Als je met aandacht luistert naar de geluiden die dieren produceren, kun je niet anders concluderen dan dat ze ook over complexe communicatie beschikken. Daarmee ga je vanzelf ook anders denken over hoe wij met dieren omgaan. Dat laat Angela Stöger zien in haar boek ‘Over zingende muizen en piepende olifanten’.
De taal van mensen is uniek – dat is een van de eerste lessen die je leert als student Taalwetenschap. Wij zijn de enige soort die kan praten over zaken die niet in het hier en nu zijn, die steeds weer nieuwe woorden kan bedenken én die zinnen kan inbedden in andere zinnen (‘Ik denk dat jij hoopt dat hij vindt dat …’). Dat is natuurlijk allemaal erg knap, maar het betekent niet dat de communicatie bij dieren gelijk is aan wat instinctief gegrom, gesis en gefluit. In haar boek ‘Over zingende muizen en piepende olifanten – Hoe dieren communiceren en wat wij kunnen leren als we echt naar ze luisteren’, dat onlangs verscheen in Nederlandse vertaling, laat de Oostenrijkse onderzoekster Angela Stöger zien dat dieren meer bewustzijn en gevoel kennen dan de mens hen toeschrijft.
Stöger is als cognitief bioloog gespecialiseerd in de bioakoestiek en geluidscommunicatie. Een vrij jong vakgebied, mede omdat de benodigde techniek (gevoelige microfoons, camera’s, opslagmedia, analysesoftware) eerder niet voorhanden was. De Oostenrijkse laat in haar boek op aansprekende wijze zien hoe bioakoestisch onderzoek in zijn werk gaat en wat zoal is gevonden.
Het hele dierenrijk
Veel van de voorbeelden die Stöger geeft komen van olifanten, waar ze zelf veel onderzoek naar heeft gedaan. Die kunnen trompetteren, al begrijpen we nog steeds niet precies hoe ze dat doen met hun lange stembanden, die eigenlijk alleen lage klanken kunnen voortbrengen. Daarnaast kunnen ze ook ‘rumblen’ – zo laag dat het voor ons eerder voelbaar dan hoorbaar is. En sommige Afrikaanse olifanten blijken ook te kunnen piepen, door één neusgat dicht te knijpen en met het andere lucht op te zuigen.
Maar niet alleen de olifant, zo’n beetje het hele dierenrijk passeert in het boek de revue. Van giraffen, waarvan Stöger met collega’s liet zien dat ze wel degelijk geluid maken: langgerekte, lage tonen tijdens de nachtelijke uren. Tot de drongo, een vogeltje dat alarmroepen van bijvoorbeeld stokstaartjes imiteert, zodat hij hun prooi in kan pikken. Van koala’s, die op indrukwekkende wijze kunnen brullen als ze een vrouwtje zoeken. Tot bultruggen, die met hun langgerekte klanken onder water een harmonieuze melodie vormen. En tot de cheetah, die tijdens het jagen met zijn soortgenoten communiceert met een verrassend hoog tsjilpje, wellicht om de prooi niet weg te jagen.
De meeste beschreven geluiden worden ondersteund met een QR-code, zodat je de klanken ook zelf kunt beluisteren.
Dierentuinen, reservaten en in het wild
Sterk aan het boek is dat Stöger niet alleen de communicatieve signalen van de dieren beschrijft, maar ook laat zien hoe ze haar onderzoek uitvoert. Ze doet anatomisch onderzoek om vast te stellen hoe de ‘spraakorganen’ van dieren werken. Ze bestudeert hun uitwerpselen om op basis van de hormoonspiegel iets te kunnen zeggen over de functie van de dierengeluiden (partner lokken, stress kenbaar maken, etc.). En ze analyseert de voortgebrachte geluidssignalen.
Daarnaast brengt ze veel tijd door in dierentuinen, reservaten en ‘in het wild’ om dieren te observeren en op te nemen. Met een speciale camera met lange poten waaraan verschillende gevoelige microfoons hangen, kan ze nauwkeurig vaststellen welk dier in een kudde ‘aan het woord’ was. En – in het geval van de olifant – of het geluid uit zijn bek of uit zijn slurf komt.
Dierentuinen noemt Stöger ‘een soort lab voor diergedragskundigen’, wat wel enigszins dubieus is voor een echte dierenliefhebber. De dieren zijn daar natuurlijk makkelijker te observeren dan in het wild, maar ze zijn ook onttrokken uit hun natuurlijke habitat. De onderzoeker verdedigt deze praktijk door te stellen dat er een ‘zeer vruchtbare wisselwerking’ is tussen de wetenschap en dierentuinen: de nieuwe inzichten leiden tot een beter begrip en diervriendelijker manier van dieren houden. Daarnaast bieden de gedragsexperimenten de dieren afleiding op hun doorgaans wat saaie dagen.
Menselijk gedrag rechtvaardigen
Met haar boek hoopt Stöger mensen ervan te doordringen dat dieren communiceren, zowel met elkaar als met ons. En daarmee ook dat ze beschikken over een bewustzijn en over gevoel. ‘Als we zouden accepteren dat dieren op eenzelfde manier voelen als wijzelf, hoe zouden wij onze houding tegenover dieren dan nog kunnen rechtvaardigen?’, vraagt ze zich af. Uit de vele anekdotes van communicerende dieren volgen feiten waar we volgens haar niet meer omheen kunnen. Plezierjacht, intensieve veehouderij, langdurig diervervoer, scheiden van moeder en kalf zijn dan menselijke gedragingen die niet meer te verdedigen zijn.
Stögers verhaal is over het algemeen overtuigend. Soms slaat ze een beetje door in zoetsappigheid, met name als het gaat over haar eigen hondjes. Maar na het lezen van haar boek kun je eigenlijk niet anders dan concluderen dat dieren bewustzijn hebben en communiceren – en dat we daar best wat beter naar mogen luisteren.