Naar de content

Ook foute propaganda kan kunst zijn

Tentoonstelling Goed Fout over grafische vormgeving rond de Tweede Wereldoorlog

Een getekende poster met de tekst: wie van deze twee is de ware Nederlander? Er is een soldaat en een persoon in een mantel te zien.
Een getekende poster met de tekst: wie van deze twee is de ware Nederlander? Er is een soldaat en een persoon in een mantel te zien.
Lou Manche

Deze maand is het zeventig jaar geleden dat de geallieerden Nederland bevrijdden. Het censureren van nieuws en propaganda vertekenden in de vijf bezettingsjaren de waarheid. Wat er allemaal precies was gebeurd, wist dus eigenlijk niemand. Hoe doortastend de bezetter was in het verkondigen van hun boodschap, maken de affiches in de tentoonstelling Goed Fout duidelijk.

Wie in de meivakantie een interessante tentoonstelling wil bezoeken, moet een kijkje nemen bij de Bijzondere Collecties in Amsterdam. Zij tonen de grafische vormgeving van zowel de Duitse bezetter en de NSB, als van het verzet. Vooral de posters van de bezetter, met een oproep om toe te treden tot de SS of van de ellende die geallieerde bommenwerpers veroorzaakten, zijn treffend in hun eenvoud en helderheid.

Propaganda was destijds niet voor niets een paradepaardje in Duitsland. Adolf Hitler omschreef in zijn boek Mein Kampf al hoe belangrijk de beïnvloeding van het volk door middel van propaganda was. De richtlijnen waren dan ook duidelijk opgesteld door Joseph Goebbels, de minister van propaganda onder Hitler. Heldere kleuren en weinig tekst waren belangrijk. Zodat in een oogopslag duidelijk was waar de poster over ging.

Veel beeld, weinig informatie

Dit soort achtergrondinformatie kom je niet in overvloed tegen tijdens een bezoek aan de kleine tentoonstelling. De informatiebordjes naast de getoonde affiches zijn minimaal. Voor wie alleen uit is op een snel bezoek en een blik wil werpen op de indrukwekkende vormgeving van goede en foute propaganda, is deze tentoonstelling prima. Voor wie meer wil, is er een bijbehorend boek verschenen, waarover zo meer.

Bij binnenkomst kun je een kort filmpje bekijken van de filmdienst van de NSB over hoe affiches werden gemaakt. De tentoonstelling begint daarna met een korte introductie grafische vormgeving voor 1940 en gaat al snel over naar de oorlogstijd. De zalen zijn verdeeld in goed en fout drukwerk, wat extra wordt aangeduid door de donkere of lichte kleur van de muur. Posters van de NSB of de bezetter hangen aan de ene kant en het drukwerk van het verzet aan de andere kant.

Grote verschillen zijn niet alleen te vinden in de boodschap, maar ook in de vormgeving. Bombastisch, strak en kleurrijk tegenover verfijnder en soberder verzetsdrukwerk. Dit had niet alleen te maken met het laten prevaleren van de boodschap boven de vorm, maar ook doordat het in de oorlog steeds moeilijker werd om aan materiaal te komen. Het lood voor de drukletters was schaars omdat de Duitsers het gebruikten voor de oorlogsindustrie. Ook ging het papier op de bon. Ondergrondse krantjes zijn daarom meestal gedrukt op heel dun papier of op papier gemaakt van houtpulp.

Postzegels voor na de bevrijding

Naast affiches komt ook ander drukwerk langs. Zo zie je in een fotoreportage hoe de ondergrondse Persoonsbewijzen Centrale valse papieren maakte. De negatieven van deze foto’s zijn tijdens de oorlog begraven om ze uit de handen van de bezetter te houden en daardoor bleven ze bewaard. Verder liet de Nederlandse regering in Londen in 1944 al postzegels ontwerpen voor na de bevrijding.

In de tentoonstelling is ook drukwerk te zien van kort na de oorlog. Affiches werden niet meer gebruikt door of geassocieerd met Duitse propaganda maar ingezet voor de nationale boodschap. Bijvoorbeeld in politiek debat, als aankondiging voor vrijheidsfeesten of om aan te sporen tot het doneren aan een goed doel. Verzetskranten en -uitgeverijen die tijdens de oorlog ondergronds werkten, gingen nu legaal verder, zoals Het Parool, Trouw en de Bezige Bij.

Populair werd ook het fotoboek. De boeken lieten de oorlog zien zoals de doorsnee Nederlander hem had beleefd en toonde de gebombardeerde gebouwen in zijn stad en de materiële leegroof door de Duitsers. Fotoboeken waren bedoeld om de verschrikkingen van de oorlog te verwerken en om uit foto’s van de wederopbouw hoop te putten.

h2. Experimenteel onderdeel

Erfgoedlab is het laatste onderdeel van de tentoonstelling, samengesteld door negen studenten van de Universiteit van Amsterdam. Om te tonen hoe de oorlog de kunstwereld op scherp zette, lichten ze vijf kunstenaars uit die meewerkten met de nazi’s tijdens de oorlog of voor het verzet werkten. Zo nam de bekende Karel Appel opdrachten aan van de bezetter. Toen hij in 1946 mee mocht doen aan een expositie Jonge schilders in het Stedelijk Museum, kreeg directeur Willem Sandberg, zelf een oud-verzetsman, boze brieven dat dit toch echt niet kon. Appel verdedigde zich jaren later door te zeggen dat hij toch moest eten en niet zoals veel kunstenaars uit een rijke familie kwam. Erfgoedlab laat een vroeg werk van Appel uit de oorlog zien, een boze brief en de reactie van Appel hierop. Ook de beroemde foto’s van de uitgemergelde kinderen tijdens de hongerwinter, gemaakt door Emmy Andriesse, komen langs.

