Naar de content

Oorlog herdenken en herinneren

Nationale Dodenherdenking op 4 mei

Jack de Nijs / Anefo, vrijgegeven in het publieke domein via Wikimedia Commons

Sinds 1945 herdenken we jaarlijks de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Al meer dan zeventig jaar is het op 4 mei om acht uur twee minuten stil maar de gedachte achter de stilte veranderde met de tijd. We herdenken niet langer alleen gesneuvelde verzetshelden maar houden de herinnering aan een humanitaire ramp levend voor volgende generaties.

De eerste Dodenherdenking vond plaats op 9 mei 1945, op de Dam in Amsterdam. De Tweede Wereldoorlog was net enkele dagen afgelopen en het gemeentebestuur besloot om een herdenking te organiseren. De gemeente wilde de gevallen verzetslieden, die in opstand waren gekomen tegen de bezetter, hierbij herdenken. Joodse slachtoffers kwamen bij deze plechtigheid niet aan bod.

Genegeerde slachtoffers

Van de omvang van de vernietiging van de Joodse gemeenschap uit met name Amsterdam had men op dat moment ook nog geen weet. Druppelsgewijs zouden Joodse overlevenden van kampen en onderduikring in de volgende maanden terugkeren naar hun stad, maar erg hartelijk werden ze vaak niet ontvangen. Ze moesten vechten voor hun bezittingen en huizen en kregen zelfs naheffingen van de gemeente voor onbetaalde rekeningen. Dat terwijl anderen, vaak NSB-ers, tijdens de oorlog in hun huizen hadden gewoond. De opvang die werd georganiseerd voor voormalige kampgevangenen, was alleen bedoeld voor verzetshelden en niet voor Joden.

Een groep mensen staan achter prikkeldraad in het concentratiekamp in Auschwitz.

Overlevenden in Auschwitz, nadat het Rode Leger in januari 1945 het concentratiekamp had bevrijd.

wikimedia commons

Over de mate waarin we in Nederland tijdens de oorlog kennis hadden van de vernietigingskampen, wordt nu nog druk gediscussieerd. Wat de mensen hoorden, geloofden ze vaak niet vanwege de ongekende gruwelijkheid en het feit dat nieuws in oorlogstijd niet altijd te vertrouwen was. Maar na de bevrijding verspreidden de geallieerden in Europa gruwelijke foto’s en berichten van uitgehongerde gevangenen, ontelbare doden en van de gaskamers. Iedereen die tijdens de oorlog de verhalen had afgedaan als geruchten of propaganda, kon er nu niet meer onderuit: de nazi’s hadden willens en wetens een volk willen uitroeien.

Het sentiment in Nederland was op dat moment echter ‘vergeten en doorgaan’. De wederopbouw stond in het teken van vooruit kijken en het land weer opbouwen, in plaats van terugkijken. Wat het Joodse volk was aangedaan was verschrikkelijk maar gedane zaken namen geen keer. Daarnaast lagen er al weer nieuwe vijanden op de loer. De oude Russische bondgenoot zou wel eens door kunnen stoten naar het westen met zijn communistische gedachtegoed en ‘oproerkraaiers’ in Nederlands-Indië wilden onafhankelijkheid van Nederland.

Verzet organiseert Dodenherdenking

De eerste jaren na de oorlog waren we in Nederland met van alles bezig, behalve met de Joodse slachtoffers. Na het initiatief van de Amsterdamse gemeente voor de eerste herdenking, organiseerde een club van voormalige verzetslieden vanaf 1946 de Nationale Dodenherdenking. Deze Commissie Nationale Herdenking streefde een militaire plechtigheid na, om gestorven verzetshelden en gevallen soldaten te herdenken. Het herdenken van vergaste Joden of in Nederland omgekomen burgers door honger en (geallieerde) bombardementen was nog altijd niet aan de orde.

Niet alleen tijdens de Dodenherdenking werd het lot van Joodse slachtoffers vergeten. Het zou tot 1962 duren voordat ze een eigen herdenkingsmonument kregen, bij de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. In deze schouwburg had een groot deel van de Nederlandse Joden zich moeten verzamelen voordat ze op transport werden gezet naar kampen zoals Westerbork. De tekst bij het monument was als volgt: “Herdenkingsplaats van de in 1940-1945 gevallen Joodsche landgenoten.” Deze tekst kreeg echter veel kritiek omdat het zo net leek of de Joden op het slagveld waren omgekomen.

