zaak voor de koolstofkringloop. "Lees meer over de duizend- en miljoenpoot":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/kleine-kruiper-kan-gigantisch-zijn
European Atlas of Soil Biodiversity

De mol

Bijna blind rent hij door zijn smalle gangenstelsel en graaft met een enorme kracht er nog wat tunnels bij. Als hij een worm tegenkomt sprint hij er op af, verlamt hem en legt hem in de voorraadkamer. Dan heeft hij later ook nog wat. "Lees meer over de mol":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/wie-is-de-mol
Wikimedia Commons

De mijnspin

Een mier loopt nietsvermoedend over de aarde, niet wetende dat daaronder zich het gangenstelsel van het huis van de mijnspin bevindt. Razendsnel rent de mijnspin naar boven, bijt de prooi met haar vlijmscherpe tanden en trekt hem haar huis in. "Lees meer over de mijnspin":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/ondergrondse-mijnspin-vangt-mieren-vliegensvlug
Jinze Noordijk

De slijmzwam

Ze hebben uiteenlopende namen van Heksenboter en Bloedweizwam tot Zilveren boomkussen. Ze kunnen zonder hersenen hun weg door een doolhof vinden en zijn zelfs in staat een robot te besturen. De slijmzwam is een intelligentere bodembewoner dan je denkt. "Lees meer over de slijmzwam":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/slimme-slijmzwam-vindt-zijn-weg
European Atlas of Soil Biodiversity

De bodemmijt

Zet op een willekeurige plek in het bos je schep in de grond en je haalt zo honderden mijten omhoog. Deze kleine beestjes hebben een uiteenlopend dieet en verzamelen dat al zuigend, stekend of zagend bij elkaar. En ze zijn ook nog eens reuzesterk. "Lees meer over de bodemmijt":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/bijtende-zuigende-reuzesterke-bodembewoners
European Atlas of Soil Biodiversity

De loopkever

Veertig procent van alle insectensoorten die we kennen zijn kevers. Sommigen wonen in een grot in de bergen, anderen zitten in een boomtop van het tropisch regenwoud. Soms vormen ze zelf een plaag, soms worden ze juist ingezet om plagen te voorkomen. En klein als ze zijn weten ze zich goed te verweren, dat ondervond Darwin zelfs al tijdens een van zijn reizen. "Lees meer over de loopkever":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/cheetahs-en-oogpisters
Wikimedia Commons

De bodemschimmel

Hoewel je bij een schimmel misschien snel aan de groene spikkels op je bedorven appel of brood denkt, zijn er veel meer soorten. De soorten die in de bodem leven bijvoorbeeld. Bodemschimmels kunnen een heel groot deel van de biomassa onder de grond beslaan. Ze komen in alle soorten en maten voor en spelen een hele belangrijke rol in de ecosystemen van de bodem. "Lees meer over bodemschimmels":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/nuttige-alleskunner-verovert-de-bodem
Jan Dijksterhuis, CBS

De mier

Geen soort zo sterk, geen soort die zo goed samenwerkt. Geen soort met zoveel opmerkelijke eigenschappen. Je vindt ze overal, behalve op de polen. Waar je ook ter wereld even goed om je heen kijkt in het zand zie je ze alweer lopen. Mieren. Soms met tientallen, soms met miljoenen tegelijk. Alhoewel ze soms heel irritant kunnen zijn, zijn ze bovenal bijzonder indrukwekkend. "Lees meer over de mier":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/stilletjes-sterven-als-niemand-kijkt
Wikimedia Commons

Het beerdiertje

Als een klein bolletje wordt hij meegenomen door de lucht. Zwervend van plek naar plek. Plots komt hij in een plasje water terecht en binnen een paar minuten ontvouwen zich vier paar pootjes onder het dikke bolletje vandaan. Aan ieder pootje zit een klein klauwtje. Oogjes heeft het niet. Met zijn kleine, koddige, bolle lijfje en acht pootjes begint het beerdiertje heel langzaam rond te kruipen. Hij is net wakker geworden na enkele jaren slaap. "Lees meer over het beerdiertje":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/beresterk-bodemdiertje-overleeft-overal
European Atlas of Soil Biodiversity / Eye of Sciences

De springstaart

In één sprong overbruggen ze met gemak een afstand van zo’n acht centimeter. Geen kunst? Wel wanneer je bedenkt dat springstaarten zelf een lengte van enkele millimeters hebben. Ruim een factor tien verschil, dus. Alleen: wat doen zulke goede springers ondergronds? "Lees meer over de springstaart":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/kangoeroes-van-de-ondergrond
Steve Hopkin

De pissebed

Ze hebben hun naam en hun uiterlijk niet mee, maar pissebedden zijn onmisbaar voor onze bodem. Ze recyclen plantaardig materiaal en dragen zo bij aan de koolstofkringloop. Gezond voor de ondergrond dus, en mogelijk zelfs gezond voor ons! "Lees meer over de pissebed":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/pissebed-goed-voor-buik-en-bodem
Afbeelding: © Franco Folini/Creative Commons

De regenworm

Platgetrapt op het trottoir zien we ze weleens, of hulpeloos bungelend in een merelsnavel. Misschien tijdens een middagje spitten in de tuin. Maar we worden vooral indirect met regenwormen geconfronteerd, door het nuttige bodemwerk dat ze verrichten. Door te graven, te ploegen en te composteren zorgen ze voor een vruchtbare ondergrond. "Lees meer over de regenworm":https://www.nemokennislink.nl/publicaties/regenwormen-onmisbare-tunnelbouwers
Wikimedia Commons
Bronnen
  • Baker, N., Allemaal Beestjes (Baarn 2011)
  • Saint Pierre, S., Woodlouse (Oxford 2008)