Stanley Miller deed in 1953 een experiment waaruit bleek hoe belangrijke moleculen op de vroege aarde gevormd konden worden. Hij liet dozen achter vol met nooit geanalyseerde monsters. Amerikaanse wetenschappers namen ze alsnog onder de loep. Ze vonden een nieuwe manier waarop de bouwstenen van het leven ontstaan kunnen zijn.
Het experiment van Stanley Miller uit 1953, dat aantoonde dat aminozuren konden ontstaan onder omstandigheden zoals ze waren op de jonge aarde, is beroemd: het startte de zoektocht naar het ontstaan van het leven. Onder wetenschappers heerst echter al jaren de consensus dat Miller’s experiment inhoudelijk niet helemaal klopte (zie kader). Hij slaagde er niet in de situatie zoals die 4 miljard jaar geleden was op aarde na te bootsen. Toch hebben zijn experimenten uit de jaren ‘50 nu een nieuwe impuls gegeven aan het onderzoek naar het ontstaan van leven.
Wetenschappers van het Georgia Institute of Technology en de Universiteit van Californië in San Diego analyseerden oude monsters van Miller uit 1958. Chemicus Jeffrey Bada, die nog heeft samengewerkt met Miller, leidde het onderzoek. Het bleek dat Miller tijdens een experiment uit 1958 de organische stof cyaanamide toevoegde aan zijn reactieflesjes. Het team ontdekte zestig jaar later dat in deze reactieflesjes peptiden, moleculen bestaande uit een klein aantal aminozuren, waren ontstaan. Ze rapporteerden hun opwindende vondst vorige week in het chemisch tijdschrift Angewandte Chemie.
Uit de oude doos
Dozen vol met glazen flesjes met onderin een bruine smurrie. Op de etiketten staat een datum en een beschrijving, door Stanley Miller er zelf opgeplakt in 1958. Nadat Miller in 1999 overleed aan een hersenbloeding, kwam Bada in bezit van de dozen vol met experimentele monsters uit Miller’s lab. Op één van de dozen stond ‘monster elektrische ontlading’. In die doos ontdekte Bada reactieflesjes van de originele experimenten in 1953 en van de jaren daarna. Daartussen zaten flesjes waar Miller tijdens zijn experimenten cyaanamide aan toevoegde, zo was ook terug te lezen in zijn nauwkeurig bijgehouden aantekeningen.
Met geavanceerde technieken analyseerden het team, in samenwerking met onderzoekers van NASA, de inhoud van de flesjes. Ze deden een opwindende vondst: het reactiemengsel bevatte peptiden. Ook toen ze het experiment met moderne technieken overdeden ontstonden er peptiden.
Ze speculeren dat meer dan 4 miljard jaar geleden aminozuren met behulp van cyaanamide aan elkaar hechten waarbij peptides ontstonden. In theorie kunnen die peptides vervolgens weer eiwitten en enzymen vormen die nodig zijn voor de biochemie van het leven zoals wij het kennen.
Verklaring
Waarom Miller in 1958 cyaanamide toevoegde aan de reactie is onbekend. Destijds dachten wetenschappers dat een reactie met cyaanamide alleen zou werken in een zure omgeving, en zulke omgevingen kwamen op de vroege aarde niet voor. Verondersteld wordt dat de oersoep een te hoge pH had voor cyaanamide.
Het nieuwe onderzoek laat echter zien dat er tijdens de vorming van aminozuren tussenproducten ontstaan. Die tussenproducten werken prima in een niet-zure omgeving en helpen de aminozuren aan elkaar te koppelen tot peptiden. Ook al zijn de experimenten van Miller achterhaald, deze nieuwe experimenten laten wel zien hoe cyaanamide mogelijk betrokken was bij de stap van aminozuren naar peptiden.