Een interessante tentoonstelling, die de artistieke waarde laat zien van zowel goede als foute kunst en drukwerk. Maar iedereen die meer wil weten over de achtergrond van de propaganda, moet het bijbehorende boek kopen: Goed Fout. Grafische vormgeving in Nederland 1940 – 1945 (Vantilt, 2015). Hierin vind je antwoorden op de vragen die tijdens een bezoek aan de tentoonstelling opborrelen. Hoeveel posters publiceerde de bezetter eigenlijk? En veranderde de toon van de propaganda door de jaren heen? Wie bedacht de inhoud voor de posters in Nederland? En welke vormgevers voerden die opdracht uit?

Het boek over propaganda

De bezetting van Nederland in 1940 kwam als een schok. De snelle militaire successen van de Duitsers waren zo imponerend dat veel Nederlanders bang waren dat ze altijd een onderdeel zouden zijn van het nieuwe en sterke Duitse Rijk. In die eerste maanden besloot Arthur Seyss-Inquart, de Duitse rijkscommissaris in Nederland, het volk niet teveel te beïnvloeden door propaganda. Hij wilde hen zelf het positieve van het nationaalsocialisme laten inzien. Propaganda in Nederland was de taak van het commissariaat Hauptabteilung für Volksaufklärung und Propaganda, dat onder toezicht stond van Seyss-Inquart, en werd niet direct aangestuurd door Goebbels. Eind 1940 richtte de bezetter het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK) op en werd de NSB officieel ingeschakeld bij de propagandavoering. De DVK had de ‘gewone’ Nederlanders als doelgroep en de NSB aanhangers van het Nationaalsocialisme.

Vanaf 1941 kwam de Duitse propaganda echt goed op gang. De bezetter richtte zich op het in negatief daglicht zetten van het koningshuis, de Engelse vijand en de democratie die gezorgd had voor crisis en armoede in de jaren dertig. Het Nationaalsocialisme werd bejubeld en was de oplossing voor de problemen. Foute uitgeverijen schoten als paddenstoelen uit de grond en het rijkscommissariaat liet massaal de gratis karikaturale brochure De joden in Nederland verspreidden om het antisemitisme te promoten.

Een poster met veel tekst. Het woord alleluia is meerdere keren uitvergroot.

Hendrik Nicolaas Werkman, Aleluia. Paaschgroet (Groningen), gedrukt bij de Blauwe Schuit (1941, oplage 60 stuks, clandestien drukwerk).

Bijzondere Collecties UvA

Overige uitgeverijen kwamen stil te liggen omdat voor al het drukwerk toestemming gevraagd moest worden. De omslachtige procedure kon wel een jaar duren, wat het begin betekende van clandestien drukwerk. De vitrine met ondergrondse uitgaven toont zowel clandestiene werken als illegaal drukwerk. Het verschil is dat de eersten zonder toestemming, dat wil zeggen censuur, van de Duitsers is uitgegeven terwijl het tweede soort drukwerk opriep tot verzet en ook door verzetsmensen is gemaakt.

Wie o wie?

Aan de foute kant was Lou Manche (1908-1982) de bekendste kunstenaar. Hij werkte als illustrator, schilder, beeldhouwer en ontwerper. Na lid te zijn geworden van de NSB in 1940, groeide hij uit tot de belangrijkste vormgever. Van de meeste affiches of drukwerk is echter onduidelijk wie de makers zijn omdat de ontwerpers en drukkers wel geld wilden verdienen maar er vaak niet openlijk voor uit kwamen dat ze voor de Duitsers werkten. Daarnaast was het budget van de DVK nogal laag, waardoor maar een klein aantal kunstenaars, vooral bevlogen sympathisanten, het werk aannamen.

Vanwege de hoge kosten liet de DVK maar een keer per twee maanden een affiche drukken en ophangen. Burgemeesters mochten in eerste instantie zelf beslissen of ze de posters ophingen. Na onderzoek bleek dat dit in veel gemeentes niet gebeurde en vanaf de zomer van 1941 was het verplicht. Maar ook toen gebeurde het op veel plekken nog steeds niet. Vooral in de noordelijke en oostelijke provincies waar de Duitsers minder prominent aanwezig waren dan in de Randstad.

Was de Duitse propaganda in de eerste jaren positief en offensief, naarmate de militaire verliezen toenamen veranderde ook de toon van de propaganda. Angst voor en terreur door de geallieerden en communisten waren nu de belangrijkste ingrediënten. Na Dolle Dinsdag, op 5 september 1944, was het wel zo’n beetje klaar met de propaganda. De geruchtenmachine draaide op volle toeren en iedereen dacht dat de geallieerde troepen voor de grens lagen. De bevrijding zou langer duren dan gehoopt en de enige boodschap die de Duitsers in de tussentijd nog hadden voor de Nederlanders was een poging tot het ondermijnen van het moraal. Aanplakzuilen gebruikten zij voornamelijk nog voor het bekendmaken van dreigementen en doodvonnissen.

h2. Meer informatie

Kijk voor meer informatie over de tentoonstelling in de “Kennsislink agenda”: https://www.nemokennislink.nl/activiteiten/goed-fout—1en of op de website van de Bijzondere Collecties van de UvA. Hier kun je ook meer lezen over het boek.

ReactiesReageer