Deze kritiek was een van de eerste tekenen van een andere manier van kijken naar de eigen oorlogsgeschiedenis en slachtoffers. De omvangrijke Nederlandse televisiedocumentaire De Bezetting van historicus Lou de Jong speelde hierin ook een belangrijke rol. Vijf jaar lang, tussen 1960 en 1965, hield de serie de kijkers aan de buis gekluisterd. De meeste mensen die de oorlog hadden meegemaakt, waaronder ook de getraumatiseerde Joodse gemeenschap, hadden jarenlang weinig behoefte gehad aan terugkijken. Maar nu werden oorlogsherinneringen niet langer onder het tapijt geveegd en het lot van de Joden niet langer verzwegen.

Het werd tijd om de ruim 100.000 Joodse slachtoffers, ongeveer 40 procent van het totale aantal Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, te gaan herdenken. Vanaf 1961 werden officieel alle oorlogsslachtoffers of omgekomenen sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog herdacht. In de jaren die volgden kreeg de Dodenherdenking ook steeds minder een militair karakter en kwam de focus meer te liggen op de slachtoffers.

Herinneren wordt holocausttoerisme

Deze ontwikkeling loopt parallel met de belangstelling voor vernietigingskampen zoals Auschwitz en het Nederlandse doorvoer- en gevangenenkamp Westerbork. Westerbork bestond al voordat de oorlog uitbrak om (Joodse) vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. Na de oorlog zou het kamp gebruikt worden om collaborateurs en andere ‘foute’ Nederlanders op te sluiten, in afwachting van hun proces. Hoewel ooggetuigen al gelijk na ontruiming opperden om van Westerbork een herdenkingsplek te maken, duurde het nog tot 1970 voordat hier een nationaal monument zou komen. Was er eerder geen behoefte aan, de generatie die de oorlog niet (bewust) had meegemaakt had die behoefte wel. En meer.

In de jaren die volgden ontstond het idee om niet alleen een plek van herdenking te creëren maar ook een plek van herinnering om het verhaal uit de oorlog te vertellen. In 1983 opende het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zijn deuren. Ook de overheid vond dat ze in moest grijpen om de herinnering aan oorlog en de gevolgen daarvan niet te laten vergeten. Ze riep in 1987 het Nationaal Comité 4 & 5 mei in het leven om de Nationale Dodenherdenking en Bevrijdingsdag te organiseren. De herdenking was daarmee niet langer een particulier initiatief.

Er was weinig origineel meer aan kampen als Westerbork, maar door ze te reconstrueren konden bezoekers ervaren hoe erbarmelijk de omstandigheden er in de oorlog waren. In de loop der jaren veranderde Westerbork in de nationale beleving van een Nederlands kamp naar een onderdeel van het naziregime. Na de val van de muur in 1989 lag het Oostblok open en daarmee waren Poolse concentratiekampen zoals Auschwitz te bereiken. Door hier herdenkingsplekken en musea van te maken ontstond er een nieuw soort toerisme: holocausttoerisme. Niet langer bezochten alleen overlevenden of nabestaanden deze gruwelijke plekken.

De volgende grote verandering in het herdenken van de Tweede Wereldoorlog werd veroorzaakt door een andere oorlog. Of eigenlijk door een genocide: die in Srebrenica. Wat niemand voor mogelijk had gehouden, gebeurde in 1995: ondanks de gruwelijke les uit de Tweede Wereldoorlog vond er toch opieuw een massale moord op een volk plaats. ‘Nooit meer Auschwitz’ veranderde in ‘Nooit meer rassenhaat’. Kinderen krijgen op school al jong les over de Tweede Wereldoorlog en het lot van de Joden om te leren begrijpen waar rassenhaat toe kan leiden.

Vandaag de dag is deze nadruk op educatie en bewustwording ook terug te zien tijdens de Nationale Dodenherdenking. Kinderen hebben zelfs een rol gekregen tijdens de plechtigheid, onder andere met het voorlezen van een zelfgeschreven gedicht.

Met het verstrijken van de tijd is de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog alleen maar groter geworden en de plekken van herdenking belangrijker. Want wij, de latere generaties, hebben geen eigen herinneringen aan deze verschrikkingen.

Bronnen en verder lezen
  • Frank van Vree e.a. De dynamiek van de herinnering Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam, 2009)
  • R. van der Laarse, Nooit meer Auschwitz? Erfgoed van de oorlog na Europa’s eeuw van de kampen (Amsterdam, 2012)
  • Website Nationaal Comité 4 en 5 mei
ReactiesReageer